De beide kanten van de mens

Inleiding [download]

Ik zal proberen om te vertellen wat ons allemaal overkomt.
We worden allemaal geboren. De eerste weken zijn we nog in die grote wereld die de hele schepping omvat, de hele kosmos. En gaan we de fase in dat we in sneltreinvaart gaan leren hoe die zichtbare wereld eruitziet en wat je daarin kunt doen. Dat is een leerproces wat zich zo snel voltrekt, dat we helemaal geen tijd meer hebben om te beseffen waar we vandaan komen: die onaangeraakte wereld die eeuwig is. Maar er blijft altijd een klein beetje herinnering achter, ook al begrijpen we die niet, ook al is het een mysterie.

En dan is het de vraag in welke fase van je totale leven je bent. Soms is dat wat je leert zo boeiend, dat het zich als een laag legt over die herinnering. Zodat je helemaal opgaat in die wereld waar je wat doen kunt en waar je eeuwig kunt leren, het breidt zich steeds meer uit. Maar het breidt zich uit in de breedte, in het horizontale. En als je heel veel leert kun je een geleerde worden op een of ander terrein. Als je zo bent, als dat je fase is die je niet gewild hebt maar die je wel verkrijgt, dan behoor je tot de succesvolle mensen in dit leven.
Je ontmoet wel mensen die een beetje problematisch in het leven staan en je hebt daar nauwelijks tijd voor. Want het leven van alledag, je werk en je relaties, zijn zo boeiend en zo alle aandacht opvragend, dat je eigenlijk die mensen een beetje als zeurkousen benoemt en voelt en ervaart. Maar in het leven van zo’n succesvolle mens komt altijd een moment dat hij in een crisis komt. Dat is niet direct zichtbaar, maar het gebeurt gewoon. En dan kan er een omslag plaatshebben. Dan is plotseling die wereld waar hij zo volkomen in geloofde, niet meer zo zeker. En dan gaat hij begrijpen dat die mensen die hij als zeurpieten heeft gezien en gevoeld, al eerder aan iets bezig waren waar hij nu toe gedwongen wordt.
Het kan ook zijn – dat gebeurt ook – dat hij door de crisis heen komt en opnieuw het leven ingaat waar hij in geloofd heeft. Het is dus heel ingewikkeld eigenlijk, het leven van een mens is heel ingewikkeld.

En dan heb je het andere type mens, dat is een andere fase, die die herinnering aan die geweldige onaangeraakte wereld, die innerlijke wereld, zich eigenlijk altijd een klein beetje herinnert, die zich vragen stelt. En dan kom je in die merkwaardige fase dat je van allerlei hoort, dat je stromingen opzoekt die iets anders vertellen dat de gewone materiële zienswijze. En meestal kom je dan in de verwarring terecht. Want wat die stromingen zeggen is weliswaar in de kern hetzelfde, maar doet zich in zijn uiterlijke vorm, zoals die tot je komt, zich als verschillend voor. Dat is gewoon wat gebeurt.

Dan kom je dus te staan tegenover het merkwaardige feit: in hoeverre je je innerlijke twijfel voorrang verleent. Als je je innerlijke twijfel voorrang verleent, ga je dus eigenlijk af op iets wat je niet kunt omschrijven, daar kun je nauwelijks woorden aan geven, maar je hebt het gevoel dat je iets bent dat niet direct zichtbaar is. En je zoekt eigenlijk in de wereld waar je in leeft, zoek je dat terug. Het is een soort van herinnering. Maar het is geen duidelijke herinnering, je kunt er geen woorden aan geven.
Gurdjieff heeft gezegd, toen hem gevraagd werd wat het belangrijkste in het leven is: dat je je herinnert wie je bent.
Dat is heel kort gezegd waar het om draait. Je moet dus in de zichtbare wereld, tastbare wereld, je terugvinden wie je eigenlijk bent. En dat is, omdat je er geen woorden aan kunt geven, je kunt het niet in woorden vatten, een moeizame weg. En dan zeg ik het nog heel optimistisch eigenlijk.
Je wordt vaak door zo’n grote twijfel bevangen, dat je de succesvolle mensen benijdt. Dat komt erbij. En dat je eigenlijk onrechtvaardig behandeld vindt – je geeft er geen woorden aan, maar je voelt dat. Waarom kun je niet zo zijn als die succesvolle mensen? En daar krijg je geen antwoord op.

Dan is het heel belangrijk, als je in die fase bent, dat je iemand tegenkomt die tegen je zegt ‘Dat je twijfelt en dat je ongelukkig bent, dat is een heel goed teken, want dat betekent dat je je eigenlijk herinnert wie je bent. Dat je eigenlijk eeuwig bent, maar niet in dit lichaam. Dit lichaam is niet eeuwig, het lichaam is sterfelijk.’
Maar het is natuurlijk heel wat als je dat hoort of leest, maar meestal hoor je het, omdat degene die dat tegen je zegt weet waar hij het over heeft. Terwijl een boek je eigenlijk vrij laat om het niet te lezen in zijn werkelijke betekenis.

Als je zo iemand tegengekomen bent, ga je vanzelf dieper op de dingen in. Je gaat je vragen stellen die je voordien niet gesteld hebt. Je gaat opmerken – hoewel je het dagelijks op de tv kunt zien – dat er heel veel mensen zijn, miljarden mensen, die het slechter hebben dan jij. En je vraagt je natuurlijk af: hoe kan dat.
Er zijn veel theorieën, en als je jezelf niet écht wilt vinden, ga je geloven in die theorieën. Onder andere over reïncarnatie, waar het er eigenlijk om gaat om een goed leven te leiden, geen slechte dingen te doen, want dan zul je in een volgend leven het beter hebben. Dat is een van de belangrijkste. Die is uit het Oosten gekomen, omdat ze in het Oosten de oorspronkelijke teksten van de Veda’s niet goed vertaald hebben. En hoewel de Hindu’s de bijbel van de Gita hebben, kun je het daar ook niet zo direct lezen. Daarvoor moet je heel erg twijfelen, om daarin te vinden wat er bedoeld is. Daar is bedoeld – dat is eigenlijk het belangrijkste wat de Gita vertelt – dat je gewone, dagelijkse, tastbare, zintuiglijke leven, volkomen volbracht moet worden. Dan moet je niet zeggen: ja, mijn innerlijk zegt dat ik dat wat ik eigenlijk doen moet, niet hoef te doen. Nee, alles wat je hier als plicht krijgt, moet je volbrengen, niet zeuren. Dat is de ene kant. Aan de andere kant moet je tegelijkertijd steeds beseffen dat je een innerlijke opdracht hebt, ondanks het feit dat die innerlijke opdracht niet duidelijk is.

Dat is wat ons allemaal overkomt – en daarom is het aandacht hebben voor de beide kanten: het herinneren wie je bent én het vervullen van dagelijkse materiële plichten, zo moeilijk. Je bent altijd geneigd om voor het een of voor het ander te kiezen. Maar dan loop je op één been, dat kan niet. Je hebt twee benen nodig om te lopen, beide kanten moeten vervuld worden.
Dat maakt het leven, zowel van de succesvolle als van degenen die zich herinneren, zo moeilijk. Want telkens kies je voor één van de twee. Je begrijpt dan niet dat je op dat ogenblik stilstaat, dat je dan niet meer groeit, dat je niet meer vervuld wordt. En daar komen problemen uit voort: relatieproblemen, materiële problemen… Dat is waar we meestal blijven steken.

Nou is het maar de vraag in hoeverre die herinnering zó sterk is, dat die je er doorheen trekt. Maar dat kan alleen maar als je aandacht geeft aan die herinnering wie je eigenlijk bent. Het gewone leven neemt je meestal zo in beslag, dat je daar onvoldoende aan toekomt. Je hebt je problemen in dat gewone leven en je moeilijkheden en je verdriet en je vreugde. En je haalt de boel door elkaar, je kunt niet meer onderscheiden: wat is nou van die herinnering, wat is nou van het gewone leven. Pas na héél lang leven ga je ontdekken dat het zogenaamde gewone leven en de herinnering wie je bent, eigenlijk één zijn.
Dat is geweldig, als dat gebeurt, als je je realiseert dat dat zogenaamde uiterlijke leven, één is met het innerlijke leven, het leven van wie je bent – tijdloos, maar wel in fases van vervulling.
Want je kunt soms die eenheid beleven van het uiterlijke en het innerlijke, maar het verlaat je ook weer. Omdat het uiterlijke leven zó dwingend is – dat is het zeker voor mensen die in een hongerloon fase zijn – dat je je inderdaad afvraagt: hoe moet dat ooit goed komen… Het is zo overweldigend wat er is. En je ziet gewoon, als je niet gek bent, dat jij daar vrij weinig aan doen kunt, dat gebeurt gewoon. Maar als je je niet laat overspoelen, overweldigen, door dat gevoel van machteloosheid, dan ga je ontdekken dat het leed, voor zover wij kunnen zien, ontstaat uit het je niet herinneren wie je bent. Want dan, als je daarvan los bent, kun je moorden, martelen. Dat kan alleen maar als je vergeten bent wie je eigenlijk bent.
En dan besef je ook dat je, omdat je dat ziet, een levensopdracht hebt: in je eigen leven die herinnering niet te vergeten. Altijd weer je af te vragen: … wie ben ik eigenlijk? Ik kan mijn lichaam zien, ik kan mijn lichaam voelen, ik kan de wetten van mijn lichaam leren kennen, dat is heel belangrijk. Maar dat is niet het enige. Ik moet ook leren kennen wie ik eigenlijk ben. Want dan is de ervaring van je lichaam – en dat is al een hele wereld, de ervaring van je eigen lichaam in al zijn onderdelen: zijn energie, in zijn vitaliteit, in zijn ziekte, in zijn tekorten, in zijn handicap, dat is heel veel – maar het is niet voldoende. Want het is maar een gedeelte – zoals je uiterlijke leven wat je hebt te leven, ook maar een gedeelte is. Het is één deel.
Wie je eigenlijk bent moet gecultiveerd worden. Het is er, maar het besef ervan moet gecultiveerd worden: besef dat je dat bent, dat je dus eigenlijk eeuwig bent, onveranderlijk, onvernietigbaar – en tegelijkertijd sterfelijk, voorlopig. En dat die twee even sterk zijn.
Dan kan er iets gebeuren, dan kan er voortgang zijn in dat totaal wat je bent. Wat er meestal gebeurt is dat je toch telkens weer kiest voor het een, of voor het ander. En dan niet beseft dat op dat moment dat je blijft steken. En dat steken blijven, dat kan een heel leven zijn. Dat is dan jammer. Want het steken blijven heeft het nare, dat dat ene wat je voortrekt eigenlijk, steeds sterker wordt.
Het kan ook zijn dat je zegt: nou ja, deze wereld, dat is maar betrekkelijk, dat er zoveel leed is, dat is jammer, maar ik probeer me te herinneren wie ik ben. En dan blijf je ook steken. Dan krijg je dus het kloosterleven in jezelf. Daarvoor hoef je niet in een klooster te gaan, je krijgt het kloosterleven in jezelf, wat op één been loopt. Want de schepping is niet zo ingericht, de schepping is een uiting, en die uiting is sterfelijk. Die trekt zich altijd weer op een bepaald moment terug, als het orgaan waar het in leeft, sterft. En daaraan gaat gepaard dat je je eigenlijk niet bezig gehouden hebt met wie je bent, ondanks het feit dat je innerlijk in een klooster gaat. Want je laat iets sloffen wat vervuld moet worden. Dat is je dagelijkse taak, je dagelijkse relatie, je dagelijkse werk.

Als je dit doorhebt, heb je geen moeite om tijd vrij te maken voor dat wezen wat je bent. En niet het gevoel te hebben dat je daarmee iets heel lofwaardigs vervult, je vervult gewoon wat je opdracht is.
En dan ga je oog krijgen voor de kwaliteit van je leven. Dat is waarschijnlijk waar het om draait: de kwaliteit van je leven, komen die beide kanten aan bod. Waarbij je je duidelijk in moet spannen om die innerlijke kant, die wezenlijke kant, zijn deel te geven. De gewone, uiterlijke kant, neemt zijn deel wel, of je wilt of niet.
Maar daar zit dus niets in om trots op te zijn. Je gaat steeds meer beseffen dat je je hele leven krijgt, je krijgt de kans om je te vervullen. Daar kun je wel dankbaar voor zijn, maar je kunt er niet trots op zijn dat je probeert het te vervullen. Dat is gewoon datgene wat gebeuren moet.
Als je dat ziet, veranderen de problemen die je normaal tegenhouden, die je normaal zó in beslag nemen dat je er niet uit komt, van kwaliteit voor jou.
Je gaat merken dat het dus gaat om kwaliteit, wat het ook is. Of het nou is dat je op tijd naar bed gaat, het slaap-waak ritme eert. Of dat je opmerkt waar je een ander kunt helpen, dat je opmerkt dat iemand het moeilijk heeft – en dat niet afdoet met een goedkope redenering van: ja, maar hij heeft ook dat en dat gedaan, nou zit hij op de blaren… Dat is maar gedeeltelijk, dat is wat je gezien hebt, maar je weet niet waar het vandaan komt dat die mens zó en zó gedaan heeft.
Je bent dus voorzichtig. Je probeert, als het in je vermogen ligt en als hij in je nabijheid is, om die mens te bevrijden. En misschien kun je hem iets helpen. Maar dát je hem helpen kunt, is helemaal niet zeker. Dat hangt ervan af hoe liefdevol je voor hem voelt, dat is de ene kant. En aan de andere kant is in hoeverre je het ontvangen kan.
Van beide kanten, waar ik het nu over heb, weet je heel weinig. Je kunt alleen door te doen, door te handelen, in beweging te komen, kun je merken of het die ander helpt of niet. Maar het resultaat is volmaakt onbekend. Er zijn zoveel factoren daar in dat hele heen en weer van dat innerlijke gesprek, dat soms woorden kan krijgen, soms een gebaar, soms een stilte… Je weet niet wat daarmee gebeurt. Je kunt alleen achteraf, ook al is dat maar drie seconden achteraf, pas merken wat er gebeurd is. Zo klein zijn we nog allemaal.
Een echte leraar beseft dat allemaal. En die weet dus hoe weinig hij vermag – juist omdat hij inzicht heeft in die twee kanten in de mens. Je weet nooit of je een mens ontmoet die in balans is. Meestal voel je het wel, een mens die in balans is, is niet opvallend. Dat is een van de dingen die zeker is: iemand die in balans is, is niet opvallend. Opvallend is altijd de mens die niet in balans is, naar de ene kant of naar de andere kant.

Dus het leven is wonderbaarlijk. En het gaat erom om beide kanten in het oog te houden. En te proberen niet opeens te kiezen voor het een of voor het ander. Want als je lang genoeg geleefd hebt, dan weet je dat je dan blijft steken. En het is natuurlijk de bedoeling dat je transformeert, dat je verdergaat in balans.

Nou, laten we het hierbij houden.


naar boven

<< Terug | Einde