Ook ons verdriet hoort erbij

Huissen juli 1996 | Zaterdagavond
Inleiding
[download]

Afgelopen maand was ik op twee begrafenissen. Eén van die begrafenissen was van Theo Vertegaal, die kan er dus niet zijn.
Naar aanleiding van die begrafenissen had ik een duidelijke droom.
Ik was midden in het verkeer en iets verder weg had iemand een ongeluk gehad en die lag op de weg, maar het verkeer ging door, het ging erlangs, maar het ging gewoon door. En toen ik erbij was, probeerde ik de aandacht te vestigen op die mens die daar lag, iemand die ik niet kende. Ik gebaarde op allerlei manieren dat hier toch wel iets aan de hand was. En dat werd opgemerkt en er kwamen onmiddellijk ambulances en sirenes en men ging bezig om die mens weer tot leven te brengen.
Maar het opmerkelijke was dat alles van de mens gewoon doorging. Er was alleen een klein jongetje, dat bij die mens die daar lag ging zitten.
Dat was de droom.

Dat zegt iets over onze maatschappij, want deze dingen gebeuren natuurlijk dagelijks. We hebben allemaal haast, we moeten allemaal dingen volbrengen, of we zitten zo in nood, dat we geen gevoel en geen oog meer hebben voor wat er met een ander gebeurt.
En zeker bij zoiets als het sterven is het nodig dat we, met al onze aandacht, met al onze liefde, bij degene zijn die daar dat grote moment doormaakt dat hij overgaat naar een andere bewustzijnstoestand – het bewustzijn wat hij hier heeft en wat gebonden is aan dat lichaam, wordt beëindigd. Dat is op zichzelf al een heel gecompliceerd, bewonderenswaardig iets wat er dan gebeurt. Maar die mens die dat betreft, moet de gelegenheid hebben om die overgang bewust door te maken. Niet afgeleid door het leven wat gewoon doorgaat.

Heel vroeger, toen het nog niet zo’n heel ingewikkelde maatschappij was, met zoveel mensen, was daar nog tijd voor. Niet dat de mensen toen zoveel meer begrip hadden voor het sterven, maar er was tenminste tijd voor.
Dat is op het ogenblik dus niet meer zo. Want die droom die beschreef wat er in de geest gebeurt: we kunnen natuurlijk naast een stervende gaan zitten, maar dat betekent nog niet dat we bij die stervende zijn. Dat vraagt een soort aandacht, die we zo in het gewone leven niet bezitten. Het vraagt stilte in onszelf. Het vraagt dat we niet bezig zijn met onze eigen problemen, dat we dus helemaal bij die ander kunnen zijn. Dat vraagt het.

Het leven is zo, dat er geen tijd meer voor is. En wij denken ook allemaal dat we er geen tijd voor hebben, dat we geen tijd hebben om bij een ander te zijn, écht bij een ander te zijn. Dus niet onze nieuwtjes uit te wisselen of onze vreugde uit te wisselen of ons verdriet uit te wisselen. Dat gebeurt wel. Maar dat we dus bij een ander zijn en onszelf vergeten, niet opzettelijk, maar heel natuurlijk. Dat wat daar gebeurt ons raakt, dat we daar gevoelig voor zijn. Dat we niet vol zitten met alles van onszelf.

Eigenlijk is waar ik het nu over heb, natuurlijk de zin van meditatie: dat we leren te luisteren. En dat we dat graag doen. Dat het dus niet een oefening is, dat het geen opzet is. Dat we vanzelfsprekend aandacht voor de ander hebben. Zonder dat het ons iets brengt, zonder dat het ons iets geeft, zonder dat we er wijzer van worden. Maar gewoon., omdat die andere mens belangrijk voor ons is.

Wat ik hier nu, naar aanleiding van die twee sterfgevallen en van die droom, aan de orde stel, is natuurlijk een heel dringend iets. Als we naar de wereld kijken, het mag dan wel ver van ons af zijn, als we lezen dat in Bosnië telkens weer, wanneer er groepen mensen – en dat waren soms grote groepen, duizenden mensen – omsingeld waren, veroverd, dat men er rustig toe overging om ze de keel af te snijden, op bevel, in opdracht.
Maar dat je dat kunt, dat je dat dus kunt als mens… Dat betekent dat je afgesloten bent, dat je alleen nog maar een idee of een gevoel – wat ook weer met de paplepel ingegoten is – volgt. Dat er dus niet iets in je is wat in opstand komt tegen zoiets.
In dit geval waren het de Bosniërs. Maar dit heeft natuurlijk over de hele wereld plaats. En dat heeft dus met ons te maken, het heeft met de werking van ons bewustzijn te maken, met ons onvermogen om mee te voelen. Daar heeft het mee te maken.

Kunnen we zien, als we mediteren, dat dit het gevoel is waar het om gaat. En dat al die oefeningen die we doen, in dienst staan hiervan, in dienst staan van het kunnen luisteren.
Het begint bij het kunnen luisteren naar jezelf, daar begint het mee. Als je niet naar jezelf kunt luisteren, kun je ook niet naar een ander luisteren. Als je niet naar jezelf kunt opmerken hoe gedachteloos je bent, hoe ‘n gewoontedier je bent, hoe je een heleboel dingen doet zonder enig besef wat er gebeurt – als je dat niet eerst bij jezelf opmerkt, kun je het ook niet bij een ander opmerken. Dan kun je niet zien dat een ander het misschien zwaar heeft, dan kun je niet zien dat een ander misschien jouw hulp nodig heeft.

Ik wil ermee zeggen dat die oefeningen niet los van het leven zijn, die horen erbij. Want als ze er niet bij horen, dan deugt er iets niet. Als ze er alleen maar zijn om een betere ademhaling te krijgen of meer energie, of om minder ongerust te zijn. Als ze daarvoor dienen, dan deugt er iets niet, dan zijn ze iets wat je verovert. Dat heeft niks met menselijkheid te maken.

Als meditatie iets is, dan is het toch dat het iets menselijks is, iets wat verbindt, iets wat je in voeling doet zijn met het vele wat gebeurt, en zeker in voeling doet zijn met wat vlak om je heen gebeurt. En nog dichterbij, met wat in jezelf gebeurt.
Je kunt toch aan jezelf opmerken – dat is geen slechtigheid – dat je eigenlijk altijd bezig bent met het voortzetten van je leven, met alles wat dat inhoudt. Waarbij je niet beseft dat jij aan dat leven een bepaalde zin geeft.

Als je zegt: ‘Ja, de wereld,’ dan zou je moeten zeggen: ‘De wereld zoals ik hem zie, zoals ik hem voel, zoals ik hem ervaar.’
Maar dat zeg je niet, je zegt: ‘De wereld is zus en zo; hij of zij is zus en zo.’
Je zou steeds moeten zeggen: ‘Hij of zij doet zich aan mij zó voor…’
Zodat je terugverwezen wordt naar jezelf. Want alles wat je ziet, alles wat je hoort, alles wat je denkt, alles wat je voelt, is iets wat je eens voor jezelf hebt opgebouwd. Met de hulp van anderen: met de hulp van je ouders, met de hulp van de scholen, de instituten waar je geweest bent, de boeken die je gelezen hebt, de ervaringen die je hebt opgedaan.
Maar ook die ervaringen die je hebt opgedaan, gaan uit van een bestand in jezelf wat je nauwelijks kent. Die gaan uit van iets waar je wel gebruik van maakt, waar je de hele dag mee werkt, maar wat je niet écht bewust bent. Want als je je er echt wel van bewust was, dan zou je heel voorzichtig zijn. Dan zou je beseffen dat al die andere mensen om je heen in precies dezelfde situatie zijn – dat wil zeggen: onbewust vanwaaruit ze leven.

Dat is het eigenlijke probleem, dat is dus het wereldprobleem. Het is niet het probleem van zoals wij bij elkaar in deze kring zitten, het is het wereldprobleem. Want daaruit komt alles wat wij nu meemaken voort. Het komt niet uit de hemel vallen, dat komt niet van Onze-Lieve-Heer, dat komt van on, dat komt van onze manier van leven. En dus niet van de mensen in Nederland, maar van over de hele wereld.
Eigenlijk is meditatie een poging om bewust te worden, om bewust te worden van onze  eigen innerlijke situatie. En wat het betekent als je je daar niet bewust van bent. Dat je ziet dat dit een eeuwenoud gegeven is – het is geen probleem, het is een gegeven, een eeuwenoud gegeven. Uit dat gegeven zijn de religies ontstaan, de meditatiesystemen, de profetieën. Die zijn allemaal ontstaan uit dit simpele gegeven.

Dus het is heel belangrijk dat je dit simpele gegeven ziet voor wat het is. Zonder jezelf te veroordelen of te beoordelen. Maar gewoon ziet: ja, daar sta ik voor. En daar staat iedereen voor.
Maar wat een ander ermee doet, daar kan ik maar heel weinig invloed op uitoefenen, maar ik kan wel proberen bij mezelf bewust te worden. Ik kan wel proberen daar, als het mogelijk is, iedere dag bij stil te staan. Gewoon maar te zitten of te liggen of te lopen, maar met de instelling dat je al datgene wat in je omgaat, leert kennen. Dat je dus niet zegt: oh, die gedachte dat is slecht, dat moet stilstaan… Of dat je zegt: ja, ik moet zo en zo gaan leven…
Want dat helpt niet, dat helpt niet echt.

Je zult de moeite moeten nemen om naar jezelf te luisteren, om te weten te komen hoe jij in het leven staat. En niet theoretisch, dus niet alleen op je bankje of op je kussen, in de tijd die je zelf voor meditatie hebt uitgetrokken. Maar zoveel mogelijk aldoor, terwijl je midden in het leven staat, de dingen moet doen.
En je daarbij geen idealen voor ogen stelt, niet zegt: ja, ik moet dat héél bewust doen, dus dat moet er mooi uitzien…
Dan ben je op een zijspoor. Maar dat je gewoon opmerkt: nou, zo doe ik de dingen… Dat je bijvoorbeeld vindt dat je een rustig en vredevol mens moet zijn. Maar dat je dan van jezelf opmerkt dat je een deur met een reuze klap sluit, omdat je haast hebt.
Als je dat van jezelf opmerkt, dan kan er iets wezenlijks gebeuren. Dan kun je natuurlijk ook boos zijn op jezelf, nou, dan is het alweer verloren. Maar als je het kunt opmerken, alleen maar opmerken… Dan kan er wat gebeuren.

Dat is waar ze het, in al die meditatiesystemen en ook in alle religieuze stromingen, altijd weer over hebben: het leven in het moment.
Wat betekent dat nou, wat betekent ‘leven in het moment’?||
Dat betekent dat je niet het moment dat je hier bent, vervuld bent van wat je nog vergeten hebt te doen of wat je strakjes zult gaan doen. Maar dat je gewoon hier bent.
Dat lijkt zo simpel, maar dat is niet zo simpel blijkbaar. Want we zijn zelden daar waar we zijn. We zijn altijd bezig met iets wat nog gebeuren moet, met iets wat nog niet gebeurd is, met iets wat gisteren gebeurd is – én we merken dat niet op.

Dus als we strakjes aan het moment komen dat we sterven, dan kunnen we dat niet. Dan beschuldigen we ons – dat gebeurt heel veel – van alles wat we gemist hebben, van wat we niet goed gedaan hebben. Dan voelen we ons schuldig – en we kunnen het niet meer goedmaken dan, op dat moment, voor ons gevoel. Waarom moeten we nou wachten tot de dood, om het aller kostbaarste wat er is, namelijk jezelf als levend mens ervaren, waarom moeten we dat tot dan uitstellen. Want dat is wat altijd gebeurt. En dan mogen we gemediteerd hebben en dan mogen we van allerlei bereikt hebben, naar ons gevoel… Maar we zijn niet in staat om volwaardig te sterven, daar zijn we niet toe in staat. Dat komt gewoon omdat we niet geleerd hebben volwaardig te leven, in voeling te leven, met alles wat er is.

Dat betekent dat je je eerst bewust moet worden van hoe jouw bewustzijnswereld er uit ziet, wat de inhoud van je bewustzijn is, waar je mee bezig bent eigenlijk. Daar moet je je eerst bewust van zijn.
Zoals wij leven, leven we datgene wat we belangrijk vinden, maar we zijn ons niet bewust dat we dat doen. En daardoor leven we heel makkelijk langs elkaar heen. We hebben iets op het oog. En zodra je iets op het oog hebt kun je niet luisteren naar wat er gebeurt.
Daarom heb ik altijd zo’n ontzettende last met idealisten, dat vind ik hele moeilijke mensen. Die zijn niet daar waar ze zijn, die zijn aldoor bezig naar iets toe te leven…
Dat zijn niet alleen de idealisten, maar zo in het algemeen vinden wij idealisten geweldige mensen.

Maar om gewoon bij jezelf te zijn, bij wie je bent, hoe je doet, hoe je kijkt, hoe je luistert, dat schijnt zó moeilijk te zijn, dat we altijd andere dingen doen. Ook in de meditatie. Want dat gewone, ja, nou ja, nietwaar, dat gewone, dat is toch niet zo belangrijk… Dat moet nou eenmaal, je moet in je levensonderhoud voorzien, je moet het redelijk hebben, je moet een goed huis hebben, aardige mensen om je heen – die naar jou luisteren, die je soms verzorgen. Daar ben je mee bezig.
Maar hoe jij bent, hoe jij daarin staat. En dat is toch eigenlijk meditatie. En daar zijn al die oefeningen voor, om ons dus in staat te stellen – want dat is ook nog zo’n grap: om ons in staat te stellen onszelf te leren kennen. Dat geeft al aan hoever we afgedreven zijn: concentratieoefeningen, lichaamsbewustzijns-oefeningen, energie-oefeningen, ademoefeningen – die zijn allemaal nodig, blijkbaar, om ons in staat te stellen onszelf te leren kennen.

En waarom is dat nou zo belangrijk. Ik heb het al over dat aspect gehad dat we dan aandacht voor een ander kunnen hebben. Maar bovendien zou het wel eens zo kunnen zijn dat als je daar ernst mee maakte, dat je ook ging ontdekken dat je niet alleen maar die wereld was die je nu kent van jezelf – aangenomen dat je dus de moeite neemt om jezelf te leren kennen – maar dat er ook nog iets anders is in jezelf. Iets wat geen naam heeft, iets wat je niet onder kunt brengen, iets wat je op geen enkele manier kunt definiëren, kunt formuleren, vanuit die wereld die je kent. Iets veel groters. Maar het eerst nodige is dat je de wereld die je bewust kunt maken, grondig leert kennen – zonder hem te veroordelen, zonder hem te willen corrigeren, zonder hem te willen verbeteren, zonder er iets aan te frutselen. Dat je hem alleen maar leert kennen.

Als je dat echt probeert, en je ook weer geen voorstellingen maakt van hoe dat er dan uit zal zien – want dat gebeurt natuurlijk ook – maar dat je gewoon opmerkt dat je weer voorstellingen aan het maken bent. Dat is de enige manier waarop dat op kan houden. Als je dat dan probeert, dan zul je merken dat er vanzelf – daar hoef je niets voor te doen, echt helemaal niets – een stilte over je valt, dat je vanzelf stil wordt.
En dat je gaat opmerken wat er allemaal, nog nooit door jou bevroed zelfs, aanwezig is. Iets wat alle mensen verbindt zonder dat je elkaar goede dag hoeft te zeggen. Waardoor je ook niet meer het gevoel hebt dat de gruwelijke dingen van de wereld ver weg zijn. En ook niet dat de onvoorstelbare schoonheid die er is, alleen maar gezocht kan worden als je op reis gaat. Dat die net zo dichtbij is. En dat je vanzelf – daar hoef je dan helemaal niet naar te streven – je onthouden zult van alle dingen die voor jouw gevoel schade toebrengen. Niet alleen aan mensen, maar aan alles, aan dieren, aan dingen, aan planten, aan de omgeving. Dat dat dus vanzelf bij je wakker wordt. Dat hoef je je dus niet in te prenten, dat hoef je je niet voor te nemen. Daar hoef je geen oefenprogramma voor te doen.

En dat je vanzelf gaat voelen hoe nietig je bent in dat ongelooflijk grote bestel van de wereld. En dat is dan nog alleen maar onze wereld. Maar hoe je ook behoort tot al die werelden die daar buiten zijn: melkwegstelsel. En wat ik zeg is geen utopie, dat is werkelijk, dat kun je voelen, dat je daartoe behoort. Dat je leven dus niet ophoudt bij wat je kent, wat je zo gewoon kent: de ambities die je hebt, de mogelijkheden die je hebt, de frustraties die je hebt, de vreugde die je hebt, de contacten die je hebt. Dat dat nog maar heel klein is, vergeleken bij dat geweldige totaal waar jij instaat, en waarvan jij bent.
Dat heeft dan als neveneffect dat, als je problemen hebt, die plotseling anders zich aan je voordoen. Ze zijn niet meer allesbeheersend, ze zijn ingebed in een heel groot geheel. En ze worden eigenlijk in de stroom van dat grote geheel  gewoon meegenomen. Ze zijn niet van jou persoonlijk, het is maar een moment dat ze bij je zijn. Ze horen tot het geheel.

Dat begint dus heel simpel, heel gewoon, namelijk dat je bereid bent – dat is wel nodig – om aandacht te geven aan alles wat zich voordoet. Dat is niet makkelijk, om aandacht te geven aan alles wat zich voordoet… Want er zijn natuurlijk een heleboel punten in je bewustzijn waar je gewoon voor op de loop gaat, waar je eigenlijk geen aandacht aan wilt geven. Want het doet pijn, of je bent er bang voor.
Het zal toch moeten gebeuren, want het is van jou. En het is niet een fout van jou of een schuld van jou, maar het is een onbewustheid.

Ik wou proberen in de dagen die nu komen om ons hiertoe te bepalen. Dit is een heel simpel gegeven: kunnen we ons bewust worden. En dan niet weer als een prestatie, met een heleboel trappen van bewustheid. Maar heel gewoon, heel simpel: kunnen we ons bewust worden hoe we doen.
Ik heb al sinds het begin van lange sessies heb ik ingesteld dat we aan tafel stil zijn, dat we even daarvoor bij onze stoel staan, enzovoorts. Dat zijn middelen om dit een klein beetje dichterbij te brengen. Maar het zijn ook alleen maar middelen. Ze zijn niet hét. Maar ze proberen het je makkelijker te maken om even stil te staan met wat er in je gebeurt aldoor. Want je bent naar de eetzaal toegelopen en je was in gesprek met iemand, en je kon dus niet tegelijkertijd helemaal opnemen wat er allemaal gebeurt. Nou, dat moment dat je stil bent voordat je gaat eten, dat is dus een hulpmiddel om je even er aan te herinneren: oh ja, ik was aldoor met iets bezig – maar wie ben ik zelf eigenlijk.

Dat je dus ziet dat alles wat we aan oefeningen doen, in dienst hiervan staan. Niet dat je iets kúnt, maar dat je je bewust wordt. Want we zijn de dragers van een enorme onvoorspelbare oude evolutie. Er worden altijd schattingen gemaakt, maar of die schattingen juist zijn… Maar het gaat over miljoenen jaren waarin dat bewustzijn van ons is gegroeid, de mógelijkheden zijn gegroeid. En die groeien nog steeds. Maar kunnen we er gebruik van maken, van die mogelijkheden. We hebben nog maar een héél, héél klein stukje van die mogelijkheden omgezet in werkelijke beleving, in werkelijke ervaring.

Als je je indenkt dat je de drager bent van iets wat zó oud is, waar al zoveel in gebeurd is… En kun je de draad oppakken, de draad van je eigen leven, en zien hoe die er uitziet. En er dan geen filosofie omheen bouwen, maar zien hoe die er uitziet, dat tot je door laten dringen. En dan niet zeggen: oh, ik ben zo slecht of ik ben zo goed, want dat is flauwekul. Alleen maar leren kennen. Dan werkt het.
Ik kan het jullie niet genoeg zeggen: dan werkt het. Daar hoef je verder niets aan te doen, dan werkt het. Als je bewust wordt werkt het. Dat is de grote kracht, de grote kracht is bewustwording. Dat is niet een leer, dat is niet wat een ander je zegt, dat is wat je zelf ontdekt.

Dat vraagt een grote eerlijkheid en een groot vertrouwen, dat je dus bij je eigen ontdekking blijft – wat iemand anders ook zegt, je eigen ervaring, je eigen ontdekking, dat je daaraan trouw blijft. En dat je zo geleidelijk aan je wereld verwijdt. En dat betekent dat je in voeling komt met alles wat er is. En dat je aan de ene kant je nietigheid beseft, en aan de andere kant de genade van het menszijn beseft, het grote geschenk dat je bij je geboorte gekregen hebt en wat er nog altijd is. Dat geschenk dat je nog altijd kunt openen en kunt ontdekken hoe wonderbaarlijk het is.

Dan krijgen alle oefeningen die we doen, een totaal ander gevoel, die krijgen een heel ander perspectief. Dan begrijp je dat als het niet gaat, zogenaamd, dat je dan nog in jezelf nog niet klaar bent ervoor. Het is niet een kwestie van spieren of van adem of van energie, het is hoe jij bent. Dan ga je er niet aan rukken en trekken, dan zeg je: oh ja, blijkbaar kan dat nog niet. Nou, ga rustig door, morgen misschien wel. Het hoeft geen jaren te duren – dat is ook zo’n mythe, het hoeft geen jaren te duren, het kan morgen gebeuren. Als je die aandacht geeft.

Misschien kunnen we daar in deze dagen mee bezig zijn. En vooral dat we die oefeningen niet losmaken van ons leven, losmaken van ons eten, drinken, met elkaar zijn, slapen, wandelen, elkaar ontmoeten. Dat we het niet losmaken, dat we het bij elkaar laten horen, alles, alles, alle gekkigheid, alle leukigheid, alle verdriet. Dat we het bij elkaar laten horen en het niet losmaken. Dat we niet weg willen van ons verdriet, dat het erbij hoort.

naar boven