Huissen juli 1996 | Dinsdag
Inleiding
[download]
In vervolg op gisteren zou je jezelf de vraag kunnen stellen of je kunt ervaren en kunt waarnemen vanuit het niet-weten. Zoals wij normaal ervaren en waarnemen is het vanuit een voorstelling, vanuit weten. Daar zijn we ons niet van bewust, maar als je er een beetje op gaat letten, dan merk je dat dat zo is.
Gisteren had ik een gesprek met iemand die me vertelde dat, als je de energie-oefeningen – en daar hoef je niet bij te bewegen – langzamerhand leert doen, dat er, als die energie gaat stromen en je ervaart dat, dan verschuivingen in je bewustzijn plaatsvinden. En dat constateer je doordat je de wereld anders gaat ervaren. Er is dus een verband tussen het je bewust zijn van de energie en het ervaren van alles om je heen, maar ook van in jezelf.
Die mededeling – waar ik heel erg blij mee was – geeft dus ook aan dat je niet bewust kunt toewerken naar het niet-weten, niet-weten of het onbekende. En het grappige is dat je gaat ervaren vanuit dat niet-weten dat alles met elkaar verbonden is. Niet alleen buiten je, maar ook in jezelf. Je gaat dus steeds dieper beseffen dat ieder gevoel in jezelf een uitwerking heeft, die wel of niet zichtbaar de wereld bereikt – onzichtbaar bereikt hij sowieso de wereld.
Ik weet niet of jullie beseffen wat dat zegt: dat ieder gevoel en iedere gedachte de wereld bereikt. Dat je dus, als je dat beseft, kunt opgeven te doen alsof, te doen alsof je je aardig voelt, terwijl je je niet aardig voelt. Want wat doordringt is dat je je niet aardig voelt. Dus je hoeft niet te doen alsof. Je hoeft ook niet te voldoen aan een norm, want het werkelijke – dat kun je bij kleine kinderen opmerken: vader en moeder houden een hele statige preek over hoe het moet, en de kinderen voelen dat de ouders daar zelf niet aan voldoen. En als ze nou maar lang genoeg die preek horen, dan gaan ze het zelfs op den duur geloven. Maar de eerste keer dan weten ze vreselijk goed dat het de buitenkant is.
En het gaat er natuurlijk om, om van binnenuit te leven. Dus niet te doen alsof, maar te beseffen wat je doet, wat je denkt, wat je voelt. En dat tot je door te laten dringen. Dat is wat anders dan het te vergelijken met de norm. Zodra je je ergens van bewust wordt – dat kun je gewoon zelf nagaan, dat wat ik zeg dat dat zo werkt – zodra je iets beseft, ga je het vergelijken met de norm die er voor staat. En dat is gewoon erg jammer. Want als je beseft, is het eigenlijke. Ook dus als je boos bent, dat is het eigenlijke. Wat je erover denkt en wat je denkt dat je moet doen om het leefbaar te maken enzovoorts, dat is achteraf.
En dan doe je een merkwaardige ontdekking. Als je dus ophoudt met te vergelijken, als je dus ophoudt je af te vragen: ja, hoe hoort het, wat wordt er van mij verwacht? – in religieus opzicht, in maatschappelijk opzicht, in ideologisch opzicht. Als je je dat afvraagt, dus je voelt iets, je bent boos, en je hecht er niet onmiddellijk het plaatje aan dat dat niet goed is, dan ga je iets heel anders ontdekken. Dan ga je ontdekken dat er iets gebeurt wat tegen alles in jezelf in is. En dan heb je de kans om te ontdekken wat dat is: tegen jezelf in. Dan ga je namelijk ontdekken dat dat ‘zelf’ een heleboel lagen heeft, en dat er een heleboel lagen in zijn die eigenlijk niet van jou zijn. Dat dat lagen zijn die je geleerd hebt, de mores van het leven. En dan hangt het er maar van af wie je opgevoed heeft, in welk land je leeft, welke cultuur, welk klimaat, welke economische omstandigheden, die maken bij elkaar die uiterlijke mores.
Dan ben je dus nog steeds niet bij je eigenlijke zelf. Maar dat moet je echt zelf ontdekken. Je moet dus ontdekken hoe, als je boos bent, er een heel stuk is wat zich verzet, vanuit de mores van de buitenkant, van de wereld, van wat je geleerd is. En daar is natuurlijk ook een verzet vanuit jouw idee wie je bent. Maar het is een beetje moeilijk om te ontdekken waar de mores ophoudt, en waar de tijdelijke mens die je bent begint. Dat loopt heel erg in elkaar over, dat zit vervlochten in elkaar. Dus dat is niet zo eenvoudig.
Toch is het nodig dat je gaat ontdekken wie daar is onder al die lagen die je aangeleerd hebt en al die lagen van je eigen voorstelling omtrent jezelf. Dat zit heel erg vervlochten.
De enige manier om daar contact mee te krijgen eigenlijk, is door alles wat je denkt en voelt in zijn geheel te accepteren. En dat is ook alweer moeilijk, om wat je denkt en voelt zó als het opkomt te accepteren. Nog voordat je je bewust bent eigenlijk – tenminste dat is mijn ervaring – heeft het zich al vermengd met datgene wat je geleerd hebt. Dus ik kan het op een andere manier zeggen: je hebt het al veroordeeld voordat je beseft wat het is.
Wat betekent dat? Dat betekent dat je bewustzijn dus te traag is, te traag om op te merken. En waarom is het zo traag? Het is zo traag omdat het zo vol is, het is zo vol van alles wat hoort, zoals het zou moeten zijn.
Je zou eigenlijk van iedereen moeten houden.
Nou, als je je dat probeert bewust te maken, dan weet je dat dat gewoon quatsch is, dat kan je niet. Je vindt de een aardig en de ander niet aardig. Van de ene kun je makkelijk houden en van de ander bijna niet houden. En je vindt sommige mensen ook echt vervelend.
Als je eerlijk bent, dan weet je dat. Dus dat is een onmogelijke eis, die jou belet om te beseffen wie je nou eigenlijk bent. Wie degene is die voelt, wie degene is die ervaart, wie degene is die denkt, wie dat eigenlijk is – als je dus in staat zou zijn om alle voorstellingen zoals het moet, zoals het hoort, daar af te pellen.
En dat geldt voor alle gebieden. Als je een lichaamsoefening doet, kun je dan het commando geven dat je iets doet, en tegelijkertijd ervaren wat er gebeurt in jezelf. Meestal dan werk je naar een bepaalde manier van doen toe. Dus zelfs bij zoiets simpels is dat zo.
Je moet het héél veel keren doen om dat een beetje kwijt te raken en om echt te kunnen voelen wat er gebeurt. En echt te kunnen voelen dat je dus gespannen bent.
Zoiets simpels: je moet een kurk die erg vastzit, of een dop die erg vastzit, die moet je losdraaien. En eerst zet je kracht en dat gaat niet. Gaat niet, gaat nog steeds niet, en dan zet je heel veel kracht. En bij de meeste mensen span je ook je kaakspieren. Dat is natuurlijk van de gekke, die kaakspieren hebben er niets mee te maken. Maar toch, dat doe je.
En dat is nou een eenvoudig voorbeeld. Maar met yogaoefeningen wordt het al ingewikkelder. Dan moet je al nadenken, oh ja, dat moet ontspannen blijven en dat, en dat. Binnen de kortste keren ben je helemaal dizzy. En dan moet je het heel lang doen, totdat je dus kunt gaan waarnemen wat er gebeurt.
Dat is ook de reden dat het zo moeilijk is om de oefeningen die bestaan voor de energie over te dragen. Want daar is eigenlijk niks uiterlijks bij. Ja, je kunt zeggen: adem maar rustig en laat het maar langzaam worden en voel maar wat die adem doet, maar dat is niet te pakken. Zolang je je spieren gebruikt, kun je nog iets, iets duidelijks voor jezelf hebben. Maar voor de energie is dat anders, dat speelt zich in het onzichtbare af. Zo min als je aan de buitenkant kunt zien of iemand ontspannen zit, dat kun je nauwelijks zien.
Waar we het nu over hebben is nu juist dat onzichtbare stuk. Want die mores, die is onzichtbaar, die zit in je bewustzijn. En jij bent ook die mores, al zul je vaak er onderdoor glippen en lekker iets anders doen. Maar die mores zit er. Dus dan ben je aldoor bezig met jezelf te vervormen naar de mores die je geleerd is. En omdat je nou een keer een levend mens bent die onmogelijk in die mores kan passen, is dat een conflict.
Het kan zelfs heel belachelijke vormen aannemen. Ik was laatst bij de groeten winkelier en die kreeg een klant binnen – dat vertelde hij me later – die vond dat de snijbonen die hij daar kocht af en toe krom waren en dan was het moeilijk om ze in de snijbonen machine te krijgen, dus hij vroeg zich af of hij geen rechte snijbonen kon krijgen. Toen moest die groenten winkelier die moest dus tegen die man zeggen: ja maar ze groeien niet in een malletje [gelach].
Echt, dat is geen grapje, dat is echt gebeurd.
Maar toch doen wij dat ook, met onszelf. We zeggen: zo moet ik zijn en zo moet ik worden. En dat doen we niet bewust. Dat is onze wereld. En dat zijn wij zelf. En dat heeft gemaakt, omdat wij voortdurend in dat conflict staan van wat we moeten zijn en wat we eigenlijk zijn, dat het bewustzijn bot wordt. Dat wordt stomp, dat kan niet meer alert opmerken wat er is. Want het vraagt zich onmiddellijk af: ja, klopt dat, ik heb gehoord dat…
Dat zit onmiddellijk in je hoofd.
Dat is eigenlijk het grondprobleem. En dat heeft helemaal direct te maken met alles wat er in de wereld gebeurt. Echt. Dat moet je echt wel in je achterhoofd houden, dat alles wat ik nu aansnijd, heeft heel direct te maken met alles wat er in de wereld gebeurt. Want het zijn allemaal mensen die allemaal met hetzelfde zitten, die allemaal een mores in zich hebben waar ze zich niet van bewust zijn, waar ze voortdurend vergelijkingen mee hebben, waar ze dus voortdurend, zonder dat ze zich daarvan bewust zijn, in conflict zijn, zodat voortdurend dat lichaam aangetast wordt en traag wordt en stomp en bot.
Je hebt inderdaad nog regimes in de wereld waar dat nog eens een graadje versterkt wordt, en het gevolg is inderdaad – zoals ik laatst in een documentaire zag, daar werd aan Russische landarbeiders gevraagd: ja, zouden jullie het nu niet alleen kunnen, als jullie niet meer aan een norm zouden hoeven te voldoen, en zelf dus gaan bepalen hoe het moest. Nou, die mensen zeiden rechtuit: de hemel beware ons, ja, onze vaders die wisten het nog wel, die konden dat nog wel zelf, maar laat het ons nou maar verteld worden.
Dat was dus heel precies waar ook wij voorstaan, een paar graadjes verder. En kun je dat voor jezelf helder krijgen, zonder, alsjeblieft zonder – dat kan ik jullie wel smeken – zonder jezelf te veroordelen. Zonder dan te denken: oh ja, maar kijk eens waar moet dat op uitlopen, als ik nou ga doen wat er in me leeft.
Dat betekent eigenlijk in de grond van de zaak, dat we geen vertrouwen hebben in wie we zijn. Dat we dus inderdaad – zoals sommige religieuze takken die er zijn – zeggen: we zijn per definitie zondig.
Moet je toch eens even goed indenken wat daar gezegd wordt: per definitie zijn wij zondig, per definitie doen we het allemaal fout…
Dat is de uitkomst van onbewustheid, dat is echt onbewust. Want zodra je je bewust wordt van jezelf, weet je dat dat echte baarlijke onzin is. En je denkt misschien, nou ja, dat zijn alleen maar bepaalde sekten die dat geloven. Maar pas op, op een bepaalde manier geloven we dat allemaal. We geloven allemaal dat we steeds beter moeten worden, dat we niet goed zíjn.
Dat is heel tragisch. Want eerst verdoven we onszelf door te willen voldoen, en dan zeggen we: die verdoofde mens is slecht. Dat is heel, heel tragisch. En dat is niet alleen hier, dat is overal. Alleen hier is het zo, we kunnen er nog tussenuit, we kunnen wel een beetje zondig zijn, zonder dat we nou direct in het gevang komen. Maar er zijn natuurlijk landen en volken die onmiddellijk in het gevang komen of gewoon doodgemaakt worden. Maar de kern is hetzelfde.
De kern is dat we geen vertrouwen hebben in wie we zijn. Dat we altijd bezig zijn om iets te worden. Dat betekent dat we altijd in conflict zijn. En dan zeggen we ook tegen onszelf: we moeten van iedereen houden. Voel je dat dat baarlijke onzin is. Dat kan toch niet… Als je eerst het gevoel hebt dat je niet deugt, dat je misschien kunt deugen als je erg je best doet, en dan als eis stelt dat je van een ander moet houden, dat je goed moet zijn, dat je respect moet hebben voor een ander – terwijl je niet het geringste respect hebt voor jezelf, maar dan ook niet het geringste.
Zodra je hier je in verdiept, gebeurt er iets. Je houdt op een mening te hebben, je houdt op te kakelen. Je houdt op goed te willen zijn, want je hebt al je energie nodig, je hebt al je aandacht nodig, voor dat wat je bent, wat er is. Want als je ontdekt wie je bent, kun je ook ontdekken wat er is. Want je bent nou één keer een met alles wat er is. Dus als je tot jezelf komt, kom je tegelijkertijd tot alles.
Dat is een van de grote misverstanden, dat we altijd denken dat als we tot onszelf komen, dat we dan weggaan van de wereld, dat dat egocentrisch is. Het is omgekeerd: als je tot jezelf komt, kom je tot de wereld. Dan ga je ook ontdekken dat de stilte niet ligt in de afzondering, maar dat de stilte ligt, het stil kunnen zijn ligt, in het verbonden zijn met alles. Daarin is stilte. Daarin is aandacht. Je kunt je eigenlijk zelf ook niet afzonderen. Je kunt in een grot gaan wonen, in het donker, zoals wel geprobeerd is. Maar dan ben je juist overgeleverd aan al je voorstellingen. Die zijn er nog altijd, die neem je mee.
Dus in de grond van de zaak helpt niets je dan het inzicht in wie je bent. Inzicht in hoe je leeft. Inzicht in hoe je doet, hoe je voelt en hoe je denkt en wat je je voorneemt, en waarom je het je voorneemt. En dat je dat allemaal doorziet – niet op een venijnige manier, niet op de manier van een scherprechter. Maar op de manier van een vriend, die toekijkt op wie je bent, die van je houdt. Die dus geneigd is om tegen je te zeggen: rustig maar, heb maar vertrouwen. Je moet voor jezelf zo’n vriend zijn, anders lukt het niet.
We zijn dat helemaal niet gewend, we worden altijd messcherp geoordeeld, niet alleen in het werk, maar ook zo onderling. En wat nodig is, dat is het begin van het begin, dat is dat je met jezelf leeft als een vriend. Dat je jezelf de gelegenheid geeft, ruim gelegenheid geeft, om fouten te maken – wat natuurlijk geen fouten zijn, het zijn de reacties in jezelf tegen een statische mores. Dat is eigenlijk waar het om gaat.
En dat je als een vriend ontdekt hoe gespannen je bent, ook terwijl je keurig zit, of terwijl je vriendelijke dingen zegt tegen een ander. Dat je dat allemaal gaat ontdekken. En dat je als een vriend bij voorbaat het jezelf vergeeft. Want dat is de enige kracht die kan maken dat er iets verandert, dat je de ruimte krijgt, van jezelf, voor jezelf: de ruimte krijgt voor jezelf van jezelf.
Het lijkt dat ik een beetje onzin aan het praten ben, maar het is geen onzin, mensen. We zijn zo scherp en hard voor onszelf. En we denken nog altijd dat als we nog maar harder zijn en nog maar flinker zijn, dat we dan vrij zullen worden. Maar dat kán niet. Je kunt vrijheid niet afdwingen, vrijheid ontstaat, wordt geboren. Liefde ontstaat daar waar niets meer hoeft, waar niets meer van je verwacht wordt, waar je gewoon mag zijn die je bent.
Dan moet je je alleen nog bevrijden van die merkwaardige, ziekelijke idee dat je niet deugt. Dat je in wezen goed bent, dat je er mag zijn…
Hoeveel mensen staan zichzelf toe er te zijn? Zoals ik zo vaak mensen hoor zeggen: ja, ik ben er door een ongelukje. Dat is toch afschuwelijk…
Niemand kan je daarvan bevrijden, dat moet je zelf doen. Je moet zelf middenin dat volle, volle, drukke leven, waar zoveel van je verwacht wordt, zoveel van je geëist wordt, plus alles wat je van jezelf eist – en dat is waarschijnlijk nog het grootste stuk – die onbekende mens vinden. Die onbekende mens die bedoeld is om hier op aarde het grote geheel te vervullen. Want als je jezelf vervult, vervul je het grote geheel. Het is niet anders.
Het enige wat daarbij helpt, is het inzicht in de mogelijkheid om dat bij jezelf te ontdekken. En dat daar geen tijd voor staat, dat je dat niet binnen drie jaar of binnen veertig jaar moet doen, maar dat dat wel vanzelf zich uitwijst hoe lang dat duurt. Dat dat ‘hoe lang’ ook volkomen irrelevant is, dat is weer een voorstelling. Het enige is dat je het doet, dat je ziet waar je voor staat. En dat je, wat je doet, doet als een vriend. Dat je houdt van degene die zich inspant. Dat je hem vergeeft wat in jouw idee – dat is maar een idee, dat is niet de werkelijkheid – niet deugt.
En dat je geleidelijk aan gaat beseffen dat je ook nu, in dit tijdelijke leven van geboorte tot dood, eigenlijk al in de eeuwigheid bent. In datgene wat níet geboren wordt en níet sterft. En dat je daarin hoort bij alle mensen, alle dingen, alle levende wezens die er zijn. Dat je dus ook hoort bij je lichaam en bij de verlangens van je lichaam.
Ook die verlangens van ons lichaam hebben we al ingedeeld, we hebben al een voorstelling van hoe dat zou moeten zijn, terwijl we het niet kennen, echt niet kennen. Want we kijken weer door de voorstelling heen. En dus is er een conflict. Dat conflict maakt dat we weer traag zijn, dat we niet kunnen waarnemen. Daarmee is de cirkel gesloten.
Dat zijn onze relaties met elkaar, ook als we geen lichamelijk contact hebben zijn onze relaties gradaties van conflict – die we niet eens voelen, omdat we al zo gewend zijn aan het conflict en omdat ons bewustzijn al zo vertraagd is.
Het is heel belangrijk dat je dus beseft dat je alle tijd van de wereld hebt om hiertoe door te dringen. Terwijl je tegelijkertijd beseft dat het het enige belangrijke is wat er gebeuren moet. En dat je die twee allebei in ere houdt: dat het het allerbelangrijkste is, en dat je alle tijd van de wereld hebt. Want zodra je het gevoel hebt dat het binnen een bepaald bestek moet gebeuren, span je je. En dan ben je niet vriendelijk meer, dan ben je geen vriend meer. Dan ben je een rechter.
Daarom kun je ook je leven niet indelen in verschillende categorieën, in verschillende lagen. Het is één. Omdat we het in lagen ingedeeld hebben, hebben die lagen weer geen contact met elkaar. Het is altijd weer hetzelfde. En moeten we van de ene laag naar de andere laag, terwijl ze één zijn – zoals jij één bent met alles in de wereld, ook al besef je dat op het ogenblik niet.
Maar het is zo heilzaam als je inziet waar je voor staat. Dan vind je vanzelf de middelen wel waardoor je kunt ervaren dat je veel en veel groter bent, veel ruimer bent, veel meer verbonden bent, dan je je ooit kunt voorstellen. Hoe je bij alles hoort wat er is. Hoe iedere gedachte die je hebt, werkt, ook al spreek je hem niet uit, al denk je hem alleen maar. Dat geldt ook voor je gevoelens.
Als je dat echt beseft word je voorzichtig. Niet omdat je bang bent fouten te maken, maar omdat je beseft wat het betekent dat iedere gedachte invloed uitoefent, ieder gevoel invloed uitoefent. En omgekeerd, dat alle gedachten die er zo zijn, invloed op jou uitoefenen. En dat dat nog allemaal de buitenkant is.
Maar dat jij dus iets bent wat je niet kunt beschrijven. Je kunt alleen merken dat, hoe dichter je bij jezelf komt, hoe minder behoefte je hebt om te oordelen. Hoe minder behoefte je hebt om te corrigeren, aan jezelf en aan een ander – meestal beginnen we aan een ander, omdat dat makkelijker is, daar hebben we dan verder niet mee te maken, maar we doen het ook aan onszelf. Dat je corrigeert vanuit een idee, dat je niet corrigeert vanuit de werkelijkheid, vanuit wie je eigenlijk bent – want die hoeft niet gecorrigeerd te worden, die is. Die is wat hij is. Die kan zelfs niet gecorrigeerd worden.
Dat je daartoe doordringt en dat je dat doet als een vriend. Dat je dus eigenlijk in de grond van de zaak niet iets fout doet, maar dat je nog niet ontdekt hebt wie je bent.
Als je je daarmee inlaat, als je dit probeert voor jezelf, heel vriendelijk, heel voorzichtig, en je hebt alle tijd, dan zul je zien dat die wereld, waarvan je dacht dat hij zus en zo in elkaar zat, heel anders is. Dat jij ook eigenlijk heel anders bent. En dat we echt allemaal bij elkaar horen, ook al beseffen we dat niet.
Dat het heel goed is om met elkaar hiermee bezig te zijn, want elke inspanning van ons om dat te gaan beseffen helpt. We helpen elkaar, gewoon doordat we aanwezig zijn en bezig zijn. En daar is dus ook geen leraar en geen leerling, daarin zijn we volstrekt gelijk. Ik geef stem aan iets wat in ieder van ons aanwezig is. Dat is een voorrecht. En jullie helpen me om al die nuances die er in zijn, beter te zien. Ik heb jullie net zo hard nodig als jullie mij.
We hebben elkaar zo nodig. We zijn allemaal als het ware ogen die net iets anders zien, en dat vertellen we elkaar. En daardoor wordt het meer een geheel, wordt het groter. En zijn we vrij, zijn we eindelijk niet meer alleen, zijn we eindelijk met elkaar – en toch, en dat is het grote wonder, terwijl we zo verbonden zijn, blijven ieder toch dat hele speciale brandpunt van het totaal wat een naam heeft en een verleden heeft. Dat is fantastisch, dat is écht fantastisch.