Mennorode augustus 2005 | Zondagmiddag
Inleiding
[download]
Wat is nu eigenlijk de conclusie, nu we bijna twee dagen achter de rug hebben?
Wat je kunt opmerken is dat je zelden ontspannen waarneemt. Er is op een of andere manier eigenlijk altijd een verwachting in je, die je de mogelijkheid ontneemt alleen maar te zien wat er plaatsheeft. De vraag is dan: wat kun je daaraan doen?
We hebben het er heel uitvoerig over gehad: dat je je langzamerhand bewust kunt worden van je basiscentrum, en dat betekent van je adem en van je lichaam als totaliteit. Je leert langzamerhand je lichaam niet meer tegen te werken en je bewust te worden wat je lichaam wil.
Het lichaam, of liever het lichaamsbewustzijn, is nu eenmaal niet partijdig, het enige wat het op het oog heeft is dat het lichaam als geheel goed werkt. En ‘goed werken’ betekent dat het de tijd heeft om in te nemen, de tijd heeft om uit te scheiden, de tijd heeft om in te ademen, de tijd heeft om uit te ademen.
Het is duidelijk, als de geest de neiging heeft om in te nemen – vooral nieuwe prikkels, nieuwe indrukken, nieuwe mogelijkheden, nieuwe informatie – werkt dat bij de adem uit in een neiging teveel in te ademen. Dat wil zeggen, we leggen het accent zódanig op de inademing, dat we geen gelegenheid krijgen om los te laten wat voor ons onbelangrijk is.
Als je het met de spijsvertering vergelijkt, betekent dat dat je voortdurend eet, maar niet poept. Dat is een vergiftigingsproces, dat is duidelijk.
In de geest is dat precies hetzelfde. Alleen, dat niet-uitscheiden, dat niet-opruimen, dat niet weer leeg worden, kun je niet zo gemakkelijk constateren. Het keert terug in allerlei dingen in je leven, in je handelingen en in de manier waarop je mensen benadert, maar het is niet zo duidelijk. En omdat het niet zo duidelijk is, is het een moeilijk punt.
Maar het is goed om die vergelijking in je hoofd te houden: het is nodig om in te nemen, maar het is ook nodig om uit te scheiden.
In het ademsysteem betekent het uitscheiden dat je het accent verlegt naar de uitademing. En bij het verleggen van dat accent, probeer je de uitademing te laten gaan. Dus je drukt de uitademing niet naar beneden, van ‘ik moet dáár komen’, maar je probeert haar te laten gaan, heel vriendelijk, heel oplettend tegelijkertijd.
Natuurlijk komen er vragen in je op, vragen vanuit het denken of vanuit het voelen, meestal vanuit allebei – in de fase waarin we als mensen hier in het Westen nu zijn, komen vragen vaak vanuit het denken, bij vrouwen komt daar meestal een duidelijke gevoelsfactor bij.
Zie dat als onvermijdelijk, je bent opgegroeid zoals je opgegroeid bent.
Maar je bent nu op het punt in te zien dat je aan het uitscheiden, aan het loslaten, extra aandacht moet geven. Daar komt het eigenlijk op neer: extra aandacht geven aan de uitademing. Maar niet dwangmatig, de adem niet omlaag drukken, maar de adem laten gaan.
Dat is een heel belangrijk denkbeeld, dat je het … pfft laat gaan. Daar is geen kracht bij nodig, het enige wat nodig is, is dat je het slot openmaakt zodat het gebeuren kán.
Zelfs deze simpele opgaaf, om de adem te laten gaan, is voor ons moeilijk. We zijn gewend dat we voor alle dingen die we gaan doen onze wilsinzet nodig hebben, zelfs met het gaan zitten. Maar dat is niet zo. Als je daarbij tegen jezelf zegt: ‘vooruit, nu moet ik gaan zitten!’, dan is het eigenlijk al een beetje verknoeid. Dus je moet het geduld hebben dat het in je opkomt, van ‘ja, ik wil eigenlijk wel gaan zitten’. Dan ga je zitten.
Zo heeft het zitten een totaal ander karakter dan wanneer je het jezelf als discipline oplegt. De enige echte discipline is discipline die vanbinnen aanwezig is. Die hoeft niet opgeschreven te worden, die komt vanzelf. En als je, door wat voor omstandigheid ook, een keer vreselijk bezet bent in het gewone leven, nou, dan doe je het dus niet. Want je wilt niet opzettelijk gaan zitten terwijl je eigenlijk iets te doen hebt.
Kijk maar hoe het verder gaat.
Dan is de moeilijkheid om te wachten tot van binnenuit dat seintje komt van ‘kom, laat ik eens gaan zitten’. Dat is een punt wat veel mensen bijna noodlottig wordt: …wat moet je nou doen?
Daar komt bij dat je iets moet doen waarvan je níet weet waar je uitkomt. Je weet niet wat je zult ervaren – ook als het seintje van binnenuit komt en je gaat zitten, weet je niet wat je zult ervaren.
De volgende moeilijkheid is dat je erop vertrouwt dat dat seintje van binnenuit, echt van binnenuit is. Je gaat zitten … en verder weet je eigenlijk niets.
Dat is voor ons niet zo prettig, we willen toch wel een klein beetje weten waar we uitkomen, al is het maar ongeveer. Dat kan niet, je kunt zelf gaan ervaren dat dat niet gaat. Kun je dan toch nog het geduld hebben om te wachten tot het seintje van binnenuit komt en je het jezelf niet oplegt? Want je hebt al ingezien: als ik het mezelf opleg is het bij voorbaat verknald.
Deze kwestie van het in vertrouwen kunnen afwachten wat binnen gebeuren wil, is het grote struikelblok, het struikelblok dat je vertrouwen moet hebben in iets wat je niet begrijpt. Kun je dan dat niet-begrijpen tegelijkertijd oppakken met het gaan zitten, met het volgen van een seintje van binnenuit?
❖
Dit ís te begrijpen. Als je dit niet echt begrijpt, kun je jaren voor niks zitten oefenen.
Er werd vanochtend gezegd: “Maar als je iets écht heel graag wilt, dan kun je het toch bereiken…”
Ja, natuurlijk kun je het bereiken. Maar wat heb je dan bereikt? Dan heb je iets bereikt wat je je voorgenomen hebt. Het wás er al, en nou heb je het bereikt. Het is dood. Dat is de moeilijkheid.
De moeilijkheid is om het leven – en het leven is transformatie – zonder tegenstand voortdurend door je heen te laten spelen en het te volgen. Kun je dat transformatieproces, dat altijd plaatsheeft, ook als je je er niet bewust van bent, volgen? En kun je ontdekken wat er in dat transformatieproces gebeurt? Je hoeft het alleen maar te volgen.
Dat zeg ik zo: ‘je hoeft het alleen maar te volgen’, maar dat blijkt heel moeilijk, dat zijn we niet gewend. We zijn gewend om, van moment tot moment, telkens te bepalen wat we gaan doen. Nu doe je dus niks en wacht af wat er gebeurt, en bent niet ongeduldig.
Dat is nogal wat, dat je in een proces zit wat zich moet openbaren, waarvan je niet weet waar het je naartoe voert, noch of het prettig of moeilijk voor je zal zijn. En dat toch rustig z’n gang te laten gaan. Erbij te nemen dat je lichaam misschien zo onrustig is dat het niet gaat. En dan ook tegen jezelf te zeggen: ‘het gaat niet’ – zonder de bijgedachte: ‘maar als het nu niet gaat, gaat het nooit…’
Dat is de volgende stap die we nemen, dat je accepteert dat het deze keer niet gaat. En dat het geen zin heeft om te proberen ‘het wél te laten gaan’.
Dat gáát niet. Het is een proces dat véél groter is dan jij bent in de huidige staat van je bewustzijn.
Het ontwaken – zoals dat heel vaak genoemd wordt – is een heel ingewikkeld, complex iets, dat is niet opeens pats!, alles, het gaat bij kleine beetjes. Maar het is wel zo, als het zich aan je openbaart, al is het maar een heel klein beetje, dan wordt het de volgende keer al makkelijker om het over te laten, om te zeggen: ‘het proces zal het wel aanwijzen, het enige waar ik voor te zorgen heb is dat ik in het proces blijf.’
Als het proces bijvoorbeeld zó is dat je het gevoel hebt in een droom terecht te komen – ik ken het van mezelf heel goed – om dan niet te zeggen: ‘fout, ik mag niet dromen!’
Laat het gewoon gebeuren, je droomt, en je weet dat je droomt. Dat betekent niet dat je een volgende keer niet weer gaat dromen, maar je hebt tegen die droom geen weerstand opgeworpen.
Je hebt natuurlijk eindeloos gehoord dat je wakker moet zijn. Maar geen van ons hier weet wat ‘wakker zijn’ is. Als één van jullie wist wat wakker zijn is, dan was hij hier niet, dan had hij dit niet nodig.
Dus je moet zélf ontdekken. En niets bij voorbaat afwijzen omdat het lijkt alsof het er niet bij hoort. Als je in een droom komt, hoort het er blijkbaar wel bij, die droom is er. Als het uiteindelijk blijkt onbelangrijk te zijn, dan verdwijnt die droom wel.
Maar het is zó ontzettend moeilijk om een keer écht te ervaren dat het proces waar je in zit, oneindig veel groter is dan jij op dit moment bent. Als je het proces laat dóórgaan, het een kans geeft zich aan je te tonen, dan gaat het gewoon makkelijk. Want je krijgt energie vanuit een gebied waar je nog nooit energie uit ontvangen hebt – omdat je er een slot op gezet hebt, door je mening, door je oordeel, door wat je gehoord hebt.
Het is zó moeilijk vertrouwen te hebben in iets wat je niet op een of andere manier in woorden kunt vangen, iets wat zich onttrekt aan elke woordformule. Rustig daarin te zijn, te voelen wat er gebeurt, de adem te volgen, de adem zich te laten voltooien, aldoor weer, eindeloos.
Het is inderdaad een eindeloos proces. Ik heb het nu vijftig jaar gedaan en ervaar dat het eindeloos is. Altijd door, altijd door, wéér dieper, wéér machtiger ook – het is machtig, het heeft een geweldige kracht. Maar die kracht kan zich niet ontplooien als je weerstand biedt, dat kan niet.
Dat is het merkwaardige in dit hele proces, dat jij in staat bent om het tegen te werken. Wij hebben iets in ons wat ons in staat stelt om ‘nee’ te zeggen, om het af te wijzen. Terwijl het zó machtig is…
Dat is heel gek, maar toch is het zo, we kunnen het afwijzen.
Het is alleen wel zo – dat heb ik in m’n leven gemerkt – dat je het jaren kunt afwijzen, je kunt het jaren vergeten zijn, maar op een of andere dag komt het terug. En dan herinner je je opeens: ‘ach jee, dat is waar ook, o ja…’
Dan gaat het makkelijker om je weer opnieuw over te leveren aan het proces.
Het is aan de ene kant natuurlijk een beetje teleurstellend dat het elke keer weer moet terugkeren. Aan de andere kant is het hoopvol dát het terugkeert: als je eenmaal hiermee begonnen bent, keert het terug. Elke keer roept het je weer en elke keer probeer je het op een andere manier. Totdat je ontdekt dat er maar één manier is die maakt dat het proces zich kan openbaren, en dat is dat je het probeert te volgen. Terwijl je alle weerstanden daartegen in jezelf constateert, en het toch doet.
Ga maar, ga maar, heb maar vertrouwen. Dat is het enige wat een leraar kan zeggen: “Heb maar vertrouwen in het proces wat je begonnen bent, laat het maar werken in jezelf.”
<< Terug | Einde