Je moet heel simpel worden…

Huissen juli 1998 | Woensdagavond
Inleiding
[download]

We weten heel veel – en we weten heel weinig.
We weten heel veel van alles wat de zintuigen ons kunnen vertellen. En we weten vanuit het verleden, vanuit de generaties voor ons, wat zij met dat zintuiglijk ervaren hebben ontdekt. Dat is opgeslagen in een groot geheugen, daar zijn wij deel van. Ons denken en voelen werkt dus ook met alles wat al vorm heeft aangenomen, alles wat al gemanifesteerd is: we kunnen elkaar zien, we kunnen elkaar pakken, we hebben massa, we leven, we hebben adem, we kunnen denken en we kunnen voelen.
Maar het is natuurlijk ook zo dat, voordat iets vorm aanneemt, voordat de mens geboren wordt, is er al iets dat geboren wil worden. En dat is met alle dingen zo, dat is met de planten en de dieren, zelfs met de mineralen zo. Er is dus iets wat er is, voordat wij het kunnen waarnemen, voordat wij het kunnen registreren. En van dat iets weten we heel weinig af. We kunnen het wel ervaren, we kunnen dat iets, wat dus aanleiding is tot wat we zijn, ervaren. Maar we kunnen het niet ervaren met de zintuigen die we hebben. En dat is het probleem.

Dat is zeker het probleem in de meditatie, want we gaan het altijd te lijf met wat we ter beschikking hebben. Wat we ter beschikking hebben, dat is het verleden, dat is het geheugen, dat is de herinnering, dat is wat we zelf ervaren hebben in dit leven – nog afgezien van dat grote geheugen van de wereld, waar we allemaal deel van zijn en wat we als klein kind al tot ons nemen.
Maar datgene wat aanleiding is voor het feit dat we zijn zoals we zijn, dat ontgaat ons. En toch, als dat er niet was, dan zouden we dood zijn, dan zouden we dit lichaam niet hebben, dan zou de adem ophouden.
Er is op het ogenblik een heleboel over te doen: hersendood of de ademhaling, maar dat is nog allemaal aan de omtrek. Maar wat dat leven is, datgene wat maakt dat je geboren wordt. Daar weten we niks van, helemaal niks.

En dat is de moeilijkheid bij meditatie. Bij meditatie proberen we het toch te begrijpen, proberen we het toch te pakken, proberen we toch iets te weten te komen met instrument wat we zijn, met ons denken, met ons voelen, met ons tasten, met onze intuïtie – want ook die intuïtie is voor het overgrote deel gevormd door dat denken en dat voelen.
En we hebben, omdat we toch wel begrepen, en ook nog vandaag begrijpen, dat we de wereld niet kunnen begrijpen als we dat wonderlijke wat we het leven noemen buiten de deur zetten, als we zeggen: nou ja, dat is er we, en we gaan over tot de orde van de dag.
Dat is natuurlijk niet van vandaag, dat we die moeilijkheid hebben, dat is al heel oud. Zó oud dat we daar eigenlijk ook geen verslagen meer van hebben. We hebben verslagen van wat ooit is opgeschreven, opgetekend is. Eerst is er natuurlijk een hele tijd orale overdracht geweest. Toen was er nog niets opgeschreven. Maar ook in die tijd zullen de mensen ongetwijfeld gezocht hebben naar dat wonderlijke dat maakt dat ze geboren worden en dat ze op een bepaald moment blijkbaar verlaat, en dan sterven ze. En dan zeggen wij: ja, ze sterven aan deze ziekte of aan die ziekte of afijn, noem maar op. Maar dat is natuurlijk in tweede instantie. Daarom komt het ook dat niemand weet wanneer hij dood zal gaan. Hij kan het wel een beetje voelen, een beetje voelen: nou, ik zit een beetje dichtbij. Maar dat is ook alles. Dat is niet exact, dat weten we niet.

Altijd weer als je tegen dat fenomeen van het leven aankomt, dan wordt het onduidelijk. En het kan zo onduidelijk worden, dat je er een beetje bang voor bent. Dat is ook héél oud. Eigenlijk is zo door de loop van duizenden jaren door de mensen geprobeerd daar een zin aan te geven, aan datgene wat ze niet begrepen. En daaruit zijn die talloze religies ontstaan, religies die dat onbekende een naam gaven. Er zijn vele namen voor: het hindoeïsme – wat een pantheïsme is, daar heb je heel veel goden. En al die goden hebben verschillende eigenschappen. Wij, als christenen, hebben één god, en daar doen we het mee. Daarom hebben de hindoes ook helemaal geen moeite met ons. Als je aan een hindoe vraagt: wat vinden jullie van die god van ons?
– Nou, geen bezwaar, we hebben er al een paar honderd, waarom niet, dan hebben jullie ook een god.
In in het taoïsme zijn ze misschien nog het wetenschappelijkst, daar zeggen ze: ja, er is Tao, dat kun je niet kennen, het is voor alles, het bestuurt alles, maar het blijft onbekend.
Dat is eigenlijk het eerlijkst. Maar de meeste godsdiensten, ook in het Hindoerijk, hebben aan die goden – en wij aan onze god ook – een heleboel toegekend. We hebben engelen, en we hebben bemiddelaars, die ons in contact brengen met die god. En dat betekent dus dat al die bemiddelaars, en dat zijn er dus vele, al die bemiddelaars zijn natuurlijk weer belangrijker dan jij bent, want ze zijn er om te bemiddelen tussen datgene wat onbekend is, maar wat ze een naam gegeven hebben, en jou. En dat is natuurlijk erg leuk, want als je bemiddelt heb je macht.
Dat is in alle godsdiensten zo, of je nou de islam hebt, ook in het boeddhisme hoor. Mensen denken altijd boeddhisme, ja, dat is dan heel mooi. Maar daar is het net zo. Daar heb je eindeloos veel uitleggen van het boeddhisme, en de een zegt: jij, kijk, zo is het! En de ander zegt: nee, maar zo is het! En daar is ook weer strijd om wat nou het echte is.

Als je nou beseft dat dat onbekend is en onbekend blijft, dan houd je je daar niet meer mee bezig. Dan besef je dat het gek is om aan iemand te vragen: ja, wat is het nou eigenlijk. Dat kan die man of die vrouw niet… Waarom zou je je er dan nog verder mee bezig houden, laat het dan toch rusten. Je kunt je hoogstens afvragen: dat leven, dat onbekende, dat komt en gaat op zijn eigen tijd, wat we niet weten, wat door de sterren heen speelt, door het heelal heen speelt, daarvan komen we aan de gemanifesteerde kant steeds meer te weten. Maar waarom het zo gaat, dat weten we niet. Alles wat we weten is altijd van het al gemanifesteerde. Dat wat al vorm heeft aangenomen.

Als je dat echt beseft, dan word je heel rustig. Daar hoef je echt geen enkele oefening voor te doen. Dat is zo magnifiek, daar hoe je echt geen enkele oefening voor te doen. Je hoeft alleen maar te beseffen: dat kan ik niet weten…
Ik kan het niet weten. En alles wat de mensen erover zeggen, over verlichting en over zalig worden en over heilig worden, dat hebben we allemaal verzonnen. Verzonnen om ons een klein beetje gerust te stellen. Want het moet een beetje passen in wat we kunnen denken en wat we kunnen voelen. We moeten ons er een denkbeeld van kunnen vormen. Dat maakt ons rustig, als we denken en zeggen: oh, zit het zo … nou, en dat zal ik dus goed onthouden en ik zal ook onthouden wat ik doen moet om dat niet te verstoren.
Dat is eigenlijk in een notendop de godsdienstleer vertellen. Allemaal, zonder uitzondering. En ook voor de boeddha, de vier edele waarheden, het achtvoudig pad, dat kan niet, hè – dat wat onbekend is, het meest belangrijke in het leven, wat er is voordat je geboren wordt, wat er is als je sterft.
Maar, weet je, het gekke is, dat simpele dat is niet genoeg voor ons. We willen iets moois hebben, iets heel groots, een heleboel aftakkingen, een heleboel hiërarchieën, een heleboel daartussen… En we zijn verbaasd dat we op den duur natuurlijk geestelijk bezig zijn en nooit klaar komen. Want je kunt nooit voldoen aan alles wat we bedacht hebben. Daar kun je nooit aan voldoen. Maar er zijn miljarden mensen die ieder zo toch geloven in die zingeving die van ons gekomen is – die natuurlijk heel diep in wel contact heeft met het onbekende. Vandaar dat het nog altijd bestaat. Maar waar het ons om gaat is dat we direct contact hebben met datgene wat je niet weten kunt, datgene wat je niet bedenken kunt, waar je je geen enkele voorstelling over kunt maken – waar je dus ook niet over kunt strijden met een ander, want je kunt niet strijden over iets wat je niet weet.

En als je nagaat hoe de cultuur ontstaan is naast de religies – en dan heb je de filosofie en nu dan de wetenschap – dan ontdek je dat we die zingeving, die van ons komt, steeds verder uitgebouwd, steeds verder verfijnd. Maar wij moeten dus voldoen aan die zingeving. Als je níet voldoet aan die zingeving, die ooit, generaties terug, ontstaan is, dan ben je fout. Als je wel voldoet aan wat die zingeving zegt, dan ben je goed. Daarom hebben we het ook moeilijk – natuurlijk hebben we het heel moeilijk, want als je altijd moet zorgen dat je goed bent, nou, dat is een heel karwei.
Hoe kan dat nou? Terwijl je het niet weet, terwijl je het niet écht weet. Dat is niet zo simpel als die klankschaal hier, die kan ik pakken, dat is duidelijk. Ik kan het over de vorm hebben, ik kan het over de klank hebben. Maar iets wat er niet is, iets wat je niet kunt zien, iets wat je niet pakken, iets wat er niet zichtbaar is, hoe wil je daar nou over strijden… Ja,  je kunt strijden over denkbeelden. Maar wat ons ontgaat, is dat denkbeelden – ja, we zeggen: natuurlijk, over denkbeelden kun je strijden, de ene denkt dit, de andere denkt dat, daar kun je over strijden. Of die het wel goed gedacht heeft of die het niet goed gedacht heeft. Maar dan ben je alweer in de materie, in een denkbeeld, ook iets wat nog net onzichtbaar is, maar het is al iets. Maar dit, waar het eigenlijk om gaat, dat is helemaal niets, of het is alles. Dat is heel gek natuurlijk, dat iets niets is en tegelijk alles.

En je weet nu dat er een heleboel dingen zijn die je op geen enkele manier kunt verklaren, onmogelijk. Zelfs met de aller snelste, aller duurste, aller geweldigste computer kun je het niet verklaren. Waarom je de ene mens aardig vindt en de andere mens niet aardig – daar kun je natuurlijk een heleboel smoesjes omheen draaien, maar het is gewoon zo, de ene mens vind je aardig, de andere mens vind je niet aardig.
En nou kun je natuurlijk zeggen met de psychologie: ja kijk eens, dat type dat voldoet aan jouw type. Maar dat is geen sluitende redenering. Want je komt wel eens types tegen die eigenlijk heel goed bij je moesten passen, maar ze passen niet bij je. Er zijn zoveel dingen die je niet weten kunt… Je hebt een reis gepland en opeens breekt daar een revolutie uit – je bent eigenlijk al zó gewend dat je een heleboel dingen niet weet, dat je je alleen maar vasthoudt aan datgene wat je wél weet. Vandaar ook dat de verzekeringsmaatschappijen zo ontzettend rijk worden, want je wilt eigenlijk alles weten. En je wilt van alles vooruit weten, dat het zus en zo is, zo zitten we in elkaar.
Dat komt eigenlijk, denk ik, doordat we dat wat je níet kunt weten, eigenlijk niet willen erkennen. Gewoon tegen jezelf zeggen: ja, waar het op aankomt dat weet ik niet. Dat durven we niet. We willen altijd dat iemand gezegd heeft, wie dan ook: het zit zus en zo. En dan zijn we tevreden. Dat is eigenlijk omdat we heel dom zijn.
Ons leven is er verder helemaal op gebouwd dat we de dingen van te voren kunnen vaststellen. En daar is ook niks mee aan de hand, dat is prima. Waarom zou je het niet goed regelen, waarom zou je het niet zo regelen dat het allemaal goed loopt. Als je dan maar niet zegt: oh, dat is het, zo zit het in elkaar, ik kan het plannen, ik kan het maken! Als je dat dan maar niet zegt…
Als je maar voortdurend beseft dat je afhankelijk bent van iets wat je niet weet.

Waarom veranderen je gevoelens ten opzichte van de mensen om je heen? Waarom verandert je gevoel ten opzichte van de wereld? Niemand die het weet. Ja, je kunt er allemaal verklaringen aan geven, maar dat is veel te armetierig, wat je er dan over zegt.

Kun je genoegen nemen met het aller uiterste wat je van dat onbekende dichtbij kunt krijgen. Je moet terecht komen bij datgene waar je geen gedachte over kunt vormen. Je kunt je bijna over alles – de geschiedenis bewijst het – een gedachte vormen. Maar over je adem kun je wel sommige gedachten hebben, maar het verandert niks aan je adem. En als het iets verandert, dan maakt het het moeilijker te ademen.
Maar als je nou weet – want wat ik jullie nu aan het vertellen ben, kunnen jullie allemaal zelf bedenken, dat is helemaal niet moeilijk. Als je je even aan de hypnose onttrekt van wat de godsdiensten en de filosofieën en al die andere wetenschappen je vertelt hebben, als je dat even laat vallen, voor een ogenblik maar, dan weet je dat je bij de allersimpelste dingen te rade moet gaan. En dat het heel belangrijk is. Want misschien dat je door een studie te maken van hoe je denkt en hoe je voelt en hoe je adem gaat, dat je dan een klein beetje dichter kan komen bij dat onbekende wat het leven is.

En je moet natuurlijk niet verbaasd zijn dat dat niet zo eenvoudig is, want je wordt in je leven gedreven door een stel basisinstincten, die in de hongergebieden en in de oorlogsgebieden heel duidelijk zijn. Dat je wilt overleven en dat je je wilt voortplanten. Hoe meer honger – dat is gewoon een bekend feit – hoe meer honger, hoe meer voortplanting. Je zou het andersom denken, maar dat is niet zo. Daar werken de instincten heel hevig, waar je nog dag aan dag moet vechten voor voedsel – en dat is dan meestal niet zo best voedsel – daar werken de instincten nog heel duidelijk. Maar hier in onze welvarende maatschappij, werken de instincten nét zo, maar véél verfijnder, veel zachter, veel gecamoufleerder. Maar ze werken nog.
En datgene wat dan ‘leven’ noemen en wat we niet kennen, is niet afhankelijk van de instincten. Die instincten werken in het gemanifesteerde. En het gemanifesteerde wil blijven. Terwijl iedereen die even zijn hersens gebruikt, weet dat er niets op de wereld is dat blijft, alles ontstaat en vergaat voortdurend, altijd weer. En toch willen we allemaal blijven, we willen heel graag oud worden. We leven er daar naartoe, verzekeren ons voor ons levenseinde. Daar is op zichzelf niks slechts in, maar wel als het voortkomt uit angst, als je niet kunt accepteren dat je er eens niet zult zijn, in de vorm zoals je jezelf nu kent. Dat onbekende, dat vorm aanneemt en weer de vorm loslaat, dat blijft.
Dat je dus gaat beseffen hoe je eigenlijk leeft volgens die twee basisinstincten van zelfbehoud en voortplanting. Daar valt alles onder. En dat je vergeet dat je dus uit iets ontstaat wat je niet kunt zien, maar wat er natuurlijk nu nog, terwijl je leeft, moet zijn. Anders zou je niet leven.

Het is heel simpel wat ik vertel, toch? Of is het ingewikkeld. Ik denk dat het simpel is.
Meditatie draait eigenlijk om één ding: dat je, wat je niet kunt weten, wat je niet kunt kennen met je denken en met je hersens, wel kunt ervaren. Daarvan zijn vele getuigenissen. Vooral na de oorlogen komen die getuigenissen los van mensen die dachten dat ze dood zouden gaan en dan blijven leven, en ook mensen die nét niet dood gaan en weer terugkomen, zoals we dat noemen. Daar weten we van dat ze plótseling beseffen dat de wereld één is, dat alles bij alles hoort, al is alles verschillend.
Dat is juist het wonder, dat alles betrekking tot elkaar heeft, dat alles verband tot elkaar heeft. Ongelooflijk gecompliceerd… Maar je bent dus nooit los van die heelheid, van dat totaal. En er zijn vele namen ook weer aan gegeven: ‘de grote leegte.’ Maar ‘de grote leegte’ is bekeken vanuit onze denkbeelden, vanuit ons denken. Want ons denken kan daar niet bij, dat zegt: dat is leeg, ‘grote leegte’. Of ‘de grote stilte’. Dat geeft alleen aan dat je er niet bij kunt.
Eigenlijk willen we dat niet accepteren, we willen niet accepteren dat we iets niet kunnen weten met dat instrument wat we hebben. En daarom denken we dat we dit zus moeten doen en dat zo moeten doen, en dit zus en dat zo, om dat onbekende tevreden te stellen. Dat is eigenlijk heel primitief. Dat is het offer brengen voor een god.
Ja, en er zit natuurlijk in dat offer brengen iets moois, namelijk dat je dan alles weggeeft wat je denkt te bezitten. Dat is natuurlijk mooi. En dat is het begin, dat je alles weggeeft wat je denkt te bezitten. Maar het moet wetenschappelijker eigenlijk: je moet bij jezelf onderzoeken hoe je dus in een wereld van afspraken zit, waar je aan probeert te voldoen. Daar is niks op tegen, als je maar beseft dat het afspraken zijn, afspraken van de mensen onder elkaar. In de ene cultuur ziet dat er zus uit en in de andere cultuur ziet dat er zo uit, in de ene godsdienst ziet het er zus uit en in de andere godsdienst ziet het er zo uit… En ook dat is eigenlijk onschuldig, als je maar ziet dat het afspraken zijn, als je maar ziet dat het uit onszelf ontstaan is – en we kennen onszelf nog nauwelijks.

Maar ik heb al gemerkt dat het een hele lange weg is om dit tot je te nemen – om tot je te nemen dat je het allerbelangrijkste in je leven: datgene wat maakte dat je op aarde kwam, niet kunt pakken, dat je het niet kunt verklaren, dat je daar geen enkele definitie van kunt geven. Maar je kunt het misschien ervaren.
En wat betekent dat? Dat betekent dat je die hele apparatuur die je hebt niet meer te hulp roept, je moet je geen denkbeeld proberen te vormen. Je moet dus heel simpel worden.
Dat is voor ons ongelooflijk moeilijk, om héér simpel te worden, om alleen maar te ademen en te voelen hoe die adem gaat. En voor onszelf te weten: ja, dat is nog het enige wat ik kan doen.
Want je ziet in de wereld – dat is al heel oud – altijd maar weer oorlog, agressie, marteling, afschuwelijke dingen… Er zijn ook wel mooie dingen, maar die hebben meestal niet de overhand. Dat is dus als je vertrouwt op je zintuigen, op je denken, op je voelen – dan is dat het resultaat. Dan is het resultaat dat je dus niet meer zelf leeft, maar dat je geleefd wordt, door alles wat je gezegd wordt, door alles wat je voorgehouden wordt, door alles wat je aanbevolen wordt. En je kunt natuurlijk proberen je daaruit terug te trekken, dat hebben we ook gedaan: ashrams, heilige plaatsen, kloosters. Maar die ménsen in die kloosters, die ménsen in die ashrams, blijven mens. Die blijven dus doorgaan, op een hele subtiele manier, op dezelfde manier met hetgene wat ze al weten, en vanuit dat weten proberen ze het niet te weten, het stil zijn te bereiken, dat kan niet. Dat kan niet, dat kán gewoon niet, dat is appels en peren door elkaar halen.

Kun je dat in je eigen leven ontdekken: hoe je leeft, hoe je doet, hoe je handelt, van waaruit je handelt, wat je drijft. En geef er geen namen aan, kijk er alleen maar naar. Merk het alleen maar op, geef er geen namen aan. Dat maakt het moeilijk. Zeg niet: dat is goed, dat is niet goed. Kijk er alleen maar naar. En besef dat je aan niemand kunt vragen: hoe zit het nu in elkaar. Daar kan niemand je antwoord op geven, dat kan niet. Dat kun je alleen zelf ontdekken. En bij de een doet het zich zus voor en bij de ander doet het zich zo voor, dat je dat ontdekt. Houd dat voor je. Want als je verder wilt ontdekken, moet je niet gestoord worden door wat anderen daarvan vinden. Kun je dus alleen zijn, kun je voor jezelf ontdekken – en verder niks.
Dat vinden we moeilijk. We willen graag met elkaar iets ontdekken. En dat gaat niet, je kunt alleen zelf ontdekken. Wat wel kan is dat je gestimuleerd wordt door anderen om door te gaan. En op een bepaalde manier ben je dan niet meer alleen. Maar dat is een ander soort van samen zijn, dat is in dat grote proces. Dat grote proces van voor jezelf ontdekken. Daar kun je elkaar natuurlijk best bij helpen. Maar je moet altijd van het proces van de ander afblijven. Dat is heel moeilijk, hoor. Je hebt heel gauw de neiging om te zeggen: joh, dat moet je zo doen. Of: het zit zus of zo.

Maar dat kunnen we proberen in deze dagen die we bij elkaar zijn, om ons hiermee bezig te houden en elkaar niet dwars te zitten, ongewild. Want dat denken en dat vormen van gedachten, dat is ongelooflijk levendig, dat draait en dat denkt: zus, en misschien kan het zo, en misschien kan het zo…
Nou, en daarmee zit je een ander natuurlijk in de weg. Je moet dus eerst ongelooflijk goed naar jezelf kunnen luisteren, naar alles wat er in je plaatsheeft. Zonder het goed of af te keuren. Want als je daar ooit een klein beetje los van wilt komen, dan moet je dat eerst helemaal gezien hebben. En gezien hebben hoe betrekkelijk het is. Want echt, wat ik nou aan het begin gezegd heb: je komt er met je denken en voelen niet uit. Dat je dat echt voor jezelf ontdekt. Niet omdat ik het zeg, maar voor jezelf, echt voor jezelf ontdekken. Dat is heel wat. En dan natuurlijk niet ongelukkig zijn en zeggen: ja, maar dan is er niks…
Nee, dan is er niks van het denken en voelen. Natuurlijk. Is er dan helemaal niks? Een geweldige vraag. Kun je daarbij stil blijven staan. Of ga je toch weer gauw denken.

Nou, daar gaan we het dezer dagen over hebben. Misschien lukt er een klein piepje van. Dat is al een heleboel.

naar boven