De droom van een dwaze monnik
12. Even terug

Twee dagen thuiskomen op zijn kamer bleek voldoende. De derde dag was hij al heel vroeg bij de aanlegsteiger.
De tijden dat de schipper langs kwam zouden nog wel niet veranderd zijn.
De huisbediende moest het maar aan meneer Harding vertellen, die was nu eenmaal altijd laat.

Hij stond nog niet zo lang bij de aanlegsteiger, toen het schip uit de ochtendnevels opdook. Langzaam schoof de boot langs de steiger. Het schip was al gauw leeg. Nieuwe passagiers zouden later komen, als de markt al aan de gang was.
Bovenaan de loopplank stond de schipper, die z’n ochtendmaal op de markt besteld had. Hij lachte breed toen hij Li halverwege de loopplank in het oog kreeg.
– Zó, heeft de priester je goed geraden? Je bent er niet dikker op geworden, wel ernstiger.
– Nog ernstiger dan toen, Tjou?
– Laat me je eens goed bekijken. Je moeder en Mei Ling hebben steeds naar je gevraagd.
Li kreeg een schok, de tussenliggende jaren vielen weg. Toch zou hij niet in zijn geboortedorp blijven. Eerst moest nog … en het klooster…? Hij kon niet kiezen.
– Je lijkt niet blij?
– Ik moet weer terug, Tjou, dat heb ik aan meneer Harding beloofd, je weet wel die in kostbare stoffen handelt. Ik ben bij hem in dienst en ik zal over een maand voor hem naar Amerika gaan.
– Voor zijn dochter? Dat is nieuw, dat andere wisten wij al. Je boft maar, dat is wat anders dan naar een klooster.
– Niet zoveel anders, Tjou, maar dat vertel ik nog wel. Ik zie dat je eten daar aankomt, de damp slaat er nog af.
Tjou lachte hartelijk … een wonderlijke snaak, die Li, maar niet verwaand. Hij zou het wel van hem horen, ze hadden stroomopwaarts nog genoeg tijd voor de boeg …

Terwijl de schipper z’n afdak bij het stuur opzocht, ging Li met z’n plunjezak naar voren.
Het water dat zacht kabbelend langs stroomde nam zijn gedachten mee … even was hij terug op het dak, temidden van het water, en bij de buurvrouw, die eigenlijk zijn moeder was. Mei Ling en de kleine Tioe Lin wachtten geduldig. Mei Ling keek soms verdrietig in de verte. De oude priester keek vriendelijk door hem heen naar een grote, vreemde stad met heel veel huizen en gehaaste mensen. Caroline zat op haar kussen en werd steeds dunner. Hij moest haar niet te lang laten wachten.

Gelukkig bleken er meer passagiers te zijn dan gewoonlijk, Tjou had z’n handen vol aan het innen van de vaargelden en het informeren naar zaken en familie – de meeste passagiers waren oude bekenden. Hij was verwonderd toen Li hem het vaargeld voor drie keren overhandigde.
– Drie, Li?
– Ja, Tjou. Toen ik heenging en nu terug en straks weer naar de stad. Ik kan je nu betalen. Ik was niet ver gekomen als jij me toen niet voor niks had meegenomen.
– Geloof jij in de voorzienigheid en de voorouders?
– Een beetje … maar je moet goed opletten, anders mis je het. Dat leerde ik in het klooster.
Tjou knikte kort, hij moest verder. Li bleef een vreemde jongeman, met een goed hart, dat wel.
Tjou zou wel niet verder vragen, dacht Li opgelucht. Voor Tjou was het klooster iets ver wegs, dat je maar hinderde bij het gewone leven.

Tjou had in de afgelopen jaren de oude priester naar Li gevraagd, toen hij een keer lang had moeten wachten op nieuwe passagiers. Die had hem vriendelijk aangekeken en alleen gezegd dat hij vertrouwen had in Li. Het andere bleef geheim, zolang je op aarde was. Als je leefde naar je innerlijke natuur zou alles gaan zoals het moest.
Hij had Tjou daarbij ernstig aangekeken, alsof hij hem een groot geheim vertelde. Tjou had het toen als priesterpraat naast zich neergelegd, hoewel hij de priester heel eerbiedig had bedankt.
Naderhand had hij gemerkt dat de woorden toch bleven hangen en telkens opdoken als hij op het punt stond teveel te vragen of zich ergens van af te maken.
Misschien probeerde Li wel naar zijn innerlijke natuur te leven, wat dat ook zijn mocht. Maar dat je dan ook in goede doen kwam – tenminste dat zou Li nu wel zijn – was nieuw. Misschien kon hij Li daarnaar vragen.
Hij ging verder met zijn werk. Het hulpje, dat tot nu het roer gehouden had, moest worden afgelost in het gevaarlijkere gedeelte. De jongen verdiende wel wat meer te krijgen, bedacht hij zich. Ach wat, die oude priester wist ook niet alles.
Hij zuchtte en liep in gedachten naar het afdakje … je innerlijke natuur volgen?

Li genoot van het alleen zijn tijdens de overtocht.
De oevers, die snel voorbij gleden in de nauwe gedeelten en vertraagden bij de bredere waar de rivier het gemakkelijker had, vertelden een oud verhaal dat terugging tot op het ontstaan van de aarde.
Zou Tjou weleens naar dat verhaal luisteren? En Mei Ling?
Hij voelde zich opeens beklemd.
Met het geld dat hij haar had toegedacht kon ze misschien langer wachten op een man naar haar hart, maar…

De oude priester knikte hem toe.

Tegen de avond naderde hij de ronding voor de aanlegsteiger van zijn dorp. De zon wierp haar laatste stralen over het rustig stromende water, dat hier nu al eeuwen langs kwam. Li keek aandachtig naar de kolk in de rivier, waar Mei Ling en hij van de andere kant naar gekeken hadden om de toekomst te weten. Hij was er nog, maar rustiger, leek het, en meer van de rivier zelf. Zo was het ook. Ze hadden er iets in willen zien, maar hij was er in de eerste plaats voor zichzelf, al kon je er wel iets aan aflezen: of je nog wel bij je innerlijke natuur was. Dat waren ze toen vast geweest.
Hoe kon hij Mei Ling gelukkig maken, als hij niet bleef … zou hij haar kunnen zien zonder dat ze het merkte? Zijn moeder zou wel weten of ze nog altijd naar de rivier ging om water te halen.
De schipper gaf een ruk aan het roer. Ze waren er. De steiger was leeg.
Hij stapte als laatste aan land, nadat hij Tjou nog bedankt had. Het was goed dat het begon te donkeren, niemand zou hem opmerken.

Zijn moeder stond op haar vaste plek over de rivier te kijken, haar man was zeker al naar het theehuis. Ze was niet gelukkig, al was het vaste vertrouwen er nog.
Ze schrok op toen hij haar naam noemde.
Hij kwam maar voor kort thuis, dat voelde ze toen ze hem warm en dicht tegen zich aan voelde, maar dat andere, dat hen verenigd hield, zou er altijd zijn.
Na het eten, dat zij gauw voor hem had klaargemaakt, vertelde hij haar van de tijd dat hij weg was geweest. De oude zachtheid kwam weer terug. Ze zou altijd zijn moeder zijn, hoelang hij ook wegbleef.
Ze schrok toen hij vertelde dat hij geld bij haar wilde achterlaten voor moeilijke tijden. Dan zou haar man nog meer naar het theehuis gaan…
Hij stelde haar gerust:
– Ik laat ook geld bij je achter waarvan je man mag weten. Dat andere stop je maar op een plaats die jij alleen weet. Het neemt weinig plaats in, want het is in dollars, papiergeld. Het stelt mij gerust als ik dat bij je achter kan laten.
– Ik zal het goed wegstoppen. Nu zorg jij voor mij…
Dat voelde goed.
– Ik zal de kamer van de knecht, die er niet meer is, voor je klaar maken – je kunt niet meer bij me slapen zoals vroeger, al zou dat fijn zijn…
Li knikte.
– Je man zal het wel goedvinden, nu ik geld heb meegebracht.
Ze lachte zuinig.
– Het kan hem zoveel niet schelen, als hij maar op tijd naar het theehuis kan, met de vrouwen daar … dat kost geld. Soms komt m’n zwager hier om te helpen, dan werkt m’n man zoals vroeger. Maar dat is natuurlijk niet voldoende.
Li voelde hoe moe hij was. Ze keken elkaar aan.
– Misschien dat me vannacht wat te binnen valt…
Ze lachte opeens vrolijk, zoals vroeger.
– Natuurlijk, zo was het, dat was ik bijna vergeten.
Terwijl hij zich in het washok schoon schrobde, maakte zij de slaapbank gereed.
In al die jaren dat hij weggeweest was, had niemand zó voor hem gezorgd. Toen ze al naar haar eigen kamer was gegaan, voelde hij haar zorgende warmte nog.
Met dat besef gleed hij snel weg in het ongewetene.

De volgende ochtend werd hij al vroeg heerlijk uitgerust wakker.
Ze had z’n kussentje uit z’n plunjezak gehaald en dicht bij de oude houtkachel gelegd, die al warm was. Niet ver vandaar stond een kom met theeblaadjes erin. Het was zo stil, dat hij op die afstand het geruststellende stromen van de grote rivier kon horen.
Hij ging zitten en sloot de ogen, de zachte adem vervulde hem helemaal.
Een licht gerucht deed hem opkijken.
Ze had heet water op de thee geschonken en reikte hem nu de kom.
– We kunnen op onze plek naar de rivier kijken. Mijn man weet dat je er bent en dat je geld hebt meegebracht. Hij slaapt z’n roes nog uit.
Nadat hij z’n thee had leeg geslurpt gingen ze op de bank zitten, met het uitzicht op de rivier.
– Als ik hier zit ben je bij me, ook al ben je ver weg … dat zal wel blijven.
Hij had zwijgend haar hand gepakt. Ze was niet meer verdrietig, alleen heel stil.
Na nog een poos luisterend bij elkaar gezeten te hebben, zei ze: ‘Ik ga nu koeken bakken voor het ontbijt. Misschien dat je het land wilt bekijken. Mijn zwager heeft er niet lang geleden nog aan gewerkt. Ik hoop dat het er niet zo slecht uitziet.’
Hij knikte en ging om het huis heen naar de zuidkant, waar de velden lagen naar de berg toe.
Het was vreemd na zo’n lange tijd weer alles van vroeger te zien. Het zag er, ondanks wat de zwager eraan had gedaan, vaal en verwaarloosd uit. Er zou nog een heleboel aan moeten gebeuren om het opnieuw een kans te geven.
In gedachten verzonken liep hij van de berg af in de richting van het dorp, maar eenmaal bij de rivier gekomen besloot hij terug te gaan om zijn moeder, die de koeken vast al klaar had, niet teleur te stellen … je werd altijd weer wakker uit je gedachten als je bij zo’n krachtig leven als een rivier kwam…

Terwijl ze genietend de knapperig, hete koeken opaten, vertelde de moeder hoe het Mei Ling was vergaan.
Li voelde zijn hart sneller kloppen, terwijl hij aandachtig luisterde.
Mei Ling was zeven maanden na Li’s vertrek uitgehuwelijkt aan een oude vermogende man, die haar als jongste concubine tot zich nam, ondanks haar ongebonden voeten. Maar al gauw had het verlangen van Mei Ling naar Li haar ongeschikt gemaakt om verpozing te geven aan de oude genieter. Hij nam een mooi, jong meisje uit de oude traditie erbij en verwees Mei Ling naar een ondergeschikte plaats.
Voor Mei Ling was het een uitkomst niet meer iets voor te moeten wenden dat ze niet voelde. Zij ging in de leer bij een wever, verdiende daar het geld voor een eigen weefgetouw en bracht zodoende iets in. Na verloop van tijd stond haar heer haar toe een leerling in dienst te nemen, die zij opleidde voor het weven van eenvoudig linnen voor werkkleding. Zijzelf maakte de duurdere weefsels.
Haar heer had schik in haar zelfstandige gedrag en beloofde haar te zijner tijd vrij te laten, als ze voldoende had ingebracht.
De moeder zweeg en keek oplettend naar Li, die met gesloten ogen naar haar had geluisterd.
– Dan kan ik haar vrij kopen, denk ik, al zal ik haar niet trouwen.
– Heb je een andere vrouw ontmoet die je liever hebt, nu je Mei Ling al zo lang niet meer hebt gezien?
– Nee, maar de Amerikaanse zakenman die me in staat stelde te doen wat de oude priester voorzag, heeft me nodig voor zijn dochter in Amerika. Als ik daarvan terug ben…
Hij zweeg en keek z’n moeder peinzend aan.
– Begeer je haar niet meer?
– Het meeste van alle vrouwen, maar….
– Wil de priester dat je eerst de wereld ingaat?
– Dat weet ik niet. Al is het zo dat als ik op het punt sta me ergens te binden, hij door me heen in de verte kijkt…
Hij vertelde haar van Mi Fang en Lioe Sjoe, zijn plaats in het klooster en zijn verlangen terug te gaan naar haar en Mei Ling.
Bij de priester zou hij meer te weten komen, al zou hij waarschijnlijk niet iets bepaalds zeggen.
– Wat wil je dan met Mei Ling?
– Ik wil haar zien en voelen hoe ze is…
– Weet je het nog niet? Ik hoop dat ze er niet teveel verdriet van zal hebben als je weer weggaat, ik tenminste …
– Zo is het voor mij ook, maar …
De moeder zag hoe hulpeloos en verloren Li was, net als de kleine jongen op het dak. Ze sloeg een arm om hem heen en begon zachtjes te neuriën, net iets harder dan het ruisen van de rivier.

In de grote vrede die om hen heen groeide kon Li weer helderder zien: nog een paar dagen hier blijven en daarna Mei Ling opzoeken.

Toen hij het haar vertelde, knikte ze instemmend en vertelde hem van het huis waar Mei Ling werkte en hoe hij zich in acht moest nemen voor nieuwsgierige oren.

Een paar dagen later ging Li op weg naar het dorp en het huis van Mei Ling. Nadat hij bij de poort van het voorname huis had aangeklopt en was opengedaan, vroeg hij of hij hier ook stoffen kon krijgen voor voorname kleding. Hij had gehoord dat een weefster van de grote heer die vervaardigde.
De poortwachter boog diep en zei dat hij de vrouw zou roepen.
Li’s hart begon wild te kloppen. Het duurde niet lang of hij zag Mei Ling vanuit de achterste binnenplaats naar hem toekomen. Ze zag hem pas toen ze de voorste binnenplaats opkwam.
Hij gaf haar snel een teken en sloeg zijn ogen neer.
Ze begreep het gelukkig en zei de poortwachter dat ze het verder met de nieuwe opdrachtgever zou afhandelen, en nodigde Li uit mee te komen naar de winkel aan de achterste binnenplaats.
In de winkel sloot ze de deur naar de weefkamer en keek hem afwachtend aan.
Li was sprakeloos, kwam naar haar toe, wachtte even, en omhelsde haar.
Zo stonden ze een moment. Daarna zei Mei Ling, goed hoorbaar voor het vertrek erachter, dat ze nog alleen maar van de duurste stof had, waarna ze de prijs noemde.
Li, die een stap terug had genomen, zei dat hij voldoende voor een heel gewaad moest hebben. De prijs leek hem geschikt en hij zou haar in dollars betalen.
Daarna vroeg hij haar of ze een herberg wist waar hij kon overnachten en of ze hem de lap stof daar kon overhandigen, tegen de avond, als hij nog andere zaken had afgehandeld.
Ze antwoordde hem dat ze dat graag zou doen en nam met een diepe buiging afscheid.
Een tweede omarming riskeerde ze niet, overtuigd als ze was dat er in de weefkamer geluisterd zou worden. Zo’n onverwachte koper, een vreemdeling die in dollars betaalde, was nog nooit voorgekomen.
Ze zou Li vanavond al zien en als ze dan een wandeling maakten konden ze vrijuit praten. Li’s terugkomst bij haar was net zo onverwacht als zijn omhelzing destijds, op weg naar de rivier met de kleine Tioe Lin. Hij was nog altijd voorzichtig, maar meer vastberaden. En hij had waarschijnlijk een plan voor hun hereniging. Zo zou het wel gaan, dacht ze, terwijl Li naar de deur van de binnenplaats liep. Die leek opeens veel ruimer en vrolijker, met een blauwe lucht waar traag wolken in dreven die haar gerust stelden.
Een voorzichtig geluid in de weefkamer riep haar terug. Ze moest zorgen voor een verklaring, voordat er geruchten ontstonden.
In de weefkamer keek de hulp haar vragend aan. Ze vertelde dat een vroegere vriend in dienst bleek te zijn van een rijke Amerikaanse stoffenhandelaar, en dat hij haar had opgezocht toen hij hoorde dat ze weefde.
De hulp zuchtte diep … het was dus heel gewoon. Dat haar meesteres de duurste stof had aangeboden was nu ook begrijpelijk.
Ze boog het hoofd en ging verder met haar werk … je moest niet laten merken dat je meer vermoedde dan je had gehoord…

Die avond, tijdens hun wandeling vanuit de herberg, leek het Mei Ling het beste dat ze zich vrij zou kopen bij haar meester en voor zichzelf zou beginnen. Ze had uitgerekend hoeveel haar meester in de komende drie jaar nog aan haar zou verdienen. Dat wilde ze hem aanbieden.
Verder zou ze veertien dagen vrij nemen om helemaal met Li samen te kunnen zijn en misschien zwanger worden. Ze zouden bij de moeder kunnen slapen, die woonde ver genoeg van dit dorp vandaan.
Haar heer kon ze zeggen dat ze naar de Amerikaan moest om persoonlijk met hem te onderhandelen over de toekomstige afname van haar stoffen.
Het was een heerlijke wandeling, waarbij ze vaak stil stonden om elkaar te omarmen en te voelen dat alles van de eerste omhelzing er nog was, en meer zelfs.
Wat Li vertelde over Mi Fang en Lioe Sjoe en ‘de mooie’ had Mei Ling niet verontrust, zo duidelijk had ze Li’s verlangen naar haar gevoeld.
Dat werd ook ingelost in de twee weken dat ze bij de moeder waren op Li’s kamer.

Toen hij haar op het einde van een nacht wakker maakte en in bezit nam, hadden ze beiden gevoeld dat ze bevrucht was en dat ze nu man en vrouw waren.
Li had moeten huilen, terwijl ze hem troostend streelde, in de overtuiging dat de oude priester ervoor zou zorgen dat ze na Amerika weer bij elkaar zouden zijn.
Geen van beiden wist dat de oude priester zijn eigen einde voorvoelde – en over je eigen dood heen zien was onmogelijk.
Dat het verzoek van Mei Ling bij haar meester in goede aarde gevallen was, had een achtergrond waar zij en Li nooit van zouden weten. Zij hielden het erop dat het met de priester te maken had.

De dag van zijn vertrek waren Mei Ling en Li langs dezelfde binnendoor weg naar de rivier gelopen, bedrukt door het komende afscheid, maar vastbesloten zich niet aan verdriet over te geven nu het zo duidelijk was wat hun te doen stond.
In de zwijgende omhelzing, voor de laatste bocht voor de aanlegsteiger, hadden ze ook gevoeld dat het ervan afhing of ze zich voldoende konden afstemmen op de richting in henzelf, die ze weer samen zou brengen.
Het verbaasde Tjou dan ook dat Mei Ling bij de loopplank afscheid van Li had genomen alsof hij de week daarop al weer terug zou komen. Tjou wist immers dat Li naar Amerika zou gaan voor de dochter van Harding.

Toen de boot enige uren later na de laatste lading wegvoer, zag Li aan de kolk net voor de bocht dat die nog meer bij de rivier hoorde. Zo zouden Mei Ling en hij ook steeds meer alleen de richting in henzelf moeten volgen, waar die ook heenvoerde.
Of je bij elkaar bleef was daaraan ondergeschikt, wist hij, maar of je dat altijd zo zou voelen betwijfelde hij.
Li stond gelukkig weer alleen bij de boeg, zodat niemand zijn tranen kon zien.
De boot gleed snel met de stroom mee, nu ze bij de vernauwing waren. Sommige weerstanden hadden een vaste plaats, maar de onzichtbare konden altijd verschuiven…

Li’s voornemen Mei Ling te trouwen als hij terugkwam uit Amerika was voor Harding een grote opluchting. Hij had niet verwacht dat Caroline zou vereenzamen in haar eigen land en een broederlijke begeleiding kon altijd op iets anders uitlopen, ook al vertrouwde hij Li volkomen.
Het verzoek de dure stoffen van Mei Ling af te nemen en haar kleine bedrijfje te begeleiden met zijn vakkennis, willigde hij dan ook van harte in, vooral toen hij de lap stof had gezien die Li voor hem had meegenomen.
Via zijn Chinese vrouw kon hij gemakkelijk contact houden en zo onopvallend invloed blijven uitoefenen op Li’s toekomst, en in het verlengde daarvan op Caroline, die zich vaak tegen hem had verzet.
Hij moest inwendig lachen. Was hij langzamerhand al zo Chinees geworden dat hij het onopvallend bedisselen verkoos boven het openlijk ingrijpen?
Ook Li’s voorstel Mei Ling eerst eenvoudig Chinees te laten leren schrijven en daarna het meest nodige Engels, viel bij Harding in goede aarde. De band tussen Li en Mei Ling bleef zodoende bewaard en vergrootte zijn invloed.

De middag en avond dat Li met de priester gezeten had was er weinig gezegd. Wat Li had verteld van zijn plannen, leek in de aanwezigheid van de priester vrij onbelangrijk … de stilte die van hem uitging maakte duidelijk dat plannen moesten passen in wat voorbeschikt was. En hoe kon je dat weten…?
Bovendien had de priester gezegd dat hij er niet meer zou zijn als Li uit Amerika was teruggekomen, maar dat hij altijd in zijn aandacht zou blijven.