De droom van een dwaze monnik
15. Schadeloosstelling

De volgende dag zou hij naar Tioe Lin gaan, als hij in de buurt kon overnachten.
Gelukkig was het kleine theehuis van vroeger er nog. Een overnachting zonder gebruik te maken van de vrouwen voor verpozing werd toegestaan, als hij een kleine meerprijs wilde betalen voor het gederfde verpozingsgeld.
Hij sliep tegen verwachting goed.

Maar hij werd door verdriet overvallen toen hij het bekende huis van de ouders van Mei Ling in het oog kreeg. Van zijn vrouw, die hij maar zo kort had meegemaakt, was alleen nog de kleine Mei Ling over.
Na lange tijd in de schaduw van bomen naar het huis gekeken te hebben, vatte hij moed en klopte aan.
Hij werd opengedaan door een bediende, die hem bij de moeder zou aandienen.
Niet lang daarna stond ze voor hem – te vlug eigenlijk, naar zijn gevoel. Zou ze hem verwacht hebben? Het leek er wel op.
Nadat ze gebogen hadden, vroeg de vrouw of hij de kleine Mei Ling kwam halen, een kind dat hun al veel zorg en voedsel had gekost. Weliswaar had Tioe Lin er het hare aan gedaan om de moeder te vervangen zolang ze nog niet kon trouwen, maar het kind en Tioe Lin werden hier toch maar onderhouden. En al was er gelukkig een bruidsschat voor Tioe Lin in het vooruitzicht gesteld, het bleef vooreerst een grote last.
– Wilde de voorname heer Li haar daarvoor schadeloos stellen? Het kind van Mei Ling was tenslotte zijn dochter.
De vrouw keek hem ernstig en verwachtingsvol aan.
Li boog het hoofd en zei dat hij alleen naar zijn dochter kwam kijken en met Tioe Lin zou overleggen hoe het verder moest. Daarna zou hij een besluit nemen. Het was tenslotte een gecompliceerde zaak waar hij, net terug van Amerika, niet direct over kon beslissen. Maar hij zou haar in ieder geval schadeloos stellen, daar kon ze gerust op zijn.
De moeder boog verheugd en prees zich gelukkig dat hij niet direct tegenwerpingen had gemaakt. Ze bedacht ook dat Li de tussenpersoon van de invloedrijke Amerikaanse stoffenhandelaar was, en zo iemand was gewoon direct scherp af te dingen. Maar ze moest voorzichtig blijven. Het beste was in te stemmen met zijn voorstel en hem met Tioe Lin te laten praten, die had ze tenslotte in haar macht en het kind zelf was ook nog een troef.
Ze zei, onderdanig naar de grond kijkend, dat ze begreep dat de heer Li niet direct kon beslissen. Hij behoefde zich ook niet te haasten, nu hij een vergoeding had toegezegd. Een bediende zou hem naar Tioe Lin brengen.
Li boog alleen maar, zonder haar aan te kijken. Ze zou wel begrijpen wat dat betekende.
Niet lang daarna stond hij tegenover Tioe Lin.

Na de formele begroeting bracht Tioe Lin hem bij het kind.
Pas nadat de bediende zich verwijderd had en ze beiden over het nog slapende kind gebogen stonden, legde Li voorzichtig een hand op de schouder van Tioe Lin, die ontroerd naar hem opkeek.
– Ze lijkt het meest op mijn zuster en een beetje op U. Ik hoop dat ik voor haar mag blijven zorgen tot ik getrouwd ben, dat is nog minstens een jaar.
Li vertelde haar wat hij met de moeder had afgesproken. En dat hij van plan was haar vrij te kopen en haar als zijn toekomstige echtgenoot de leiding te geven van het bedrijfje van haar overleden zuster, als dat er nog was.
– Ja, het bedrijfje bestaat nog, maar ik weet heel weinig van weven af. Beoordelen kan ik het wel.
– En voor mijn dochter zorgen?
– Dat zou ik ook doen als U niet teruggekomen was.
Li richte zich op en knikte naar de deur. Ze begreep het, liep er snel naar toe en opende de deur geruisloos.
Er was niemand.
Om het kind – dat nog steeds lag te slapen – niet te storen, gingen ze in het vertrek ernaast.
– Ik kan niet meer op uw arm zitten, maar ik heb nog evenveel vertrouwen in U.
Li moest lachen.
– Dat komt goed uit, Tioe Lin, want we zullen nog een heleboel samen moeten regelen en jij weet het beste hoe je je moeder moet aanpakken. En laten we elkaar weer gewoon tutoyeren als vroeger, al zijn we nu een stuk ouder.
Ze knikte alleen maar, met een bezorgd gezicht, omdat ze haast onoverkomelijke moeilijkheden voor zich zag. Ze dempte haar stem en ging nog dichter bij Li staan, op haar hoede voor de terugkeer van de bediende.
Li voelde, nu hij zo dicht bij haar stond, dat ze hem niet alleen helemaal vertrouwde, maar dat ze ook een goede moeder zou zijn. Op die basis moest het lukken.
Toen ze tenslotte afscheid namen, leunde Tioe Lin net zo aanhankelijk tegen hem aan als toen ze klein was, al was ze nu een onafhankelijke en vastberaden vrouw.

Het plan dat ze fluisterend hadden besproken werkte goed uit, waarschijnlijk omdat Tioe Lin geleerd had hoe ze het met de inhalige en liefdeloze moeder moest inkleden, zó, dat het ook duidelijk was hoever de vrouw kon gaan met haar eisen, wilde ze Li’s afkoopsom en vergoeding niet mislopen.
Intussen zorgde Li, die Harding’s hulp daarvoor inriep, voor een goede weefmeester voor Tioe Lin. En via Harding’s vrouw kon ze de Amerikaan op de hoogte houden van de zaken.
Ondanks deze voorspoedige ontwikkelingen had Li zich nog nooit zo verlaten gevoeld – of het moest zijn toen hij zich vanaf het dak van het huis in het water wilde laten glijden. Maar dat was lang geleden.

Zelfs het laatste gesprek met de priester had zijn stemming niet veranderd, al twijfelde hij er niet aan dat de aandacht van de priester met hem mee zou gaan.
Alleen het lachje van de kleine Mei Ling kon hem soms verrassen en het beeld van haar moeder terugroepen.
In zo’n korte flits leek alles levend, zonder verleden of toekomst, maar direct daarna begon hij zich weer van alles af te vragen: of Tioe Lin – die heel vertrouwd voelde – ooit zijn vrouw zou kunnen worden en of hij met zijn vele andere verplichtingen wel een goede vader zou kunnen zijn. Voor het werk bij de telefoonmaatschappij moest hij veel reizen, en als straks Caroline terug was voor werk in de verpleging, zou hij haar waarschijnlijk nog gedeeltelijk moeten bijstaan, dat had hij Harding beloofd. En bovendien hield hij van Caroline.
Wat moest voorgaan?

‘Stap voor stap,’ hoorde hij.

Dat was het laatste wat hij vernomen had, drie dagen geleden.
Rusteloos had hij naar een oplossing gezocht, hoewel hij wist dat je er zo niet kwam. En de rust van de meditatie was maar een tijdelijke verdoving.
Wat zou de priester hem raden? Maar hij moest nu zelf verder.

Hoorde hij het goed, nu al … zo vroeg?
Hij luisterde scherper: de luiken bij Harding werden opengegooid. Dat moest Harding zelf zijn. De bedienden deden het veel voorzichtiger.
Toen werd er geklopt en direct daarop kwam Harding binnen.
– Ik dacht al dat je op was, kom maar mee naar mijn kamer. Ik heb vuur laten aanleggen, dat heb je nodig als je ouder wordt. Harding lachte verontschuldigend.
– Graag meneer Harding, ik had het U eerder moeten vragen.
– Wat?
– Een gesprek … ik kom er niet meer uit.
Harding, die al onderweg was naar de deur, draaide zich met een ruk om.
– Margaret, mijn vroegere vrouw, dat weet je geloof ik …
Li knikte. Daar had Caroline wel eens van verteld.
– … heeft me in een droom gezegd dat ik je moest helpen de juiste volgorde te vinden. Je zocht veel te ver. Laten we maar samen je puzzel bekijken, misschien kan ik je raden. Common sense heb ik, dus als het op dat gebied ligt …
Li keek hem verheugd aan. Het voelde al veel minder hopeloos. En als meneer Harding een boodschap van zijn vroegere vrouw gekregen had …
– Laten we dan maar gaan Li, het ontbijt wacht.
Naast de oude Chinese kachel had Harding een gewone open haard laten maken, waarin nu een vrolijk vuur vlamde. Toen ze zaten begon Li aan zijn opsomming.
Halfweg onderbrak Harding hem.
– Wat vind je hart het belangrijkste?
– Dat de kleine Mei Ling rustig bij Tioe Lin kan opgroeien en dat ik haar af en toe kan zien.
– Je weet natuurlijk dat Tioe Lin met je dochter voorlopig hier in huis kan komen en dat we intussen een behuizing voor haar zoeken in de buurt van haar bedrijfje. De zaak gaat goed, ze heeft er al twee goede weefsters bij en ik kan haar productie gemakkelijk afzetten. Misschien kan ze het wel zelf bekostigen. Dat is beter voor haar zelfgevoel.
– Dat was dus ‘stap voor stap’, als je wist waar je beginnen moest…
Harding keek hem verwonderd aan, maar moest lachen toen Li hem van de cryptische mededeling vertelde.
– Alles heeft ongetwijfeld een bedoeling, maar die kennen we niet. Dus moet je het zoeken in wat je wel kent én wat je hart je ingeeft. Dat laatste wil ik soms vergeten, maar dan waarschuwt Margaret me wel … gelukkig niet vaak.
– Wat dom van me, ik …
– En hoe dacht je dat ik me voelde, toen ik merkte dat jij als Chinees Caroline veel beter begreep en kon helpen dan ik?
– Ja maar dat kwam …
– Jij zocht, net als ik met Caroline, op de verkeerde plaats en dan wordt het ingewikkeld.
Li keek ernstig in de vlammen. Hij kon niet op meneer Harding blijven leunen. Hij moest het zelf samen met Tioe Lin verdienen.
– Maar ik kan dat niet van U blijven aannemen, meneer Harding.
– Ik heb toevallig geld, Li, daar heb ik me ook voor ingespannen. En jij hebt een soort wijsheid die je niet in geld kunt omzetten, maar die op een andere manier kan helpen. Mogen we het niet samen doen, ieder op zijn terrein?
– Maar …
– Is dat je antwoord?
– Nee, meneer Harding … graag, voorlopig.
– Goed zo, dan vraag ik nu aan mijn vrouw het eten te brengen, ik heb flinke trek.
Li had waarschijnlijk nog nooit zo genoten van het stevige ontbijt dat hem voorgezet werd.

Die avond op zijn kussen, viel het hem in dat Lioe Sjoe hem had geleerd geconcentreerd niets te doen tot de vis bewoog, wel nog onder het zand, maar voor jou al voelbaar. Dat maakte hem zo zacht dat hij de samengebalde kracht van binnen kon voelen, een kracht die nog alle kanten uit kon, maar pas in actie kwam als het goede moment zich zou voordoen.
Heel ver weg klonk de schrille fluit van een trein. Het was nauwelijks hoorbaar, zo ver weg was de nieuwe spoorbaan. De spoorlijn betekent natuurlijk ook de telefoon …

Hij deelde Harding zijn besluit mee, die vrolijk naar hem opkeek.
– Eigen baas zijn en je eigen geld verdienen en zien wat je ermee doen kunt.
– Maar als U me niet altijd geholpen had …
– … en jij de begeleiding van Caroline niet op je had genomen… Li, waar zeur je toch over.

Harding zweeg plotseling … zijn overleden vrouw knikte hem lachend toe.

– Nee, niets. Ik kreeg alleen een bevestiging. Jij kent dat ook.
– Ja, en ik zag dat het U goed deed. Ik begrijp nog weinig van het leven, maar soms weet je dat het goed is, zonder er iets aan gedaan te hebben.
Li schrok van de vele woorden over een geheim.
Harding stak zijn hand over de tafel uit en voelde de stevige handdruk van Li.
Die taal verstonden ze beiden.
De volgende dag ging Li op reis. Het kostte hem twee dagreizen, maar hij was welgemoed nu hij beslist had.
De vestiging van de telefoon in het kleine dorpje zag er anders uit dan de huizen er omheen. Het gebouw stond op zichzelf, terwijl de huizen er omheen bij het omringende land hoorden. Toch was het nog niet eens zo strak en logisch opgezet als in Amerika, maar toch … Hij zou tussen die twee werelden moeten leven, zonder zichzelf te verliezen.
Het was nog zo vroeg dat zelfs de markt er verlaten bij lag. Hij kon gemakkelijk nog een ommetje tussen de velden maken.
Nauwelijks buiten vergat hij alles van daarvoor. In het eerste ochtendlicht leken de velden, waarvan het graan net binnengehaald was, langzaam wakker te worden en zich naar de verre bergen uit te rekken. Die keken sereen neer op het land, dat zich van hun voet uit verder en verder uitstrekte naar de grote rivier en van daaruit naar de oceaan.
Hij moest lang stilstaan om het helemaal tot zich door te laten dringen.
Zo was het, hij hoorde thuis tussen het vele dat onophoudelijk geboren werd en stierf. De mensen die daar leefden waren nog ondergeschikt aan dat machtige gebeuren. Natuurlijk zouden de treinen en het telefonisch verkeer het oerritme, net als in Amerika, steeds verder terugdringen. Daar was niets aan te doen. En – hij huiverde – op den duur zouden ze in de kleine wereld van hun gedachten leven. Dan werd het tijdloos scheppende onzichtbaar.
Li voelde zijn nietigheid en het belachelijk kleine van zijn problemen. Hoe kon je dat allemaal vergeten? En hij had zich in het klooster nog wel met deze onmetelijke zaken willen bemoeien …

Even zag hij het vriendelijke gezicht van de priester, dat door hem heen naar de verte keek. Hij moest verder.

De zon was al een eind hoger aan de hemel geklommen en doortrok alles met warme verzadiging, toen Li zich omkeerde en terugliep naar het dorp en zijn toekomstige werkkring in het moderne, afzijdige gebouw van de telefonie.
Het bleek dat de leiding al was ingelicht over zijn komst. Ze wisten ook dat hij nieuwe technieken had geleerd die hier nog ingevoerd moesten worden.
Hij begreep pas later dat men hem daarom zo hartelijk welkom had geheten. Al had de chef er bij zijn introductie aan toegevoegd dat hij, als de nieuwe werkwijze was ingevoerd, eenzelfde positie zou krijgen als de andere in Amerika opgeleide Chinezen.
Hij had Li daarbij strak aangekeken, in de verwachting dat Li het hiermee niet eens zou zijn. Tot zijn verbazing knikte Li instemmend, hij had niet anders verwacht. En bovendien lag zijn hoofdinteresse elders en was het telefoonwerk alleen nodig om het andere te kunnen doen.
De chef kon bijna niet geloven dat Li het zo voelde en nam zich voor extra op zijn hoede te zijn voor iemand die zich zo onschuldig en meegaand voordeed – terwijl hij toch, net als de anderen, krom moest hebben gelegen om in Amerika te kunnen worden opgeleid.
Pas een paar maanden later begon de chef de woorden van Li te geloven, door de vriendelijke en kameraadschappelijke manier waarop hij met de andere medewerkers omging.

Ook Li zelf wist de eerste maanden dat hij bij de telefoon werkte nog niet dat deze baan maar een tussenfase was. Dat werd nog versterkt door de inzet van Tioe Lin in haar bedrijfje. Dat bracht steeds meer op – samen met het salaris van Li naderde het al dicht de vraagprijs van de kleine woning die ze daar in de buurt hadden gevonden.
Ze hadden in overleg besloten iets bijzonders aan Harding te geven voor alle hulp en gastvrijheid die hij hun geschonken had: twee mooie, traditionele Chinese kimono’s met kostbaar borduurwerk, dat er in een andere streek in aangebracht moest worden, één voor Harding zelf, in mandarijnen stijl, en één voor zijn vrouw, in de stijl zoals ze door een hoofdvrouw werd gedragen.
De onderhandelingen met de moeder van Tioe Lin waren achter de rug, ze wisten beiden afgezet te zijn. Maar het eindeloze loven en bieden stond hen zo tegen, dat ze liever materiële schade leden.

Zo verliep ruim een jaar van hard werken voor beiden, terwijl in Li een vreemde ongerustheid groeide. Deels kwam dat door het werk. Hij besefte steeds meer dat de introductie van de telefoon onvermijdelijk was, en dat daarmee tegelijkertijd het vertrouwde zelfgevoel van het volk zou verdwijnen. Een zelfgevoel waarmee ze de afgelopen eeuwen vele rampen hadden overleefd. En … hij werkte daaraan mee.
Zijn tweede moeder, Tioe Lin, en de monniken in het Klooster op de Overgang voelden hun lot nog steeds als onvermijdelijk, iets waar je hoogstens tijdelijk voor jezelf enige verbetering in kon brengen als het toeval je goedgezind was. Maar het besef dat jouw wijze van leven invloed had op het geheel dat je niet kon overzien, ontbrak.

Op een mooie avond – het schemerde al in zijn kamer, hij zat nog op zijn kussen – hoorde hij verwarde, opgewonden stemmen en een somber vermaan, dat een hopeloos gevoel achterliet.
Het was niet direct duidelijk, maar omdat het zo’n indruk maakte, bleef het zijn aandacht trekken. Tenslotte herinnerde hij zich zijn tijd in het Klooster op de Overgang en zijn werk in de knik …
Hij wist dat de oude Meester van het Verbindende Woord gestorven was en dat hij er waarschijnlijk alleen voor zou staan. Toch gaf het hem een warm gevoel, zelfs nu hij er alleen voorstond en misschien maar een enkele keer iets van de oude priester zou merken. De monniken daar zouden hem waarschijnlijk opnieuw afwijzen en van de nieuwe meester wist hij niets. Alleen ‘de mooie’ zou nog wel weten wie hij was en hem toelaten.

Hij ging naar buiten naar de rivier en liep langs de oever naar het wilde gedeelte.
Na een poos stond hij stil en keek naar het water, dat in de bocht vriendelijk bewoog en hem deed denken aan het meer waar hij Lioe Sjoe voor het eerst had gezien, wachtend tot de giftige vis zou bewegen.
Wat zou zij hem raden, na die lange tijd dat ze elkaar niet gezien hadden?

Hij schrok … ze stond voor hem, nauwelijks ouder, wees op haar metgezel die peinzend naar haar keek, en zei:
‘Je moet je werk afmaken. Helemaal lukt nooit, maar als je het te lang in de steek laat, zullen de tuinen in hun oude afwijzing terugvallen en de knik zal de verdeeldheid niet meer aankunnen en berusten in zijn lot.’
Toen hij haar wilde bedanken lachte ze, wees op haar metgezel en zei: ‘Ik heb nu een man, maar de plaats in mijn hart voor jou blijft leeg. Daar heb je recht op.’

En daarmee verdween ze. Ze liet hem bemoedigd, maar ook ernstig achter.
Hij liep terug naar huis, zonder veel te zien. Op zijn vertrouwde slaapbank, met het schemervlak van het open raam bij zijn voeten, probeerde hij een volgorde van beslissingen uit te stippelen. ‘Wat zegt je hart?’ hoorde hij Harding zeggen.
O ja, zo was het. Eerst alles met Tioe Lin bespreken.
In de afgelopen tijd was ze een stuk veranderd. Haar aanhankelijkheid was overgegaan in medeverantwoordelijk willen zijn, zonder dat de warmte van het kleine meisje, dat Mei Ling en Li naar elkaar toegetrokken had, was verdwenen.
Li had er een hartelijke en fijngevoelige kameraad aan, die de zaken dikwijls helderder en nuchterder zag dan hij.
Het ergerde hem dan wel dat hij alleen de zogenaamde innerlijke zaken zag en daardoor vergat dat de meeste mensen het tastbare voor lieten gaan. Waar hij mee bezig was kwam later wel, had Tioe Lin hem meerdere malen voorgehouden, al wist ze heel goed dat dat maar de halve waarheid was. Maar dan kon ze hem plotseling omhelzen en zeggen dat er gelukkig nog mensen waren die daar het eerst aan dachten, zoals de priester die haar geholpen had met haar ingesnoerde voetjes.
En als ze hem dan bij de schouders pakte en dwong haar aan te kijken, vergat hij zijn zelfverwijten.

Het werd tijd de geschenken voor Harding klaar te maken, iets wat Tioe Lin tot haar taak rekende en waar hij zich maar niet mee moest bemoeien.
Li merkte dat hij steeds meer van haar ging houden, niet zoals destijds van Mei Ling, maar losser en gewoner.

Toen hij zijn voornemen tenslotte aan Harding vertelde, had die hem lang onderzoekend aangekeken.
– Wat dat voor jou betekent, Li, kan ik moeilijk inschatten … voor mij lijkt het dat je een zaak die je moest laten liggen toch moet afmaken, anders …
– Ja, meneer Harding, zo voelt het. Maar tegelijk vraag ik me af of het mogelijk is de scheppingskrachten te beïnvloeden als kleine mens. Lioe Sjoe heeft me wel aangemoedigd het weer op te pakken, maar ‘helemaal lukt natuurlijk nooit’, zei ze erbij.
– Dat begrijp ik ook, maar dat je wilt proberen zover mogelijk te komen, zou ook mijn idee zijn. Je weet het nooit tot je het helemaal geprobeerd hebt. Zo is het in mijn zaak ook. In ieder geval heb je mijn zegen. Is Tioe Lin stevig genoeg om het die onbepaalde tijd zonder je te stellen?
– Ik denk het wel, meneer Harding. Ze drong er tenminste op aan dat ik het zou doen.
Li’s gezicht versomberde.
– Zo’n kleintje moet al een heleboel verwerken…
– Dat heb ik aan Caroline ook gemerkt toen Margaret onverwacht stierf. En ik denk dat je haar zult moeten helpen met de ingewikkelde sociale orde hier. Waarschijnlijk komt ze over anderhalf jaar terug.
– Ik zal het proberen meneer Harding, maar …
– Meer kan niet Li, ik weet hoe je er tegenover staat. Maak een duidelijke afspraak met de telefoondienst én denk het eerst aan jezelf en Tioe Lin.
Li moest lachen.
– Hoe moet ik zonder U in het noorden.
– Dat zal je goed afgaan, daar ben ik zeker van. En bovendien geef ik je ruim reisgeld mee, dan vergeet je me tenminste niet.
Zo eindigde het gesprek waar Li zo tegenop had gezien.
Het leek wel of, nu de priester teruggetreden was, anderen insprongen om hem in het spoor te houden.
Hij sliep die nacht diep en zonder dromen.

Hoewel zijn chef bij het telefoonbedrijf niet kon begrijpen waarom Li zo’n goede baan voor onbepaalde tijd wilde opgeven, willigde hij zijn wens in, onder voorwaarde dat hij zijn laatste maandloon zou krijgen als hij zich weer meldde.
‘Je had nog steeds monniken, zelfs onder hoog opgeleide Chinezen,’ had hij bij het avondeten tegen zijn vrouw gezegd.
‘Gelukkig, maar meneer Wang, die weten nog dat het graan niet zomaar groeit.’
Hij had geen antwoord gegeven, want als ze hem aansprak met ‘meneer’, liet ze hem voelen dat ze van een voorname familie afkomstig was, waar nog andere waarden golden dan geld of positie alleen.

Toen Li een week later vertrok – het was nog heel vroeg, net als de eerste keer – voelde hij eerst recht dat hij nu op zichzelf aangewezen was. Maar de grote scheppingskrachten waren nog als vroeger. De dauw op de gewassen en straks de zon zouden onveranderd hun werk doen.
En hij ging naar het klooster om iets te trachten dat waarschijnlijk onmogelijk was. Toch had Lioe Sjoe hem aangemoedigd en ook Tioe Lin had hem gesteund bij zijn voornemen.
Hij stond stil en keek naar de lucht, die steeds helderder werd en de bergen aan de verre horizon langzaam tevoorschijn liet komen.
Zou zijn poging in de eerste plaats voor hemzelf bedoeld zijn? En wat maakte het dieper beseffen van zijn verantwoordelijkheid uit voor het geheel?

Toch versterkten deze overwegingen zijn verlangen naar het klooster. Er was dus altijd meer in het spel.
‘Dat is zo,’ hoorde hij.
Van waar het kwam wist hij niet, maar dat deed er niet meer toe, nu hij op zichzelf was aangewezen. Je moest zover doordringen in jezelf dat je wat je had geleerd van anderen kon laten voor wat het was: soms nuttig, vaker verwarrend en meestal leidde het je af van waar je eigenlijk mee bezig was.
De priester had hem telkens met een enkel woord teruggezet op zijn eigen spoor.
Nu moest hij dat zelf doen. Zou hij dat kunnen?
Hij zuchtte. Op die manier bleef je op de plek ronddraaien. Je kon beter gewoon verdergaan en erop vertrouwen dat je wel zou merken hoe het in elkaar stak. Hij moest niet langer dralen.