Verslaafd aan de bezige geest

Huissen juli 1998 | Zaterdag
Inleiding
[download]

Het is een heel interessante vraag: als je nou eens niets hoeft, helemaal niets…
Dat komt natuurlijk in ons leven bijna niet voor, maar soms hoef je helemaal niks. Doe je dan ook niks? Als je een beetje goed opmerkt, merk je dat je wel  aldoor wat doet.
Dat is eigenlijk een basisvraag – een basisvraag is: waarom doe je altijd wat? Waarom doe je altijd wat. Waarom kun je niet naar iets kijken en alleen maar kijken. Of, alleen maar luisteren. Want als je dat niet kunt, dan kun je natuurlijk ook nooit naar een ander luisteren. Helemaal luisteren. Dus niet alleen een opmerking horen van een ander of een vraag horen van een ander, maar ook horen wat daarachter plaatsheeft. Dus achter die vraag, achter die opmerking – wat daar gebeurt. Je bent normaal niet stil genoeg, je wordt steeds in beweging gehouden. En dat is natuurlijk zo dat je moet werken voor je living, maar dat is het natuurlijk niet alleen.
Ik denk dat het ook al die honderdduizenden dingen zijn die wel langsgekomen zijn, waar je alleen maar een klein stukje van gezien hebt.  En de rest is voorbijgegaan. Maar, ik heb al vaak gezegd, alles wat er gebeurt om je heen, neem je op. En dat betekent dus dat er steeds meer in dat reservoir komt van wat je niet opgemerkt hebt – want je kon niet opmerken, want je zit te vol.

Dat is echt een basisvraag als je gaat mediteren, want in mediteren moet je ook wat, dan moet je stil zitten. En ik merk ook, het is voor de mensen moeilijk om stil te zitten. Dat is dan alleen nog maar het stil zitten, maar van binnen stil zitten, hoe is dat… Alleen maar zitten.
Dat betekent eigenlijk: kun je alles wat je moet op het moment dat er niet iets hoeft, kun je dat dan vergeten. Want de bezige geest is een gesloten geest. En we zijn verslaafd aan die bezige geest. Dat kun je merken aan tafel, we zijn even stil geweest, nou, dat kost al moeite, maar goed, we doen net alsof, maar onmiddellijk begint het weer, en we vinden dat heel gewoon. En het is ook gewoon, het is onze gewone manier van zijn. En nou vraagt meditatie eigenlijk om daar plotseling mee op te houden. En dat gaat blijkbaar niet.

Dat is al zo oud, zo ontzettend oud. Kunnen we dit basisgegeven nu eens niet direct benaderen. Moeten we nou weer eerst een systeem hebben. Kunnen we niet heel direct dit gegeven voor onszelf bestuderen. Moeten we dat altijd via een hele grote omweg doen, het kan een leven lang duren. En dan zijn we met die omweg bezig. Die omweg die ons aangereikt is door allerlei lieve mensen, soms geen lieve mensen. Kunnen we niet direct van onszelf uit dit basisgegeven bestuderen.

Dan moet je dus eerst tot de ontdekking komen – voor jezelf, niet omdat ik het zeg – voor jezelf tot de ontdekking komen dat je altijd, al-tijd, je hele leven lang bezig bent, ook als je niet hoeft. Dat het altijd maar draait en draait en draait. En er komen bijna geen nieuwe dingen voor daarin – ja, je schrikt soms, dat is nieuw. Maar dat ben je ook weer gauw vergeten, schrikken vinden we ook vervelend. Kun je niet zelf iets uitvinden om helemaal tot op de bodem daarvan te komen: het merkwaardige in beweging zijn. En we weten natuurlijk allemaal, dat weten we al best, daar ben ik niet de enige die het daar aldoor over gehad heeft, maar zelfbehoud en voortplanting zijn machtige motoren. Maar zijn wij daar nou echt allemaal volledig aan overgeleverd? Is dat nou echt waar, zijn we daar nou helemaal aan overgeleverd…

Kunnen we dus eigenlijk niet luisteren, kunnen we niet kijken, kunnen we niet waarnemen. Is dat nou echt zo?

Daar komt geen antwoord op, hè, als je je die vraag al stelt. Dat zul je moeten onderzoeken, dat zul je moeten uitvinden voor jezelf. Je zult moeten uitvinden hoe dat werkt, hoe je altijd maar in beweging bent. Je probeert aldoor maar beter te worden – op een of andere manier probeer je beter te worden: stiller, wijzer, liefdevoller, aandachtiger…
En er zijn zoveel systemen voor, en ik denk dat er steeds meer bijkomen. Maar kun je nou niet direct, heel direct, dit bestuderen. Je kunt bijvoorbeeld bij jezelf opmerken dat je toch altijd maar weer praat. En dan kun je tegen jezelf zeggen: nou, ik ga mijn mond houden… Dat is natuurlijk onzin, dan praat je in jezelf. Dan kun je zeggen: ik wil niet in mezelf praten.

Dan kom je tegen een muur aan te lopen. Want dat praten is natuurlijk dat je ergens mee bezig bent, dat iets je in beweging houdt. En dat is telkens iets anders. Het is natuurlijk duidelijk dat, als je telkens met iets anders bezig bent en aldoor maar bezig bent en aldoor maar … dat de wereld onbegrijpelijk wordt. Dat je verdwaalt – verdwaalt in je eigen veelheid, de heel vele dingen die op een of andere manier even je aandacht hebben. Niet al te lang, want dan wordt het vervelend. Zappen wat we doen op de televisie, is er een uiting daarvan. De tijdschriften die we lezen die zijn zo in elkaar gezet – dat is heel knap, dat is mijn oude vak geweest – dat ze even iets geven wat je aandacht trekt, en dan wordt het eigenlijk een verhaal zonder belang. Maar dat merk je niet eens op, want je gaat alweer naar het volgende toe. Maar dat kan met de televisie nog vlugger. Dus dat is heerlijk. Dan kan onze geest bezig blijven zoals hij is. Altijd maar weer…

Kun je al die uitingen van jezelf en van alle mensen om je heen, kun je die eens bij elkaar brengen in jezelf, kun je daar eens stil bij staan. Dat is al een heel ding, als je bij al die uitingen, en van jezelf, en van de mensen om je heen, en van de maatschappij om je heen, zelfs al van kleine kinderen om je heen, kun je daar eens bij stilstaan.
Heb je ooit wel eens zomaar in de natuur zitten kijken, en dat je niet eens zei: oh wat mooi… Want als je oh, wat mooi’ zegt, ben je alweer terug in benoemen, herinneren, enzovoorts.
Kun je stil naar iemand luisteren, zodat hij misschien ooit aan het eind van zijn verhaal komt.
Heb je wel eens pijn die je niet weg wilt, die je wilt leren kennen – dat kan fysieke pijn zijn, dat kan geestelijke pijn zijn.

Het is aldoor hetzelfde: wil je het leren kennen? Of wil je alleen maar even kennis nemen en dan foets!, weg. En als het onaangenaam is, neem je maatregelen dat het weg blíjft. En dat lukt heel best. Maar is dat leven? Is dat helemaal leven? Of is dat erlangs glijden, altijd maar erlangs glijden.
Hoe vind je die aandacht in jezelf, zodat je jezelf niet meer hoeft te dwingen. Zodat je soms vanzelf stil voor jezelf gaat zitten, niet omdat het moet, niet omdat het tijd is, niet omdat iemand het gezegd heeft en niet omdat het systeem er is, maar zomaar. Is dat wel eens gebeurd bij je? Of moet je jezelf dwingen. Zijn we al zover weg van onszelf, van die grote stilte in onszelf, dat we ons altijd ergens toe moeten zetten. Dat het niet vanzelf bij ons komt, dat we niet vanzelf stil zijn, dat we het heerlijk vinden om alleen maar te kijken. Er niks gewichtigs gebeurt, niks geweldigs, alleen maar kijken, alleen maar horen.
Hoe lang kun je naar muziek luisteren. Dat is maar heel kort. Nou ja, als je in de concertzaal zit, dan moet je wel blijven zitten, anders ben je een nuisance voor de ander. Maar hoe lang, hoe lang kun je echt helemaal horen…
Het is aldoor hetzelfde.

We hebben ons laten dresseren, dat is duidelijk. We dresseren onszelf ook en we dresseren anderen ook. En hoe beter gedresseerd je bent, hoe nuttiger in de maatschappij. Dan hebben we weer allerlei dingen nodig om ons te vermaken. We kunnen steeds meer reizen, we kunnen steeds meer vreemde landen bezoeken en andere mensen ontmoeten en andere gebruiken en andere zeden en andere landschappen. Maar zien we echt, proeven we echt, ruiken we echt, voelen we echt… Of, als we iets opmerken, en dat is altijd maar heel even – we merken iets op en dan beginnen we erover te denken. Vandaar die eindeloze grapjes die je overal hoort. Maar dat zijn grapjes van het denken.

Kunnen we gewoon rustig de dingen zien die aldoor gebeuren, zodat de stilte eigenlijk steeds groter wordt, daar hoef je dan niks aan te doen. Als je echt kijkt, als je echt luistert, wordt de stilte steeds groter en de ruimte wordt steeds ruimer – je denkt niet eens aan de ruimte, je denkt niet eens aan de stilte, het is er gewoon.
Al de problemen van het sterven en van het geboren worden en van leed en van vreugde, van verlost zijn, van verlicht zijn, zijn dan niet meer nodig. Alles is heel natuurlijk. Bij geboren worden hoort sterven. Dat is zo, we weten het wel. Wéten doen we bijna alles. Maar is het echt iets voor ons. Vinden we een bloem die verwelkt – de taal zegt het al bijna, dat is iets niet zo mooi. Maar een bloem die aan het verwelken is, is heel mooi.
Dan stuit je op hele diepe ingeslepen gewoonten in jezelf. Iemand verliezen, is dat alleen maar afkeurenswaardig, is dat alleen maar erg. Of heeft dat een grote, diepe betekenis. En ook iemand vinden die je blijkbaar zo dichtbij voelt – dat gevoel, kan dat blijven, die blijdschap, die verrukking dat je iemand vindt of ontmoet. Of gaat die altijd weer ten onder aan alles waarmee je bezig bent en waarmee de ander bezig is. Moet het altijd maar zó’n kort moment zijn. Dat wordt dan wel, als je trouwt of als je gaat samenleven, wordt dat wel vastgelegd, maar dat eerste gevoel, waarom sterft dat…

Waarom houden we ons daar niet mee bezig eigenlijk. Waarom houden we ons wel bezig met allerlei systemen en methoden, oefeningen, en houden we ons niet heel direct bezig met dit.

Kunnen we opmerken dat ons leven te vol is. Zo vol… En dat wij daarom zelf zo vol zijn. En waarom zetten we dat altijd maar door. Daar doet de techniek en de wetenschap niets aan – dit basisprobleem, daar doen ze niets aan. Ja, we kunnen steeds sneller en we kunnen steeds nauwkeuriger, en we kunnen steeds beter definiëren.
Maar we houden ons hier eigenlijk helemaal niet mee bezig. Ja, waar houden we ons mee bezig. Met de resultáten van het feit dat we altijd maar bezig zijn en dat we altijd maar verstrooid zijn en dat we altijd maar weer nieuwe dingen doen, en altijd maar weer verder gaan en doorgaan, en doorgaan en doorgaan. Nou ja, totdat we doodgaan, totdat we sterven, dan kan het niet meer. Maar anders dan zouden we dat ook nog doen.

We houden ons altijd bezig met de resultaten van onze manier van leven. En die zijn soms gruwelijk en soms zijn die wel leuk. Maar we houden ons niet bezig met hoe het gebeurt, hoe het plaatsheeft, wáár het plaatsheeft – we plaatsen het altijd buiten onszelf. Het gebeurt in onszelf, het gebeurt in mij.
Kunnen we daar niet eens rustig, vriendelijk, naar kijken … en ons verbazen.
We kunnen eindeloos veel argumenten aanvoeren waarom het is zoals het is, maar dat verandert niet. Want als je dat dan geconstateerd hebt, dan zeg je: oh, nou moeten we dit doen, nou moeten we dat doen. Maar het basisgegeven blijft altijd buiten het beeld.
Kunnen we dat niet zelf onderzoeken. Eindelijk eens ophouden met een van de vele problemen, die natuurlijk ontstaan door onze wijze van leven, daar eens mee op te houden, om eens heel direct te kijken: wat gebeurt er nou eigenlijk?

En als je op een goed moment dit ontdekt voor jezelf, wat doe je dan. Vraag je je dan af: wat moet ik doen, of blijf je daarbij stilstaan! Als je je afvraagt: wat moet ik doen, dan ben je weer terug in alles.
Dan ben je terug bij al je problemen die je al een heel leven hebt.

Het is natuurlijk duidelijk dat je dan bij het meest simpele moet blijven. Tenminste, dat denk ik. En alleen door daar rustig bij te blijven, kun je het begin vinden, het begin van al die eindeloze bezigheid in jezelf. En alleen al dat erbij stilstaan is een geweldige verandering. Het is niet direct weer gaan zoeken naar ‘wat moet ik doen’, maar er echt bij stilstaan. De hele immensiteit van – want dat is het wereldprobleem, mensen – de hele immensiteit van deze uitdaging, dat je daarbij stil blijft staan.

Ik denk dat je dan vanzelf een weg vindt voor jezelf, een weg waar je je niet meer vanaf laat brengen. Die je zelf gevonden hebt. En dan krijgen alle dingen die je overkomen een totaal ander aanzien. Dan merk je dat je eigenlijk van niemand afhankelijk bent – je bent van een heleboel dingen afhankelijk, dat is duidelijk. Maar hiervoor ben je niet afhankelijk. Van niemand.
Kun je zelf hier steeds dieper op ingaan, heel kalm, heel voorzichtig, heel eerbiedig ook. Je bent eigenlijk nog nooit eerbiedig geweest voor jezelf, voor wat er in je gebeurt. Je hebt het altijd als kennisgeving aangenomen wat er in jezelf gebeurt – om dat eens heel eerbiedig te benaderen. Zoals soms, als je iets heel moois in de natuur ontmoet of in een mens ontmoet, je adem haast stokt, omdat het zo overrompelend mooi is. Kun je die eerbied voor jezelf opbrengen, voor wat daar in dat bewustzijn gebeurt, aldoor gebeurt. Zolang je leeft gebeurt er aldoor iets – wat je in je normale staat van altijd maar bezig zijn ontgaat. Het allerbelangrijkste ontgaat je.

Kun je dat … dat hoef je niet vol te houden, als je moet volhouden, dan is het al mis. Maar dat het zo iets geweldigs is, dat je vanzelf doorgaat, er dieper op ingaat. Laat het zich ontvouwen, dat is altijd anders.
Het zijn natuurlijk niet de gedachten waar je al aan gewoon bent en alle dingen die je denkt te kennen. Daar is het natuurlijk niet van, het is helemaal nieuw. Het is een nog onbetreden gebied in jezelf.
Eigenlijk is dat toch meditatie… Kom je daaraan toe?

naar boven