Luisteren naar je lichaam

Inleiding
[download]

Gisteren hebben we een hele intense nabespreking gehad. Daar wilde ik eigenlijk op terugkomen, omdat daar een paar dingen zijn geopperd die waarschijnlijk een hele goede leidraad zijn voor waar we mee bezig zijn deze dagen.

Er was de opmerking van Klaaske, dat ze gemerkt had dat ze, terwijl ze eigenlijk iets anders wou, tv ging kijken. En dat het eigenlijk een heel groot raadsel was waarom dat toch altijd weer gebeurde. Dat ze nu hier in deze sessie plotseling de inval kreeg dat het misschien was omdat ze niet echt belangstelde in het bewustzijn. Dat ze eigenlijk al dacht aan wat er zou gebeuren, als je bijvoorbeeld wel ging zitten – in ieder geval je bezig hield met je eigen bewustzijn. Dat dat merkwaardige van iets anders doen dan je eigenlijk wilt, dus voortkomt uit te weinig belangstelling voor je eigen bewustzijn.

Hein bracht in dat hij eigenlijk heel ontspannen en volledig betrokken in het uitwerken van iets op de computer kon zijn – het kon een toespraak van mij zijn, het kon ook wat anders zijn – dat hij in de flow, in de stroming, van dat volledig in het werk zijn, alles kwijt was: zijn eigen moeilijkheden, wrevel, allemaal weg. Maar dat hij dan daarna wel eens dacht: ja, maar dat van dat bankje, dat heb ik nou toch maar weer vergeten, hoe zit dat?

En Corinne bracht iets binnen wat eigenlijk heel grappig was, maar wat heel goed de toestand van het bewustzijn beschrijft: een soort van hondenhok waar je een kluif in gooit. En dan zijn de gedachten de honden, die daar heel gretig op ingaan, misschien elkaar zelfs nog bevechten – dat is ook zo – en aan het kluiven slaan en hun eigen aanwezigheid als gretige hond niet meer opmerken. Ze zijn met de kluif bezig.

Dus allemaal opmerkingen die tenderen naar één ding: dat je niet wéigert, maar dat je vergeet om jezelf op te merken terwijl je leeft. Dat is het eigenlijk. En we merken wel op – natuurlijk merken we dat op, doordat we ziek worden of doordat we moe worden of doordat we niet helder zijn of dat we verward zijn of ongeordend zijn (wat Francisco naar voren gebracht heeft) – de gevolgen van dat niet opmerkzaam zijn, die merken we wel op. Dan gaan we dus proberen maatregelen te nemen om die vervelende dingen, die afwijkingen, op te heffen. En dan zijn we dus weer bezig met: hoe kunnen we dat opheffen. Maar dan zijn we weer niet bezig, zijn we weer niet attent, op wat er gebeurt.
De boeddhisten, die zich voornemen om altijd indachtig te zijn aan wat er gebeurt, altijd indachtig te zijn aan het leed, altijd indachtig te zijn om eerlijk te zijn, om niemand te storen zoveel mogelijk, zijn dus bezig om ongewenste resultaten van onaandachtigheid op te heffen. Maar dat is dus een omweg. Dat is niet zó acuut in de situatie van je eigen geest zijn dat je opmerkt wat er gebeurt. Als je opmerkt wat er gebeurt, hoef je je niet iets voor te nemen. Als je – het is een oud voorbeeld – je vinger brandt, hoef je je niet voor te nemen om je vinger terug te trekken. Zo is het en niet anders.

Dus kun je opmerken wat er in je bewustzijn gebeurt, zonder dan eigenlijk in een aflossingssysteem te komen, dat je zegt: nou gebeurt er dat en ik moet voorkomen dat dat gebeurt. Dan ben je … te laat.
Kun je dus bij jezelf blijven, niet alleen op het bankje, altijd. Kun je dat? En als je dat probeert, dan merk je dat dat niet lukt. Hoera. Wat nu?
Dat is echt de vraag, hoor: wat nu? Er is altijd iets wat je afleidt, er is altijd iets wat maakt dat je je iets voor gaat nemen, er is altijd iets waardoor je jezelf verwijt en tegen jezelf zegt: dat moet ik anders doen. Maar als je dat zegt: dat moet ik anders doen, ben je niet op de plek waar je hoort te zijn.

– Spreekt dit jullie aan, of denk je eigenlijk: hij zit maar wat te kletsen?

[gelach, iemand zegt: ‘dit klinkt mij als waarheid…’]

– Oh. Nou, ik weet dat nog niet, hoor. Ik ben aan het begin.

Hoe kun je dus die toestand van er zijn in het moment – is daar iets aan te doen? Dat is: niet terugkijken, niet iets vinden, maar gewoon er zijn, met alle risico die dat inhoudt.
Want het is duidelijk, hè, wat ik nu probeer onder woorden te brengen, heeft te maken met het hele grote probleem in de wereld. Waar we ook altijd van goede wille de zaken proberen te regelen, of soms van kwade wille, maar in ieder geval niet bij onszelf als levend wezen zijn, die zó dicht bij zichzelf is dat hij vanzelf vanuit het geheel doet – dus niet vanuit dat bekende, geconditioneerde, kleine leven, maar vanuit het geheel. Mét alle beperkingen die je hebt. Want we zijn allemaal beperkt, sowieso.

Gisteren heb ik geaccentueerd dat het misschien zo is dat je moet leren in een gebied van jezelf te verkeren, waar al die dingen die normaal spelen op dat moment, niet van belang zijn. Namelijk je adem en de energie.
Klaaske en Ad hebben daarop ook ingehaakt, gezegd: ja, maar je hebt toch Hinayana Yoga, Raja Yoga, dat via het denken probeert contact te krijgen met het geheel, het geheel dat meer is dan je geconditioneerde denken-voelen.
Ik heb het gevoel dat dat zo is, maar dat het een omgeving vereist en een leefwijze vereist die, denk ik, vandaag de dag in onze maatschappij onmogelijk is. Ik heb eigenlijk – en dat is niet bewust, hoor, want zo helder ben ik niet – altijd gezocht naar iets wat wél in onze maatschappij mogelijk zou zijn. En dat is – daar heb ik het al meer over gehad – dat je gaat luisteren naar je lichaam.
Dat zijn maar een paar woorden, maar dat is een heel uitgebreid iets. Het luisteren naar je lichaam openbaart je steeds meer van jezelf, openbaart je allerlei reacties die je hebt, maakt je langzamerhand gevoelig voor wat je eten moet, hoeveel je eten moet. En als ik zeg: wat je eten moet, dan is dat weer afhankelijk van wat er in jouw leefsituatie te krijgen is. Maar ik begin geneigd te raken, ik ben heel voorzichtig, dat bijna altijd, als je voldoende kunt luisteren naar wat je lichaam zou willen hebben voor zijn bestaan in de situatie waarin je bent – en dan denk ik aan het kamp, waar ik mezelf leerde om het weinige rijst wat je kreeg eindeloos te kauwen totdat het water was vermengd met speeksel, wat een van de redenen is geweest dat ik het overleefd heb – ik ben geneigd om te zeggen, als je voldoende luistert naar je lichaam, dan zul je een weg vinden om normaal te kunnen functioneren.

Maar hoe leer je luisteren naar je lichaam… Dat is op zichzelf een kunst – die je niet van een ander kunt leren. Het is aan de ene kant misschien jammer, aan de andere kant is dat een hele grote beveiliging, dat je het dus niet uit een boek kunt leren, dat je het niet van een ander kunt leren. Je kunt hoogstens van een ander een aanbeveling krijgen van: probeer dat eens. Meer kan ook niet, want niemand kent jouw situatie, niemand kent jouw leefomgeving, niemand kent je innerlijke situatie, niemand kent de mogelijkheden die je hebt, niemand kent jouw capaciteiten, niemand kent jouw speciale eigen gebreken. Dus dat moet je jezelf leren. En dat betekent eigenlijk: jezelf toestaan te horen wat dat lichaam zegt. Te horen wat dat lichaam zegt.

Dat betekent – we gaan weer een stapje terug – dat je de rust moet hebben, de liefde moet hebben, om te luisteren naar je eigen lichaam. Dat is een héél grote stap, die totaal ingaat tegen alles wat je tot nu toe geleerd hebt. Het is echt een radicale, fundamentele stap.
En dan heb je hulp nodig. Die hulp bestaat voor mij uit rustig ingaan op je adem. Ja, wat is dat: ingaan op je adem. Probeer op te merken wat die adem doet. Dus niet alleen dat hij in- en uitgaat, maar wat hij bij dat in en uit allemaal gebeurt. Eerst is dat heel weinig, eerst is het alleen maar in en uit. En dan is het langer in, korter uit, oh nee, het is eigenlijk gelijk – oh nee, het is langer uit dan in. Is dat zo? Ja, dat is zo.
‘Ha, zeg je tegen jezelf, ‘oh hé, nou verandert die adem, het is weer langer in dan uit. Hoe zit dat?’
Je merkt niks meer van je adem, je bent in dat ‘hoe is dat’.
‘Oh ja,’ denk je, ‘maar ik was met mijn adem bezig.’ Terug naar je adem.
Die is helemaal niet meer duidelijk. Je denkt: als ik nou een poosje wacht, hoe gaat het dan? Oh ja, nu is het weer terug, in…uit, in…uit.
Oh, er is een pauze tussen. In…uit, in, oh, weer een pauze, merkwaardig.

En zo gaat die ontdekkingstocht door. Al die tijd heb je aan niets anders gedacht. En je merkt dat het een ongelooflijke rust is, dat domme, onbeschreven, volgen van je adem.
Gaat het altijd zo. Nee, natuurlijk niet. Soms denk je: kom ik kan wel wat beters doen. Dan moet je dat betere gaan doen. Maar dan voel je toch opeens: dat zit niet lekker, nou laat ik het maar weer eens opnemen. Dan sta je weer helemaal aan het begin.

Dan blijkt gewoon of je steeds kunt blijven zien dat waaraan je nu bezig bent, het wereldprobleem is. Als je dat niet ziet, dan kom je er gauw toe om te denken: nou ja, zeg kom, er is meer in de wereld. Dat je steeds blijft zien dat als ooit in jou, in mij, de agressie, vooroordeel, verwijt, haat, zou kunnen ophouden, kan het alleen maar komen van dat geduldige gadeslaan van iets wat onschuldig is.
Want dat lichaam van je is onschuldig, dat heeft nog niet iets in de zin. Dat leeft en, zoals de instincten dat geven, wil blijven leven. Maar als dat lichaam dus ertoe overgaat om akelige dingen te doen, dan is het niet meer van het lichaam, dan is het van de geest.
Dus de geest kan door dat lichaam weer in een toestand komen dat het niet iets wil, dat het uitsluitend luistert. En vanuit dat uitsluitend luisteren – wat geen conclusies heeft, wat altijd in het moment zelf is, want als je niet in het moment bent kun je niet luisteren – kan de geest zich op den duur ontspannen.

Dat is dus een aandachtsoefening, uitsluitend een aandachtsoefening. Niets meer. En in die aandachtsoefening ga je opmerken wat er allemaal verkrampt is, wat allemaal een oplossing zoekt. En waarom zou je geen oplossing zoeken. Prima. Daar kun je zelfs bij geholpen worden. Maar, het blijft verbonden met dat luisteren, het blijft verbonden met dat steeds opnieuw ingaan op dat onschuldige gebied in jezelf.
Dat is fantastisch dat er nog een onschuldig gebied is in je. En dat je daardoor … steeds dieper kunt doordringen in het totaal wat je bent. Geest en lichaam samen. Maar de plek van waaruit je je studie voortzet, is vanuit die adem, vanuit die energie in je lichaam. Die zijn nog niet verknoeid. Ze zijn nog niet verknoeid, maar je kunt ze nooit onverknoeid opmerken, omdat je altijd iets wilt, omdat je altijd op iets uit bent.

We hebben allemaal iets waarvan we weten dat het niet goed is, en toch doen we het. En dat is een fantastisch iets eigenlijk, dat is heel wonderbaarlijk, dat er iets is dat sterker is dan wat we willen. Dat daar we dan nu, door dat aandachtige luisteren, gaan we er achter komen hoe dat werk.
En we hoeven dat dus niet te overwinnen. Dat is heel belangrijk: we hoeven niets te overwinnen, helemaal niets. We hoeven alleen maar op te merken, op te merken hoe het werkt. Dan valt het van ons af als een rijpe vrucht.
Dat is heel nieuw, hoor, voor ons hier in het Westen, dat je niet iets hoeft te overwinnen, dat je je niets iets hoeft voor te nemen. Dat je het allemaal krijgt als je luistert. Kant en klaar.

En dat maakt dat het toepassen van wat je gehoord hebt, ook licht wordt. Daar is ook niet meer een een weerstand waar je overheen moet. Die is verdwenen in dat opmerken.

Daar wou ik het bij laten.

naar boven

<< Terug | Einde