Van het leven genieten…

Huissen december 2001 | Dinsdagmorgen
Inleiding
[download]

Naar aanleiding van gisteren viel mij iets te binnen wat me jaren geleden is overkomen, wat ik eigenlijk langzamerhand kwijt was geraakt, maar wat de moeite waard is om te vertellen.
Ik was toen nog vrij jong, ik was nog geen zestig, en ik leefde dus, zoals alle mensen, in de haast van het volgende. Een vriend van mij uit Indonesië, op wie ik erg gesteld was en ik die na de oorlog ook hier nog gekend heb, was – voor Nederland althans – in de buitengewesten terechtgekomen, we hadden geen contact meer. En via via, ik had hem al een paar jaar niet gezien, bereikte mij het bericht dat hij ernstig ziek was, dat hij zelfs terminaal was.
Ik belde hem op en ik kreeg hem direct aan de lijn, het was een hele opgewekte stem. Ik zei dat ik van plan was om naar hem toe te komen en hij zei: dat is geweldig. Dat was natuurlijk voor iemand die terminaal was al een vreemde eerste inleiding.
Ik ben vervolgens naar hem toegegaan en hij ontving me zelf en viel direct met de deur in huis, hij zei: “Ja, ik heb nu nog maar vijf maanden, tenminste dat zeggen de doktoren, maar het had eigenlijk een beetje eerder moeten gebeuren, want nu begrijp ik dat het leven een geschenk is – hij gebruikte die woorden – en dat ik in mijn leven jammer genoeg altijd in het vooruit heb geleefd.”
Hij had een belangrijke functie, hij had het heel druk, dat wist ik.
“Ik heb eigenlijk nooit de tijd genomen op van het leven te genieten… en ik heb natuurlijk ontzettend veel tijd gehad om van het leven te genieten, maar nou moest dit gebeuren om het me duidelijk te maken.”

Ik was op dat ogenblik echt verbluft. Want ik had natuurlijk al de vele, vele verhalen gehoord van mensen die weten dat ze niet meer zo lang te leven hebben.
Hij zei: “Jij bent toch in het kamp geweest?”
Ik zei: “Ja.”
“En het is blijkbaar voor jou ook niet voldoende geweest, net zo min als voor mij.”
Ik zei: “Ja, dat klopt. Ja, ik heb het ooit wel eens geweten in het kamp, maar ik ben het weer kwijt geraakt.”
Het was een indrukwekkende gesprek. En ik ben naar huis gegaan.
Na een maand heb ik nog eens gebeld en toen kreeg ik zijn vrouw aan de lijn, ik zei: “Hoe gaat het met hem?”
“Oh elke dag beter,” zei ze.
“Is het echt?”
“Ja, ik leer heel veel van hem.”

Vrij onverwacht kwam het bericht dat hij overleden was. Ik ben naar de begrafenis geweest en het viel me op dat die mensen niet treurig waren, dat ze eigenlijk achter de baar liepen met een uitdrukking van dat ze nog iets doen moesten.
Naderhand vroeg ik aan zijn vrouw hoe die laatste ogenblikken waren geweest. En dat vertelde ze heel rustig, ze hadden afgesproken met elkaar dat ze niet al te lang bij zijn bed zou zitten ‘s avonds, dat ze gewoon naar bed zou gaan, en dat hij wel zou bellen als hij dacht dat het af zou lopen. Dat is al iets heel bijzonders.
Ze werd inderdaad in de nacht gebeld en toen is ze naar hem toegekomen en toen zei hij: “Ik denk dat het gauw gaat gebeuren, wil je mijn hand vasthouden.” Dat deed ze.
Zo natuurlijk eigenlijk toch, dat moment waar je voorstaat, dat is niet na te vertellen. Dan lijkt het net alsof de hele wereld samenkomt, in dat ene moment, dat niet meer te verschuiven is, waar je niks meer aan kunt doen dan alleen er zijn.
Hij zei tegen zijn vrouw: “Als je een kleine trekking voelt, dan zal ik waarschijnlijk weggaan, dan moet je mijn hand niet loslaten, dan moet je me vasthouden, want dan beleven we het misschien allebei hoe gelukkig we zijn geweest.”
En zo is het gebeurd.

Wat mij ook opgevallen was bij de begrafenis, dat er geen geestelijke was die nog een dankwoord of zoiets heeft gesproken. Dat had hij ook niet gewild, hij had tegen zijn vrouw gezegd: “Dat laatste ogenblik wil ik alleen zijn met God en niet iemand ertussen hebben.”
Dit is nog eens een onderstreping van het feit – dat geldt voor ons allemaal – dat we het zelf moeten doen, dat we de grootste verantwoordelijkheid die we hebben niet uit handen moeten geven. Want daarmee ontkennen we het leven. En dat geldt dus helemaal voor dat allerlaatste ogenblik, dat is duidelijk, maar het geldt eigenlijk elke dag. Het gaat erom dat alles wat je aanraakt, alles wat je ziet, alles wat je hoort, alles wat je voelt, dat je dat helemaal voelt. Dat je eindelijk, eindelijk, eindelijk geen haast hebt. Dat je het leven tot je laat komen zó als het is.
Dan ga je pas echt beseffen dat je het niet weet, dat je het nooit weet, dat je voortdurend nieuw binnenkrijgt. En ik hoop dat ik er niet hoef bij te zeggen dat het niets te maken heeft met een plan voor een reis of weet ik wat, dat is duidelijk. Het heeft te maken met de geest, met het leven zelf, met het onmetelijke en met het ongewetene.

De gebrekkigheid van de taal maakt dat we ‘aandacht’ en ‘liefde’ moeten zeggen, maar het is ver daarbuiten. Liefde is een begrip wat we langzamerhand ontwikkeld hebben. Daar hebben we ook een heel goed denkbeeld van, we weten ook precies wat liefde is – dat zou al verdacht voor je kunnen zijn, dat we het zo precies weten.
Dat betekent eigenlijk dat je altijd weet dat je het niet weet, en dat het altijd gebeurt in het moment. En dat je miljoenen momenten mist omdat je te weinig aandacht hebt. Maar dat dat niet betekent dat je maar door moet gaan. En dat je je niet afhankelijk moet stellen van situaties, noch van mensen. Dat je het zelf moet uitvinden. Dat je moet uitvinden wat je plaats is. Dat is niet zo eenvoudig, want je hebt een positie in de maatschappij, je hebt een werkkring, je hebt misschien een gezin of een partner. Dat zijn allemaal vastigheden. Laat je niet gevangen nemen, blijf vrij. Besef dat die relaties die je hebt in wezen steeds veranderen. Dat je niet weten kunt waarom ze veranderen, maar je kunt ze wel opmerken, als je wakker bent.

Dan ga je ook merken dat er echt niets, helemaal niets in de wereld is wat onbelangrijk is. Alles is belangrijk.
Ja, dan moet ik toch weer even terugdenken aan het geval van die vriend van me, dat hij zei: “Ja, ik merkte, toen ik heel ziek was, dat ik de hand van mijn vrouw greep om te pakken, en niet om contact te maken.”
Zulke dingen kunnen wij ook opmerken.
Dat is toch iets simpels, hè, dat je dat opmerkt. Hij merkte dat op.

Als je in het zitten echt uitsluitend volgt wat je lichaam wil en je laat dat gebeuren, dan moet je nog een hele tijd zitten om alles wat je erover gedacht hebt kwijt te raken. Maar als je blijft volgen, zit je op een dag als een prins, zonder moeite, zonder aanwijzingen, zonder iets. Dat is echt – het hangt allemaal van aandacht af.
Dat betekent dat je ook die tijd – want dat kan een hele tijd zijn – dat je ook die tijd dat je nog moet kwijtraken, doorkomt. Dan hoef je dus niet dat zitten te verdelen in een aantal punten. Die punten zijn er, maar dat wordt wel voor je gedaan, als je aandacht en geduld hebt.
En dan is er ook, dat is het mooie ervan, geen overgang meer van het zitten naar het zogenaamde gewone leven – dat is het enige leven dat je hebt, het gewone leven. Dan vallen de scheidslijnen weg. En dat is nodig, want we leven in zo ontzettend veel hokjes. Niet alleen van de geloven, van de godsdiensten, van de religieuze stromingen, maar we leven ook in al die schotjes die we zelf, zonder dat we het weten, gemaakt hebben. Dat is wonderbaarlijk, dat als je dat laat vallen, doordat je aandacht hebt, gewoon maar omdat je aandacht hebt, dat het dan allemaal vanzelf gebeurt. Je bent veel en veel en veel completer dan je ooit kunt bedenken. Je bent in ieder geval niet zondig…

Laat dat werken, laat die complete mens in je werken. Zo simpel is het.
En als je een aanwijzing krijgt, van wie dan ook, onderzoek hem. Ga niet als een blinde mol met die aanwijzing op stap, onderzoek het. Dat is je vrijheid, om te onderzoeken. Laat je die vrijheid niet ontnemen, door niemand, door geen heilig boek, door geen heilig mens, door niemand.
Dan zul je ontdekken dat alles in je aanwezig is wat je nodig hebt – wat jij nodig hebt, de buurman heeft net iets anders nodig.
En bemoei je met iemand als hij er om vraagt, en niet voordien. Dan blijft het leven gezond en fris.
Nou mensen, laten we daar eens op in gaan.


naar boven

<< Terug | Einde