Bewust afscheid nemen

Mennorode december 2005 | Zondagmiddag
Inleiding [download]

Het was ochtend geweest, en het was avond, van de tweede dag.
We hebben vanochtend met z’n allen een heleboel in onszelf bekeken. Dat moet nog een heleboel keren gebeuren, voor ieder mens – hoelang hij ook geoefend heeft, hij moet dat steeds herhalen. Want de verstrooiing in de wereld is elke dag groot. En je bent in die verstrooiing, in die chaos. Je bent ook van die chaos. Maar je bent ook van wat anders. En dat andere, wat er altijd is, klopt soms aan.

Als je je leven van de dag, en een deel van de avond, goed gedaan hebt, komt het iedere dag ietsje dichterbij. Je hoeft helemaal niet te denken aan dat andere, wat niet van de tijd is. Want alles wat je daarover denkt, is het niet. Je hoeft alleen maar gewoon je leven te leven. Soms een beetje blij, omdat het loopt, en soms een beetje verdrietig, omdat het stilstaat. Maar dat is het leven, het is niet anders.

We leven in een versnelde tijd, waarin allerlei onbegrijpelijke dingen gebeuren, rampen uit de natuur, rampen van de mensen zelf. En dat raakt ons, ook al weten we dat er weinig aan te doen is – behalve dat we zelf tot rust komen, zelf elke dag opnieuw vrede vinden. Zodat ons die chaos, die verwarring, dat leed, in ieder geval niet overmant. Want dat kan makkelijk, dat je overmand wordt, dat je de wereld ziet als verloren, als opgegeven. Dat is eigenlijk niet erg, het is ook wel goed – als je tenminste maar weet dat het voorbijgaat.
Zoals je zelf ook voorbijgaat in de tijd, aan het eind je lichaam verlaat omdat het verbruikt is, en verdergaat.

Dan moet je afscheid nemen van een aantal mensen die je kent, ook zij die niet om je bed staan. Je heel bewust herinneren wie je allemaal ontmoet hebt op de weg die je gegaan bent. Zodat je bewust afscheid neemt, in vrede, want het is de tijd van het afscheid.
Dat is niet dramatisch, het is heel gewoon. Zoals de planten om je heen mooi bloeien en je blij maken, en dan weer verdorren en opgenomen worden door de aarde, zo is ook jouw leven. Alleen met het verschil dat jij niet verdort, omdat je afscheid neemt, bewust, omdat je mens bent. En al die mensen die voorbij zijn gegaan, weer opnieuw groet: dank je wel wat je me bracht, soms was dat heel vervelend, maar het was nodig.

En wat doe je dan? Sommigen staan om je heen en misschien is er verdriet in hen. Daar hoef je niets aan te doen, je kunt alleen vanbinnen aan ze vertellen dat het nu eenmaal zo is in de schepping. En dat jij je daar niet aan onttrekt, dat jij daar bewust in staat, dat je goedendag zegt, vriendelijk, zacht, want zij hebben het moeilijk.

Dan, soms, komt dat licht, dat wonderlijke, warme licht, wat om je heen is, wat in je is en waarin je alles nog eens ziet wat er in je leven gebeurd is. En je ziet je reacties op alles wat gebeurd is. Je ziet ook dat je een enkele keer volwassen geweest bent, geaccepteerd hebt wat er tot je kwam, het omarmd hebt, en dat het voorbijging.

En dan, op een bepaald moment, dooft ook dat en ga je naar de andere kant.

Zo is het leven. En zo zal het zich herhalen – totdat je zó bewust bent dat het niet meer hoeft, dat je het altijd in je hebt, alles wat er gebeurt, hier en aan de andere kant tegelijk, en dat je niet meer op aarde hoeft te komen.
Dat is iets wat op allerlei manieren verteld wordt, in allerlei religies en meditatiesystemen. Alleen geven ze daar regels voor waar je aan denken moet.
Dat moet je lekker niet doen, echt niet doen. Je moet tevreden zijn met het feit dat je nu aan de andere kant blijft. Dat niets je ontgaat van wat er gebeurt op aarde, en tegelijkertijd aan de andere kant.
Dus zelfs met die héél oude voorspellende uitspraken die er zijn, moet je kritisch zijn, je moet kijken wat er niet bij hoort, wat mensen gemaakt hebben. Want anders blijf je steken.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Maarten, je zei dat het belangrijk is dat je van alle mensen afscheid neemt. Daar werd ik heel erg opstandig van. Kun je uitleggen waarom je dat zei?

– Maarten: Als je afscheid van ze neemt, komt het beeld dat je van die mensen hebt in je op. Dan merk je op dat je van ieder mens niet één beeld hebt, maar een heleboel beelden. En omdat je ze nu niet meer zult ontmoeten, kijk je heel helder naar de verschillende beelden van die ene mens. Zonder dat je dat nu doet, kies je daaruit degene die het meest helder is. En daarvan neem je afscheid.
Dat is erg goed, want dat betekent dat alles wat er tussen jou en die ander gebeurd is, daarmee schoner wordt. Alleen het allerbelangrijkste blijft bestaan. En dat helpt die ander – buiten dat het jou helpt, helpt het die ander.

B.: Maarten, je hebt het over afscheid nemen. Geldt dat ook voor afscheid nemen van levende mensen? Ik heb in sommige relaties namelijk zelf het gevoel: het is klaar. En dan laat ik dat een beetje gaan, zonder dat ik daar afscheid van genomen heb.

– Maarten: In die gevallen die jij noemt, zal het heel fijn zijn als jij toch bewust afscheid van ze neemt, terwijl je nog leeft en er niets aan de hand is. Dat er iets bewust gebeurt van jou uit naar die ander toe. Dat hoeft niet eens te zijn dat je ernaartoe gaat en ze ziet, maar dat jij vanbinnen afscheid neemt. Meestal bereikt ze dat, dat wil zeggen, het bereikt ze als ze een beetje open zijn.
Maar onafhankelijk daarvan, is het heel belangrijk voor jou om bewust afscheid te nemen. Want daarmee sluit je iets af en open je het tegelijk, dat gebeurt dan allebei.

B.: Maar dat vraagt wel een enorme eerlijkheid naar jezelf toe, waar je niet altijd zin in hebt.

– Maarten: Ja, precies. En het is ook begrijpelijk dat je daar maar zelden zin in hebt, zoals jij zegt. Het valt zo buiten het gewone kader van het leven en is zo iets bewusts, dat je daar eigenlijk zelden toe komt. Want op het moment dat je dat probeert te doen, sta je ook naakt.

B.: Ja, dat bedoel ik met die ‘eerlijkheid’, het heeft ook met jezelf leren kennen te maken.

– Maarten: Ja, het is alzijdig eigenlijk.

– A.: Ik ben nog steeds bezig met dat afscheid nemen. Ik merk dat mijn eerste impuls daarstraks was dat ik helemaal in m’n schuld ging zitten. Ik zag alle mensen passeren die ik in m’n leven achtergelaten heb, vaak zonder veel egards. Dus kreeg ik het gevoel: mijn lieve god, ik moet dus alles goed gaan maken…

– Maarten: Nee… [lacht]

– A.: Maar nu denk ik: sommige dingen zijn voor mij afgerond, daar blijft geen aandacht naar teruggaan.
Toch blijft er soms iets knagen. Maar dan is het meer een kwestie van helderheid dan van schuld. Dat lost weer een heleboel op… [lacht]

– Maarten: Ja, dat gevoel van schuld is iets wonderlijks. Eigenlijk ontstaat schuld op het moment dat je niet bewust bent. Want als je niet bewust bent, ben je in de macht van het gewone doen, van de gewone gedachte. Als je bewust bent, merk je dat op. Zo ontstaat schuld. Schuld is niet de daad, schuld is de wijze waarop je het doet.
Er gebeuren een heleboel afschuwelijke dingen in de wereld. Dat kan alleen maar omdat de mensen niet bewust zijn. Je kunt iemand vermoorden en iemand martelen, als je niet bewust bent.

Een Jood die in het kamp gekomen was, vertelde me wat hij bij de Gestapo beleefd heeft. Hij werd in een gecapitonneerde cel gemarteld. Op een bepaald moment begonnen ze met een gloeiend iets onder z’n nagels te werken. Toen knapte er iets en kon hij het niet meer volhouden. Hij trad uit en zag het nog wel gebeuren, maar voelde geen pijn meer.
Maar de beul merkte dat hij weg was. En zo’n beul moet iets te weten komen, het slachtoffer mag niet sterven. De beul raakte in paniek.
En hij zag dat er in het vette lichaam van die beul eigenlijk maar een heel iel iets aanwezig was. Hij had er medelijden mee en kwam terug in z’n lichaam. Dat merkte de beul en hij vroeg of hij hem vergeven wilde. Hij zei: “Ja, dat wil ik, maar je moet ermee ophouden, je moet geen mensen meer martelen.”

Hij vertelde het me omdat hij door bacillaire dysenterie bijna geveld was, hij nam niks meer op en lag in de dodenbarak. En daar kon ik een beetje helpen. Niet alleen door z’n ontlasting weg te vegen, maar door energie toe te voeren, waardoor hij weer kon slapen. Hij is er uiteindelijk doorgekomen.
Op een ochtend ben ik naar zijn barak gegaan en hebben we er een beetje over gepraat. Toen zei hij: “Je hebt iets geweldigs voor me gedaan, want dit is eigenlijk nooit geëindigd in me, ik heb er altijd weer over gedroomd. Maar nu heb ik er al twee weken helemaal niet meer van gedroomd.”

Ik zei: “Dat is heerlijk, maar ik heb het niet gedaan, het is iets wat me gegeven wordt. Dus tegenover mij heb je geen enkele schuld.”

Daar was hij vreselijk blij mee: “Dat is heel belangrijk,” zei hij, “dat je schuldloos blijft ten opzichte van elkaar.”

Ik vertel dit, omdat ik zo vaak merk dat de mensen zo’n vast idee hebben van waar je eigenlijk bent. Je bent natuurlijk in je lichaam, maar je kunt ook door omstandigheden uit je lichaam gaan en zien wat er gebeurt. Op het moment dat je niet meer in je lichaam bent, kun je veel helderder zien wat er eigenlijk plaatsheeft. Dan is het heel vanzelfsprekend – dat is het mooie van dit verhaal – dat die joodse man z’n beul vergaf. Zodat die beul weer verder kon gaan.
Hij weet niet of die beul inderdaad z’n ambacht heeft opgegeven. Maar in ieder geval is een afschuwelijk iets goed beëindigd.

Het is altijd weer hetzelfde: dat het bewust is, dat het niet ergens blijft hangen.


naar boven