‘Voldoen’ is jezelf verloochenen

Inleiding
[download]

De opmerking gisteren van Rob Koper aan het eind, slaat eigenlijk heel direct op wat ik nu aan de orde wil stellen: dat we te weinig beseffen in wat voor tijd we leven. Dat we nog altijd menen dat, wat op het ogenblik plaats heeft, een modificatie is van wat er al steeds heeft plaatsgehad.

Maar ik denk dat de eisen die aan ons gesteld worden als mens, in een hoog tempo aan het veranderen zijn. Het is niet te verwachten dat de wereldbevolking zich binnenkort zal stabiliseren, die zal nog steeds toenemen. En dat brengt allerlei problemen met zich mee die ons ook wel bereiken zullen, misschien vertraagd. Verstedelijking zal toenemen.
Dat betekent dat wij, zonder dat we dat willen, steeds verder afraken van de natuur. Je kunt natuurlijk altijd, ook als je over geld beschikt, nog wel een plekje vinden waar het redelijk leeg is, waar de natuur nog niet door ons gefrustreerd is, maar dat kun je niet het hele jaar hebben. En je geest is wel het hele jaar blootgesteld aan de algemene gang van zaken.

Dat betekent dat we steeds meer te maken zullen krijgen met dicht opeen zijn, met alles wat we elkaar aandoen zonder dat we dat willen; dat we zenuwachtig zijn, dat we ongerust zijn, doordat we iets vreselijk graag willen bereiken; ons driftig opmaken om iets voor elkaar te krijgen.
En de vraag is dus eigenlijk: is daar een antwoord op. Niet een gedeeltelijk antwoord, maar een fundamenteel antwoord.

Ik denk dat het nodig is dat wij ons met dat perspectief bezig houden. Dat betekent dat je je afvraagt: hoe verhoud ik me daartoe, tot die ontwikkeling die steeds sneller gaat en die steeds meer gericht is op het proberen ieders individuele wensen in te willigen. En die individuele wensen van al die miljarden mensen zullen steeds complexer worden. Omdat het nu eenmaal de structuur is, zal ik maar zeggen, waarin het ‘ik’ zich ontwikkelt, dat het steeds complexer wordt, steeds meer belangen te verdedigen krijgt, steeds meer op voet van oorlog gaat leven met de medemens.

We hebben ook al gemerkt – tenminste dat kun je toch wel zeggen – dat het niet helpt door te zeggen: nou, dan moeten we onze eisen beperken, dan moeten we onze verlangens kleiner maken, enzovoorts.
Dus weer opnieuw het principe van het beheersen. 

Dit is fundamenteel, waar ik het nou over heb is heel fundamenteel. Dat hebben we al die eeuwen gedaan, we hebben al die eeuwen gezegd: dan moeten we dit maar iets minder doen, dan moeten we dat maar iets minder doen…
Dat is het principe van het beheersen en het kanaliseren. Het kanaliseren van het onvermogen om je eigen positie, je eigen wijze van doen, te beseffen.

Het enige wat mogelijk, mijns inziens, is dat de mens aan zichzelf genoeg heeft, in welke situatie hij ook verkeert; dat hij niet meer afhankelijk is van de goedkeuring of de afkeuring van de ander; dat hij in zichzelf gevestigd is, dat hij van daaruit leeft.
Want in de afhankelijke situatie waar we allemaal in verkeren, kunnen we nooit helder zien, kunnen we nooit de verbanden van het grote bestel beseffen. Omdat daar de randstoring, de voortdurende stoorzender van onze eigen verlangens – die hebben te maken met de kleine wereld van ons bestand – tussendoor gaan. En meestal wordt de stoorzender duidelijker ontvangen dan het eigenlijke wat in ons tot ontplooiing kan komen.
Ik hoor het in alle gesprekken die ik heb, als je er lang genoeg bij stilstaat, deze klacht: hoe moet ik dat verwerkelijken in de gemeenschap waar ik in ben? 

De vraag die je dan stelt komt voort – en dat wil je jezelf misschien niet toegeven – uit het gevoel dat je moet voldoen, dat je moet voldoen aan de omgeving. Dat is een positie die moordend is, daar ga je aan ten onder. Dat moet je heel helder zien. Dat is een onmogelijke situatie, het is ook een valse eis die je jezelf stelt. 

Maar dat betekent dat je je verbinding met de totaliteit moet beseffen. En dat betekent dat je in staat moet zijn om niets te doen, dat je tijd moet vrijmaken om tot besef te komen.
Ik zeg met opzet ‘tijd vrijmaken’, want je kunt niet opzettelijk gaan beseffen, dat gaat niet. Maar je moet wel die hele apparatuur, die nu eenmaal ingesteld is zoals hij is, in de gelegenheid stellen om tot ontspanning te komen. Want alle faculteiten, die je nodig hebt om tot het besef te komen van het werkelijke gebeuren, zijn in je bezit. Daar hoef je niet een reis voor te ondernemen, je hoeft er geen cursus voor te volgen. Je hoeft er niets anders voor te doen dan te beseffen. 

Dat betekent dat je voor eens en voor al ophoudt te verwachten dat de hulp van buiten komt.
Dat is heel fundamenteel. Zolang je dat denkt, op een of andere manier, kan er niets gebeuren. De hulp zit in jezelf. Wat een ander hoogstens kan doen, is je daarop opmerkzaam maken en je daaraan herinneren, en wéér, en wéér, en wéér herinneren. Maar uiteindelijk gaat het daarom – dat je dat niet alleen beseft, maar dat je dat door je hele lichaam heen voelt: ik ben die mens die weet…

Maar dat is niet zomaar, dat betekent dat je acht moet slaan op je hele leven. En een van de meest vergeten parten daarin is je lichaam. De meeste mensen kennen bijzonder weinig van hun lichaam – en met het woord ‘lichaam’ bedoel ik niet wat wij meestal bij lichaam denken, daar bedoel ik dat totaal mee, onze lichamelijkheid. Dat is dus eigenlijk een samenwerking van de geest met het lichaam, dat is wat ik bedoel.
En die samenwerking daar schort het ongelooflijk aan, ongelooflijk. Wij worden eigenlijk pas wakker als we pijn hebben, als we een kwaal hebben, als het niet meer gaat zoals we gewend zijn dat het gaat. En dan beginnen we verschrikkelijk ingewikkeld te doen. Maar dat komt omdat we zo ontzettend laat en traag en suf met dat lichaam omgaan.

Het lichaam is heel kostbaar. Het is ook heel wijs. Maar wij trekken ons daar niet van aan. En wij hebben de macht gekregen als mens om het grondig te verknoeien. Die macht hebben we gekregen – in naam van allerlei heb je dat ook grondig gedaan. Maar het is eigenlijk een aanfluiting dat we in dat hele programma van ons leven, aan dat lichaam minimale aandacht besteden. En dan alleen nog – als ik dan aan sport denk – als we er iets in bereiken kunnen wat door ‘men’ als iets geweldigs gezien wordt, of wat ‘men’ heel goed vindt, of wat ‘men’ vindt dat je moet zijn. Dat is niet met je lichaam omgaan. Dat is zó onvolwassen, zo ongelooflijk kinderachtig eigenlijk.

Ik denk dat de wereld ons voor een veel crucialer probleem zal stellen. Dat is dat we ontdekken hoe we leven, wat we aanrichten – zonder een of andere moraal. Wat we feitelijk allemaal aanrichten, met al onze goede bedoelingen die we niet begrijpen. We voelen heus wel de noden die er zijn, maar we vergeten dat degene die dan daarin leniging moet aanbrengen, het allereerste zijn eigen noden moet beseffen en die lenigen. Zodat je niet met een apparatuur zit die het gewoon niet kan, geen energie heeft, geen slagkracht, die telkens teruggetrokken wordt. Die overgeleverd is aan de smaken, de voorkeuren van de verleden tijd, die tijd die we achter ons hebben. We kunnen niet dezelfde oplossingen vinden die al eens gevonden zijn. We moeten onze oplossingen van nu vinden, van deze tijd, die zich razendsnel nog steeds eenzijdig ontwikkelt.

Dat is de werkelijke uitdaging. Die gaat veruit boven al onze persoonlijke voor- en afkeuren. Dat is de algemene, de universele uitdaging.
En dat betekent dat je grondig thuis moet raken in jezelf. Helemaal niet met het doel om verlicht te worden of om super te worden of weet ik wat. Maar om jezelf grondig te kennen. Zien hoe je afgeleid wordt, hoe je eigenlijk niet in staat bent om al die invloeden, die op je afkomen, op een gezonde manier tot je te nemen. Je niet verantwoordelijk te voelen voor dingen die je eigenlijk niet aangaan. Beseffen wat jij kunt en wat je niet kunt. En daar niet kinderachtig over doen, niet toch iets te willen kunnen wat je niet kunt. Maar je alleen af te vragen: met dat wat ik in huis heb, wat kan ik daarmee doen, hoe kan ik daar efficiënt mee werken? 

Maar om je die vraag te kunnen stellen, moet je in jezelf gaan. Alles vergeten wat je gehoord hebt, alles vergeten wat er van je verwacht wordt, alles vergeten wat je jezelf hebt opgedragen. En luisteren, naar binnen toe luisteren.
Dat kun je alleen – dat heb ik aan het begin gezegd – niet opzettelijk gaan zitten doen. Dat komt vanzelf tot stand als je de ernst van de situatie inziet. Als je dus ziet waar we voor staan met z’n allen. Want tot jezelf ingaan, komt alleen maar voort uit een besef wat zijn eigen kracht is, zijn eigen energie is. Het is dus iets wat niet door de wil in gang wordt gezet. Het is veel machtiger, het is veel groter. Het gaat veruit boven je kneuterige persoonlijke instelling. Je hebt dat nodig. Want vanuit dat beperkte bestand, hoe knap en intelligent en getalenteerd je ook mag zijn, kan het niet komen.

Het kan alleen omdat dat diepe verlangen in je wakker wordt – als het niet al wakker is – dat eens in jouw leven de tombola moet ophouden. Je kunt aan die tombola nooit voldoen, in je hele leven niet, al zou je je doodwerken. Je zult moeten kiezen voor jezelf, voor die mens die op aarde gekomen is, om tot besef te komen. En in dat besef tot wasdom te komen. 

Dat is een veel diepergaande uitdaging dan de religies ooit gesteld hebben, één die je alleen maar alleen kunt gaan. Die kun je niet in gemeenschap gaan, je kunt niet eens met een ander gaan. Je kunt wel, als een ander ook zich hiermee uiteenzet, elkaar van dienst zijn. Niet helpen – vergeet dat alsjeblieft dat woord ‘helpen’: je kunt elkaar van dienst zijn, in helpen zit zoiets vals – je kunt elkaar van dienst zijn. Als je iemand van dienst bent, dan laat je die ander vrij. Als je iemand helpt – dat merk je zelf niet – dan maak je hem kleiner. Dat is echt je bedoeling niet, maar het gebeurt.

Dat betekent dus dat je voor eens en voor al beseft dat je van jezelf afhankelijk bent, dat het gaat-om-wat-jij-doet. Het gaat om jouw eigen openbaring – en dat je daaraan trouw bent, wat zich aan jou openbaart, wat er ook moge gebeuren.

Dat is de enige macht in de wereld die de vastgelopen gang van zaken kan veranderen. En dan moeten we niet gaan kwantificeren, want dat is gewoon een vals redenering. Het gaat om het veranderen van de kwaliteit van de structuur van je bewustzijn. En die kun je zelf niet veranderen, die moet verandert worden, doordat je beseft.

Dat betekent dus ook dat we niet meer kunnen vertrouwen op alle manieren waarmee we tot nu toe de zaak hebben aangepakt, zowel hier in het Westen als in het Oosten. We zullen we onze eigen wijze van ontdekken moeten vertrouwen. En dat betekent gewoon dat we alleen komen te staan, want dat is ook de enige positie waarin iets kan gebeuren. 

En je merkt aan jezelf, als je dit beseft, dat je altijd weer de neiging hebt om pseudo-verdriet van anderen te honoreren. Dat is niet juist. We moeten er allemaal doorheen. Het enige wat je kunt doen is geduld hebben – zoals je geduld met jezelf moet hebben. Want die structuur van de gewoonte, die structuur van de oude vorm, de structuur van de oude oplossingen, is heel taai en heel sterk. Ook in jezelf. Zelfs al zie je heel helder waar het om gaat, dan zul je nog merken dat die heel machtig is. Die is veel ouder dan jij bent, die is generaties oud. En die werkt in jou door.
Je bevindt je dus tegenover een beton van het verleden. Maar dat kun jij met jouw beperkte krachten niet aan. En daarom moet je beseffen, je moet teruggaan tot de oorsprong.

Dat betekent aan de ene kant een grote mate van vastberadenheid, en aan de andere kant een groot mededogen. Dat is voor ons heel moeilijk, wij willen altijd kiezen, voor het een of voor het ander. Maar ze zijn beide nodig.
Maar waar je wel mee moet afrekenen, is het gejammer om je heen omdat je niet meer voldoet aan de aanvaarde norm. Dat kan niet. Je hoeft niet onvriendelijk te zijn, maar je kunt niet meer voldoen. Want dan verloochen je jezelf. 

Daarvoor is het noodzakelijk dat je een vast ritme in je leven aanbrengt, waarin je letterlijk plek maakt voor tot jezelf komen. En dat hoeft niet te zijn dat dat altijd precies om elf uur is, dat kan midden in je werk zijn. Het is een soort van opmerkzaamheid in jezelf die aangeeft: nu moet ik even terug.
Dat is ook oud: alles op een vaste tijd. Dat kan nu niet meer. We zullen het nu helemaal moeten hebben van de oorsprong, van de opmerkzaamheid die in jezelf is. Die je dus ook doet weten dat je roofbouw aan het plegen bent, dat je iets verwaarloost. En dat is dan meestal het lichaam.

Die opmerkzaamheid is het enige wat je leiden kan naar een gezond in het leven staan. Niet meer afhankelijk zijn. Een oase zijn waar anderen bij terecht kunnen, zonder sentimentaliteit. 

Ik denk dat dat een mogelijkheid is voor ons om een bijdrage te leveren aan het verminderen van de verwarring, en uiteindelijk dus van het leed. Want uit verwarring komt leed voort. En uit de honorering van ons ik-verlangen komt leed voort. Dat is een duidelijke zaak, dat zien jullie heus allemaal wel in. 

Maar zo’n hele structuur, die in de loop van duizenden jaren ontstaan is, kun je niet zomaar opblazen. Daarvoor is een blijvend helder besef nodig, wat je vanzelf wijst wat je doen moet. Daar hoef je niet over te denken, dat gewordt je vanzelf. Het enige wat nodig is, is dat jij die opmerkzaamheid koestert, dat je opmerkt wat die opmerkzaamheid schaadt.
Het is zo ongelooflijk mooi eigenlijk, eindelijk eens iets zonder regels, zonder plannetjes, zonder cursussen, zonder trainingen. Eindelijk eens iets wat helemaal uit zichzelf is. Zichzelf genoeg. En daarmee volledig ter beschikking van de ander.

Ik hoop dat ik jullie een klein beetje heb duidelijk gemaakt wat ik wilde zeggen.


naar boven