Weekend oktober 2003 | Zondag
Inleiding [download]
Het raadsel van het ‘is’ – het zijn in het moment, zonder reden, zonder toekomstverwachting. Daar zijn we mee begonnen. En we hebben langdurig stilgestaan bij de rol van het lichaam, het contact hebben met je adem, met de energie. Zodat je die voedende energie kunt sturen naar alle organen die dat nodig hebben.
We hebben het gehad over je machteloosheid – als je al af en toe opgenomen bent in de grote heelheid, de grote eenheid, dan is dat een geschenk, een genade. Het is niet iets wat jij bereikt hebt, wat jij gedaan hebt. Dat is al een heleboel. Het is het ter beschikking zijn. En ook het ter beschikking zijn valt buiten je wilsmatige kunnen doen.
We hebben er ook samen lang bij stilgestaan dat alleen in de handeling, in het doen, duidelijk wordt hoe het patronenveld in jezelf is. Om je daarvan bewust te worden is een langdurige arbeid. Dan word je je een beetje meer bewust van wie je op dat moment bent. En je zult telkens opmerken dat die patronen volgens welke je handelt, heel stevig gevestigd zijn. Je kunt ze dus ook niet bestrijden.
Ik denk dat het heel belangrijk is dat je dat beseft: je kunt ze niet bestrijden. Het enige wat mogelijk is, is dat je iets losser komt te staan van dat totaal van wat je normaal bent in deze wereld, gemanifesteerd in een lichaam. En dat je, doordat je je daarvan bewust wordt, er iets losser van komt te staan.
Maar vóór alles gaat het erom dat je in je leven gemerkt hebt dat, met alles wat je kent en beheerst, je nog niet af bent, je nog niet klaar bent, dat er iets is dat je in sommige momenten merkt, iets – je kunt er allerlei namen aan geven, maar dat is niet belangrijk. Maar dat ‘iets’ kan je langzaam maar zeker zodanig gaan beheersen, dat je merkt dat het leven wat je aldoor geleefd hebt, maar een klein stuk is van dat veel grotere geheel wat je niet kent.
Het is heel natuurlijk dat je het dan probeert te kennen. Maar als je dat probeert, maak je gebruik van een instrument dat, in de toestand waarin het is, niet in staat is om het te kennen of te bevatten. Dat betekent dat je al vanaf dat moment je moet toevertrouwen aan iets waar je niet bij kunt – het is een kwestie van vertrouwen.
Dat betekent dus ook dat de oefeningen die je doet, welke dan ook: lichaamsoefening, bekend raken met je lichaam, je adem, je energie, niet voldoende zijn. En dat je steeds opnieuw, geduldig, met vertrouwen, in je leven een plek moet vinden waarin je dat rustig beoefent: het je overgeven, het luisteren, het niets horen – en de bezigheid van je denken-voelen, zonder dat te veroordelen, rustig zijn gang kunnen laten gaan.
Het is constaterenderwijs te leven, constaterenderwijs, met vertrouwen. Het voor lief te nemen dat het vaak, als je zit of loopt of doet, aandachtig voor zover het jou mogelijk is, naar je gevoel tot niets leidt. En langzamerhand inzicht te krijgen in de wetmatigheden van het gemanifesteerde leven. En te merken dat dat andere, dat ‘iets’, daaraan niet gehoorzaamt. Dat je kritisch moet zijn – dat is heel erg nodig – zonder te denken dat die kritische zin dat andere bereikt. Maar die kritische zin is weer nodig opdat je niet in een of andere gedachtepatroon komt.
En dat alles wat je bij jezelf constateert, nog altijd is vanuit die tijdelijke, beperkte manier van leven.
Er is geen enkele autoriteit die je daarbij kan helpen. De wetenschap ontraadselt op het ogenblik heel veel, maar staat ook telkens weer voor een vraag. Die vraag wordt helderder, meer omvattend, maar de vraag verdwijnt niet, hij verschuift. En ook dat, dat hij verschuift, moet je rustig aanvaarden.
Dat betekent uiteindelijk dat je er alleen voorstaat. Een vriend, een kameraad, een leraar, kan iets opmerken over de gang van zaken en je aanbevelen dáár en dáár eens op te letten. Maar meer kan hij niet, jij-staat-ervoor, niemand-anders.
En tegelijkertijd zul je ervaren dat een vriend, een leraar, toch iets betekent. Maar wát het betekent ervaar je soms, maar je kunt het ook niet zeggen: het is dát en dát. Je kunt alleen merken dat directe aanwezigheid van jezelf en de ander heel belangrijk is. Dat brieven, geschriften, e-mails, je daarin niet verder helpen. Want er ontbreekt iets – daar ontbreekt de lijfelijke aanwezigheid van de ander. Want in die lijfelijke aanwezigheid is een geheim, een geheim wat je niet kent, maar wat je wel kunt ervaren. Dat maakt het voor onze gewone begrippen heel moeilijk.
Zoals ik nu ervaar dat de hulpmiddelen die ik gebruik om jullie te bereiken: het microfoontje, mijn hoortoestel, daartussen zitten. Ik kom tot de conclusie dat eigenlijk nodig zou zijn dat we met elkaar praten van één op één. Niet eens één op twee. Maar – dat weten we allemaal – dat kan niet meer in onze overvolle wereld, ook niet in Holland. Het is jammer, maar het is zo.
Dus als je dat allemaal beseft, begrijp je dat je voor een gigantisch probleem staat. En als je dat beseft, kan je dat geduldig maken. Dan kan het dringende gewoel van je ‘ik’ tot rust komen. Dat is alleen een inzicht, maar dat is nodig. Want je ziet in de wereld, heel in het groot en vaak heel gruwelijk, wat het betekent als je dit allemaal niet beseft. Hoe bijna alle mensen grijpen naar snelle middelen – en de tijd lijkt zich ook te versnellen en de situaties schijnen scherper te worden.
We hebben in de geschiedenis nog niet te maken gehad met kindsoldaten. Maar als je er over leest uit betrouwbare bronnen, dan is het weer terug laten keren van zo’n kindsoldaat naar het normale leven een geweldige arbeid.
Dus dat zijn echt de problemen waar we voorstaan, allemaal, of het nu in Afrika plaatsvindt of ergens anders, maar daar staan wij voor. Dat is een onderstreping van het feit dat je je zult moeten verdiepen in jezelf – niet om een beter mens te worden, want dat is een idee; niet om God te bereiken, want dat is ook een idee. Maar om doodeenvoudig het geheel wat je bent te leren kennen.
Er is geen enkele oefening buitenom. Want ik krijg vaak te horen: ‘ja, ik besef nu wel dat ik niet helemaal bij mezelf ben, wat kan ik daaraan doen?’
Niets anders dan het alleen maar beseffen. Alle andere manieren zijn buitenom. Alleen maar beseffen dat je bent zoals je bent, en wat de consequenties daarvan zijn. En dat je daar boos over kunt zijn, je kunt er ongelukkig over zijn, je kunt er verdrietig over zijn, je kunt er wanhopig over zijn – het heeft allemaal geen zin.
Blijven constateren – en alleen maar constateren, niet een conclusie, want die conclusie bindt je vast. Constateren, rustig doorgaan. Je weet niet waar je uitkomt – je weet überhaupt niet of er iets gebeuren gáát…
En dat alles moet je voor lief nemen. Je kunt niet vergelijken, je kunt je niet met een ander vergelijken, je kunt niet worden zoals een ander is, allemaal vergeefs. Je kunt alleen maar jezelf een kans geven tot inzicht te komen. Dat is alles.
Nou, daar zou ik het voor vanochtend bij willen laten.
<< Terug | Einde