Luisteren naar de innerlijke stem

Inleiding
[download]

Het is warm. Jullie zouden graag buiten zijn, maar het is zoals het is, we zitten hier. En jullie hopen dat jullie iets horen zullen wat je kan helpen.
Wat zou je kunnen helpen? Niet de oplossing van een of ander probleem wat je hebt, maar dat je jezelf zou leren kennen, helemaal. Niet alleen de mooie kanten, zoals wij die noemen en alle lelijke kanten, zoals wij die noemen, maar dat je jezelf leerde kennen in het totaal van het leven. En meditatie is eigenlijk het ontdekken wie je bent.
In die meer dan veertig jaar dat ik bezig ben, heb ik me verbaasd over de hardnekkigheid waarmee we onszelf proberen te leren kennen door buiten te blijven staan. Door in boeken te lezen, of van andere mensen te horen, of trainingen te ondergaan die iets in het vooruitzicht stellen. Hoe heel erg moeilijk het is blijkbaar om die stap te nemen, die ene stap, dat je ziet dat het zo niet kan. Dat je nooit jezelf zult leren kennen door buiten te blijven staan, door beschrijvingen te lezen, door toespraken te horen – terwijl je buiten staat.

Maar die ene beslissende stap is dat je probeert te luisteren naar wat er in jezelf omgaat. Alleen maar te luisteren, eindeloos te luisteren. En op te merken dat je, als je dan luistert, ongeduldig wordt en weer buiten je gaat vragen.
En zo gaat dat door.
Dus die ene stap is nog niet eens een stap, het is een halve stap, of een kwartstap. Je moet blijkbaar dan weer eindeloos heen en weer gaan, naar binnen en naar buiten, en naar buiten en naar binnen, en naar binnen en naar buiten, en naar buiten en naar binnen. En zien dat dat natuurlijk een eindeloze verspilling is van energie – terwijl de wereld in brand staat.
En ook dat in brand staan van de wereld, op allerlei manieren, bekijk je van buitenaf, en je bezorgdheid is ook van buitenaf. Het is geen aansporing om nu eindelijk naar binnen te gaan, om nu eindelijk alleen maar te luisteren… En niet altijd weer, terwijl je luistert, alweer naar buiten te gaan.

Blijkbaar is het nodig dat iemand je daar iets over zegt, iemand die zelf naar binnen is gegaan. En zo iemand is zich bewust, en steeds sterker bewust, dat hij nog maar pás naar binnen is gegaan, dat hij nog maar pas begonnen is. Want binnenin jezelf, waar alle woorden en alle leringen en alle beslissingen en alle ervaringen even weg zijn, ontvouwt zich een zó ongelooflijk grote wereld, zó complex, dat reikt naar duizenden jaren terug. En wordt zich bewust van een ongelooflijke beweging, een beweging die alles omvat.
Als je lang genoeg naar gekeken hebt naar de beweging, en je hebt maar weinig tijd – want je moet ook voor je levensonderhoud zorgen, je moet mens onder de mensen zijn. En net doen alsof je niks af weet van dat alles binnen in je, want anders ben je onbegrijpelijk voor de mensen om je heen. Je merkt dat je  eigenlijk veel te weinig tijd hebt voor dat luisteren naar binnen toe. Je wordt heel zuinig op je tijd. En je raakt er steeds dieper van overtuigd dat je nog maar héél weinig weet van wat zich eigenlijk voltrekt.

Als je zo bent, probeer je anderen, die bij je komen, er iets van te vertellen. En dan merk je dat wat je vertelt eigenlijk weinig betekenis heeft voor die mensen die bij je komen. In het begin is dat natuurlijk een teleurstelling. Maar na een poosje begrijp je dat het heel dom is om daar teleurgesteld over te zijn, want je spreekt over iets wat ze zelf nog niet hebben leren kennen. Ze zijn eigenlijk in dezelfde positie als een kind die de namen leert. Dus je houdt op met erover te vertellen en zegt eigenlijk alleen maar vanaf dat moment: ga naar binnen, luister naar jezelf, ontdek het zelf…
Want je hebt gemerkt dat dat de enige manier is, dat je het zelf ontdekt. Dat een ander het je niet kan vertellen – laat staan dat hij iets aan je leven kan doen. Dat is onmogelijk, dat weet je dan.

En dan blijkt dat als je zegt tegen iemand die bij je komt: … ga naar binnen, dat hij heel braaf zegt: ja, dat zal ik doen. En de volgende dag komt hij bij je en zegt: hoe kan dat, hoe kan ik naar binnengaan, hoe moet ik dat doen?
Dat is natuurlijk heel logisch, want hij kwam bij je om een antwoord te krijgen op een vraag van hem, en nou krijgt hij geen antwoord, hij krijgt een verzoek om naar binnen te gaan. En dat is een beetje gek, hè. Dus op een dag wordt het je duidelijk dat je moet proberen te vertellen hoe je naar binnen moet gaan.
Intussen zijn er al een paar tientallen jaren verstreken, het gaat heel langzaam.

En dan krijg je te maken met de basisinstincten, terwijl het een heel vredevol proces is. Ik bedoel, zo’n gesprek wat je hebt, dat is geen ruzie, dat is geen boosheid. Maar toch krijg je te maken met dat instinct van zelfbehoud. Dat is in dit geval behoud van het geconditioneerde deel van jezelf. En het verlangen dat te begrijpen.
Je moet dus je activiteit weer verplaatsen, je moet zeggen: nee, ik kan je geen antwoord geven, want daar heb je niks aan. Dat is natuurlijk wel een vreemde toestand dat je tegen iemand zegt: ik kan je geen antwoord geven, je moet naar binnen gaan…
Dan kom je dus op het punt dat je duidelijk moet maken dat dat geconditioneerde gedeelte alleen maar antwoorden kan krijgen in zijn eigen gebied. En dat hij nooit verwezen wordt naar waar hij vandaan komt, waar alle mensen vandaan komen en waarin alle mensen weer sterven.
Wat je dan eigenlijk vraagt van zo iemand die met een vraag bij jou komt, is: kun je zien dat alles wat je uitvindt in dat geconditioneerde gedeelte, geconditioneerd blijft. Dat wil zeggen: voorlopig. Voor de volgende ademtocht, maar niet voor de tweede daarna.
Het is heel kort bij, de antwoorden die je vindt in het geconditioneerde. Die hebben niet te maken eigenlijk met je leven, die hebben niet te maken met je wezen, die hebben niet te maken met wat er al achter je ligt. En die hebben niet te maken met wat er misschien mogelijk is, voor jezelf.

Het blijkt heel moeilijk te zijn om dat duidelijk te maken. Want altijd komt er de vraag: ja maar, ja maar als…
En je moet  elke keer zeggen: ‘ja maar als’, dat is in het geconditioneerde. Eigenlijk moet je het geduld hebben om altijd maar weer te zeggen: zo gaat het niet, zo kan het niet, je moet het zelf ontdekken. En om het zelf te ontdekken, moet je helemaal je eigen geconditioneerde geest leren kennen. En je moet daarbij niet ongeduldig zijn, want je hele ego is ingesteld op een snel antwoord. Een antwoord dat voldoet aan de vraag die je stelt. En de vraag die je stelt is al veel te klein, veel te weinig omvattend. Dus je moet eigenlijk duidelijk maken dat de vragen aan de buitenkant zijn en dat ze nooit iets kunnen vertellen over de binnenkant, over datgene wat er altijd is en vanwaaruit je leeft. Al weet je dat niet. Je weet het niet. Je denkt dat je leeft van voedsel wat je tot je neemt, van de kennis die je vergaart, van de vaardigheden die opdoet. Dat denk je.

En dan komt er iemand die zegt: nee, dat is niet zo, je leeft vanuit een onbekend iets en je bent bang voor dat onbekende, je bent bang voor wat je de dood noemt, en de dood is eigenlijk dat je de gelegenheid krijgt om dat onbekende binnen te gaan.
En wat ik vraag, dan – en ook dat heb ik langzaam pas geleerd – is dat je, terwijl iemand leeft, aan hem vraagt om binnen te gaan in wat hij eigenlijk is. Duizenden jaren al. Nu is hij op dit punt dat hij tegenover me zit en dat hij me vragen stelt. En nu vraag ik dat hij zich bewust wordt van wat hij al geweest is en wat dat betekent dat hij dat al geweest is. Dat hij dat vergeten is en dat is hij vergeten omdat er zoveel, zo ontzettend veel te doen is in het leven. Buiten dat je in je levensonderhoud moet voorzien met alles wat daarbij hoort, is er ook zoveel nog te leren kennen aan de buitenkant, eindeloos veel, dat je er gewoon niet aan toe komt.

Soms – en dat is natuurlijk iets geweldigs – begint iemand er iets van te begrijpen. En die heeft dan genoeg aan bij zichzelf zijn. Aan bij zichzelf blijven. De tijd nemen. De tijd nemen om niet te weten – want dat staat aan het begin: dat je niet weet en dat je al doorhebt dat je niet aan een ander kunt vragen. En dat je merkt, zoals ik aan het begin zei, dat je er heel veel tijd voor nodig hebt, voor dat luisteren naar binnen toe. Voor dat gaan zonder dat iemand er iets van merkt. Zodat geleidelijk aan het lawaai, waar je anders altijd in leeft zonder dat je dat merkt – niet alleen het lawaai van buiten, maar ook het lawaai van binnen – afneemt. Het verwijdert zich als het ware. Daar heb jij niets aan gedaan, je hebt alleen maar geluisterd. Steeds weer opnieuw.
En je gaat merken hoe haastig je in het leven staat. Hoe ‘n haast je hebt – en dat is heel gek – voor iets wat voorbijgaat. Wat strakjes gewoon ophoudt als je sterft. En dat je eigenlijk geen tijd meer hebt, veel te weinig tijd hebt, om dat te vernemen wat niet voorbij gaat en wat je ook bent. Dat ga je aan jezelf merken. En dat gaat heel ver.

Je gaat merken dat je gewoonten hebt om naar de dingen te kijken, hoe je eigenlijk altijd ziet wat je denkt dat je zien zult. En daar ben je je niet van bewust. Maar daar word je je dan van bewust dat dat zo is.
Dat is een hele omwenteling in je leven. Je merkt eigenlijk hoe onzorgvuldig je bent in je waarnemen, in je kijken en in je luisteren. Hoe je altijd al hoort, en ziet, wat je denkt dat er is. Je gaat steeds meer merken dat je leeft in voorstellingen en dat je het eigenlijke, wat die voorstelling heeft opgeroepen, niet ziet en niet hoort. Je denkt aldoor in dit ene leven. En daar neem je genoegen mee, daar heb je tot nu toe genoegen mee genomen.
En je ziet dat je dat eindeloos kunt herhalen, zonder dat er iets verandert, want je hebt het belangrijkste deel weggelaten: datgene wat de aanleiding is tot jouw leven, en tot alles wat er is. Dat heb je gewoon weggelaten en dat weet je niet. En nu merk je dat.

Dat verandert je leven. Maar je merkt tevens dat je daarover nauwelijks met een ander kan praten. Want alles wat je zegt, wordt uitgelegd op een andere manier dan je bedoelt. En dat is geen kwade wil, dat is heel gewoon eigenlijk. Want die ander die moet ook naar binnen gegaan zijn. Meestal is dan een gesprek niet eens nodig, als je iemand ontmoet die naar binnen gegaan is, dan is alles duidelijk.
Het is al een heel ding als je beseft dat als we met elkaar praten, dat dat een heleboel woorden en geluid is, en dat er maar héél weinig wisselwerking is. En dat je veel geduld moet hebben om die wisselwerking op te merken en tevreden te zijn dat dat maar een héél klein beetje is. Blijkbaar is het zo, blijkbaar gaat het zo. En je hoopt dan maar dat wat je geleidelijk aan ontdekt hebt, zoveel eigen kracht heeft dat het die ander bereikt.

En je krijgt steeds meer het gevoel dat je tekort schiet. Dat wat die ander misschien ontdekken kan, zo geweldig is, zo bevrijdend is – en dat je dat niet kunt overbrengen. Dat maakt dat je je heel nietig gaat voelen, heel klein, heel onbetekenend eigenlijk. Dat je dat niet eens kunt, dat je niet eens kunt duidelijk maken dat je alleen maar binnen kunt ervaren wat eigenlijk is. En dat je dus nog kleiner moet worden, zó klein, dat je van geen betekenis meer bent en alleen het duidelijk maken betekenis krijgt. Dat je verlangen om die ander te helpen zichzelf te vinden, het enig belangrijke is.

Na een poosje ga je merken dat dat ook het enige juiste uitgangspunt is. Namelijk dat jij voor je eigen gevoel van geen belang bent, dat die ánder alleen van belang is. Die ander die je vragen stelt en die je moet duidelijk maken dat die vragen niet beantwoord kunnen worden. Dat er geen methode is en dat er geen systeem is en dat er geen filosofie is, die dat kan vervangen. Je zou het kunnen opschrijven, zomaar, maar wie moet het horen, wie moet het zien, wie moet het lezen.

Ik denk dat dat de moeilijkheid is geweest voor alle mensen die naar binnen gingen. Er zijn natuurlijk hele grote verschillen in hoevér je naar binnen wil gaan. Als je zelf naar binnen gaat, ga je merken dat er inderdaad heel grote verschillen zijn in het naar binnen gaan, in het niets worden. En dat eigenlijk de intensiteit waarmee je naar binnen gaat, uitmaakt in hoeverre je een ander kunt bereiken. Want datgene wat het werk doet, dat ben jij niet, het werkt door je heen. En als jij nog teveel denkt dat je het bent, dan zit dat in de weg. Dat is de moeilijkheid.

Toch merk je ook dat er iets gebeurt. En je weet dat dat maar héél weinig met jezelf te maken heeft, dat het meer te maken heeft met een wonder, een wonder dat die ander even geraakt wordt door zichzelf, geraakt wordt door wat hij is. En vanaf dat moment gebeurt er iets wat je niet kunt voorzien. Ook al zie je die mens misschien jaren lang telkens weer, het blijft onbekend hoe het loopt, hoe dat naar binnen gaan zal verlopen, hoeveel protesten hij nog zal hebben, hoeveel vragen hij je nog stellen zal.
Maar je merkt dus dat het kán, dat er iets kán overkomen. En dat is ongelooflijk eigenlijk, het is echt ongelooflijk dat dat kan. En dat is dan je leven, om te leven met dat het tóch kan. En van daaruit door te gaan. Vooral door te gaan met het naar binnen luisteren, want dat is de bron. Je ervaringen in je leven, alles wat je aan kennis hebt opgedaan, alles wat je gelezen hebt, alles wat je verteld is, kan daar niet bij helpen. Dat maakt het maar moeilijker. Als je iets vertelt uit je leven, dan heeft dat alleen maar zin als dat het naar binnen gaan makkelijker kan maken. Daarvoor moet je dus heel goed kunnen onderscheiden dat wat je vertelt uit je leven, van het voorlopige is, waar dat andere doorheen werkt. En dat je dat andere wat er doorheen werkt, zo duidelijk mogelijk maakt.

Wat ik nu beschreven heb dat is de weg die we allemaal gaan – als we willen. Als we het belangrijk vinden, als we niet teleurgesteld zijn doordat er in het voorlopige alleen maar voorlopige antwoorden zijn. Want wat ik beschreven heb is maar één leven tussen de miljarden levens. Maar telkens is het naar binnen gaan het belangrijke moment. En dat is, zoals ik al zei, niet constant, dat is een heen en weer in het begin. Totdat het je duidelijk wordt dat je aldoor heen en weer gaat, en dat je daardoor steeds makkelijker naar binnen kunt gaan. En als je naar binnen gaat, merk je dat je aan het begin staat van een ongelooflijk geheel, wat je nooit zult kunnen beschrijven, en wat je ervan aanduidt is eigenlijk te verwaarlozen.

Wat ik jullie vertel dus nu, is wat voor ons allemaal geldt. En misschien, omdat ik geloof dat ik het wel heel goed verteld heb, heel nauwkeurig verteld heb, dat het je moed geeft om naar binnen te gaan. Om alles te vergeten en rustig te luisteren naar die innerlijke stem, die wacht om gehoord te worden.
Zo is het alle eeuwen geweest, en zo is het nu nog. Alleen wordt het steeds moeilijker voor de mens, zeker in deze welvarende, doorvoede, haastige wereld, om zich tot luisteren te zetten, om te begrijpen dat het nodig is. Maar het gaat zoals het gaat. En misschien hebben jullie hier iets aan.

naar boven

<< Terug | Einde