Jezelf de tijd geven

Inleiding


We hebben gisteren geprobeerd van elkaar te weten te komen hoe we mediteren. We hebben van Emilie een heel perfect verslag gekregen van hoe het met ons gaat, met ons allemaal, zonder uitzondering. Namelijk dat als we stil gaan zitten in afzondering, alles bovenkomt wat niet helemaal verwerkt is. Daar zijn we een hele tijd mee bezig. En intussen, terwijl het verwerkingsproces aan de gang is, doen we opnieuw ervaringen op die we niet helemaal verwerken en wordt de rommelzolder weer aangevuld.

Dat is natuurlijk een vrij eindeloos proces. De vraag is: kunnen we daar iets aan doen? Om met Krishnamurti te spreken: kunnen we voorkomen dat we onszelf vernielen, dat we onszelf uitputten?


De dunne schil van de beschaving

Om dat voor jezelf helder te krijgen, moet je eerst doorzien hoe het komt dat het is zoals het is, hoe het komt dat we zo leven. En ook, waarom het in de wereld is zoals het is. Die twee dingen hangen natuurlijk samen, over de hele wereld heeft dit plaats: dat we, zonder dat we dat willen, vanuit onze instincten een agressief wezen zijn, veel agressiever dan de dieren. Alleen heeft onze ontwikkeling meegebracht dat we dat een beetje kunnen bedekken. Vooral als het ons goed gaat, hoeven we niet agressief te zijn – hoewel we het toch zijn.

Hoe komen we daar nu achter, hoe komen we oog in oog te staan met wat er gebeurt, aldoor, met ons allemaal? En kunnen we daar iets aan doen? Dat is de vraag.
Het is al een heel ding als je jezelf die vraag stelt. Als je eerst helder ziet wat er allemaal gebeurt, met ons allemaal, over de hele wereld. En dan de vraag stelt: kan ik daar iets aan doen?
Want het is duidelijk dat die agressie ergens naartoe moet. De verdedigingslinies die we allemaal opbouwen, de ene deze, de ander gene, bouwen we ook vanbinnen op. Zodat al die onverwerkte spullen uiteindelijk in ons lichaam terecht komen. En dan hebben we psychologen, psychiaters en therapeuten nodig – en doktoren natuurlijk – om te maken dat de schade niet zo heel erg is, en dat we er een beetje mee kunnen leven. Maar dat betekent dat het proces van agressie blijft. Alleen kunnen we er een beetje mee leven. Maar, je voelt wel, het is natuurlijk een lapmiddel.

Dus steeds blijft de vraag: hoe gaan we daarmee om? En kunnen we er iets aan doen?
Dat betekent dat we eerst heel helder moeten zien wat er gebeurt. Daar heeft E. ons al erg mee geholpen. En je kunt in jezelf ook opnieuw vaststellen hoe dat gebeurt.
Dus waar het het eigenlijk om gaat is hoe je in het bezit komt van een aandacht die
niet louter gestuurd wordt door het overlevingsprincipe. En als ik ‘overlevingsprincipe’ zeg, bedoel ik dat in ál zijn verfijnde vertakkingen: je prestige, je positie in de maatschappij, de manier waarop de mensen tegen je aankijken, de verwachtingen die er zijn – vooral de verwachtingen die je van jezelf hebt – spelen daar allemaal een rol bij. Hoe kom je daar zó tegenover te staan dat je iets doen kunt?
Wat we normaal doen, allemaal, over de hele wereld, is het onderdrukken. Dat doen we, omdat gebleken is dat als we onszelf ongebreideld verdedigen, je een permanente oorlog krijgt. Zoals dat nu in Kosovo aan de oppervlakte komt. Terwijl dat al een heel oud verhaal is. En het is heel duidelijk dat we daar van bovenaf eigenlijk niks aan kunnen doen, zoals nu de Verenigde Naties. Tito heeft het een poos onderdrukt, toen leek het alsof de mensen konden samenleven. Maar hij was nog niet weg of al het oude zeer, alle oude agressie en wantrouwen, kwam weer omhoog.

Dus dat gaat niet, dat weten we nu, tenminste ik hoop dat we dat weten. Het is al een heel ding als je een proces, een probleem, terugbrengt tot z’n alleruiterste essentie, want dan kun je er misschien iets mee doen.
We kunnen proberen – dat hebben we geprobeerd, heel lang – die instincten een beetje te temmen. Dat gaat goed, als we een samenleving hebben waar iedereen voor z’n gevoel voldoende van de koek krijgt om te leven. De een heeft daar dan nog een zeiljacht bij nodig, de ander is al tevreden met een betere stoel, maar dat zijn gradaties. Als we in die toestand verkeren, zoals dat bijvoorbeeld op het ogenblik in Nederland is, komen de meer verborgen instincten in de vorm van ziektes naar boven. Dat is op zichzelf een goed ding.
Het allerergste geweld van de agressie is al een klein beetje ingeslapen – ik zeg ‘ingeslapen’, dat is wat anders dan dat het weg is. Maar er hoeft maar niet dát te gebeuren, de economie gaat terug bijvoorbeeld, of het is weer heel levend, op alle gebieden.


Het overal aanwezige

Dus kunnen we oog in oog komen met wat er steeds gebeurt? Dat betekent dat we onszelf moeten kunnen ervaren.
Dat klinkt een beetje gek natuurlijk, we denken allemaal: natúúrlijk ervaar ik mezelf! Maar dat is niet zo, je ervaart je bedoeling in het leven, maar je ervaart niet wat er gebeurt. Als wij echt zouden ervaren wat er gebeurde, dan was er eeuwige vrede. Er is niemand die graag  een ander kwaad doet. Dus het komt erop neer dat we niet ervaren, dat we onze bedoeling ervaren, we vullen het in.

We hebben weer een stapje genomen.
Hoe komen we in de positie dat we kunnen ervaren wat we doen? Want als we kunnen ervaren wat we doen, als we kunnen ervaren wat we denken, wat we voelen, kunnen we ook ervaren wat er in de wereld gebeurt of om ons heen. Zo zit het in elkaar.
Jullie moeten maar proberen me goed te volgen en te betrappen op een onnauwkeurigheid. Het is belangrijk dat ik jullie geen sprookje vertel.
En wanneer kun je ervaren zonder direct dat instinct van zelfhandhaving actief te hebben – want dat is altijd actief. Hoe is dat mogelijk?
Dan moet ik even denken aan het gesprek dat we vanochtend aan tafel hadden, waar gesproken werd over de stormvloed van 1953, die ik zelf niet meegemaakt heb. Daarin vertelden ze dat je in zo’n extreme situatie alleen maar ervaart en niet meer kunt denken. Dat is natuurlijk bij ons, in onze luxueuze positie, niet zo. Wij kunnen een heleboel van tevoren overwegen, een heleboel nadat we een ervaring gehad hebben. Die luxepositie hebben we.
Dus de vraag is: kan ik echt ervaren? En dat betekent dat ik uit een nulpositie moet kunnen ervaren, dat er niet al iets is voordat ik ervaar. Dat is bij ons niet zo. Iemand die een probleem heeft, ervaart alles door dat probleem, ook al is hij zich daar niet van bewust. En wie is er probleemloos? Dat hebben we allemaal.

Dus weer een stapje verder. Die nulpositie, wat is dat? Dat is een gevoel van veilig zijn. Op het moment dat je je veilig voelt, hoeft dat instinct van zelfbehoud niet te werken. Want je bent veilig, je bent behouden.
Nu komt dus het kritische punt: wanneer voel je jezelf behouden? Dat is als je je kunt bevinden in een kant, in een aspect van jezelf, waar je je spontaan veilig voelt. En is er iets in de hele wereld wat altijd veilig is, in de hele schepping? Nee hè, dat is er niet. Dus in de gemanifesteerd wereld – dus in de schepping, dat is het gemanifesteerde – is het niet.
Dat is een heel belangrijke conclusie: dáár is het dus niet. Dat hebben we nu stapje voor stapje met elkaar bekeken.
Dus is er iets wat niet direct tot het gemanifesteerde behoort? Hier komen we niet zozeer op een gevaarlijk, als wel op een heel subtiel terrein. Want, ik heb het heel vaak gezegd, het gemanifesteerde zou er niet zijn als de oorsprong er niet was, datgene wat noch een begin, noch een einde heeft.
Dus in het gemanifesteerde is dat geheimzinnige, wat niet onderworpen is aan de wetten van het gemanifesteerde, aanwezig – luister scherp, hè! En dus ook in ons.
Kunnen wij dus thuis zijn in dat ongemanifesteerde, dat overal in is – ik zou ook kunnen zeggen: ‘het overal aanwezige’, dat is een betere uitdrukking. In de hele schepping maakt dat overal aanwezige dat die schepping er kan zijn. Maar dat overal aanwezige wordt nooit geboren en sterft niet, is er altijd.


De studie van de adem

We hebben nu stapje voor stapje geconstateerd: wij behoren tot de schepping, dus het is ook in ons.
Dan is de vraag weer heel simpel: kunnen wij contact maken met onszelf, in wezen. Want wat we zien van onszelf en wat anderen van ons zien, en wat wij van anderen zien, is allemaal het gemanifesteerde, het afgeleide, dat wat geboren wordt en sterft. Kunnen wij in onszelf ontdekken waar dat overal aanwezige zich bevindt?
Het is belangrijk dat je heel goed beseft dat het zich niet in het gemanifesteerde bevindt, waar de zintuigen de signalen van ontvangen. Dat moet je goed beseffen!
Dan besef je ook dat je daarvoor niet kunt oefenen, dat kan niet, dat is iets wat je ontdekt. Wat je kunt oefenen is bijvoorbeeld heel nauwkeurig te weten hoe het gemanifesteerde in jou werkt.
Dan kom je onvermijdelijk terecht bij dat hele grote reactiepatroon in je lichaam. Je kunt een studie maken wat de adem in je doet. Dat is natuurlijk niet beperkt tot het bankje of het kussen, dat is kinderachtig.
Als je dat zorgvuldig bestudeert, merk je dat de adem je in contact brengt met de energie. En als je in contact bent met de energie, ga je merken hoe de energie alles in je leven mogelijk maakt, of onmogelijk maakt als het er niet is. Als je angstig bent en je krimpt samen, laat de oerenergie zich niet meer zien, niet meer voelen, niet meer merken.

We zijn steeds bezig om uit te zoeken of er een positie in onszelf is, waar we niet afhankelijk zijn van die enorme kracht van zelfbehoud. En we ontdekken – het is niet iets wat ik ontdekt heb, dat ontdekt iedereen die dit bestudeert – dat de adem ons hele leven, in alle omstandigheden, begeleidt en tracht te corrigeren wat we aldoor fout doen. ‘Fout’, in de zin dat we onszelf kwaad doen, dat we onszelf beschadigen.
Dus we zouden op een dag kunnen besluiten om echt naar die adem te luisteren, daar al onze aandacht aan te geven, voorzover we die bezitten.
Onze aandacht is als een pruttelde machine. Zij pruttelt een beetje, het is nooit een gestage oliestraal – een heel mooi beeld: een oliestraal die naar beneden vloeit, die stil is terwijl ze in beweging is.
Wat nu eigenlijk gebeuren moet is dat wij zoveel belángstelling opbrengen voor die adem, dat die adem het ‘gevoel’ heeft dat hij erkend wordt, dat hij bestaat, voor ons als totaal wezen. Zodat het voor ons echt van belang is om daar gestadig aandacht aan te geven. Waardoor we vanzelf het gevoel krijgen waar de energie aanwezig is. En hoe langzaam maar zeker, omdat we ook dááraan aandacht geven – dat is ook weer een hele stap –, de energie een kans krijgt te gaan stromen voor onze ervaring. Want zij is er altijd. Maar door ons haastige, verbrokkelde leven krijgt zij geen kans om te doen wat ze graag doen wil, namelijk stromen, vernieuwen, genezen, heel maken.

Het keerpunt in je leven zit er in, dat je daar van ganser harte – dat is echt nodig: van ganser harte – aandacht aan geeft. Dat je gaat merken hoe je hele leven, met al zijn belevingen, daar beantwoord wordt. En dat zolang je daar geen aandacht aan geeft, die adem en energie niet meer kunnen doen dan noodverbanden leggen. Maar het is natuurlijk veel intelligenter de adem en de energie voortdurend hun werk te laten doen – wat ze, zonder dat jij daar iets aan hoeft te doen, doen als jij niet tegenwerkt. Zo is het eigenlijk. Wat wij doen – en daar zijn we ons helemaal niet bewust van – is voortdurend tegenwerken wat daar geprobeerd wordt.
Het is natuurlijk zo dat de evolutie er niet op gericht is om zelfvernietigende wezens te maken, dat is duidelijk. Dus dat wij onszelf vernietigen, is omdat wij nog onvoldoende inzicht hebben in hoe wij reilen en zeilen. Maar het is dus nodig, het is echt heel erg nodig, dat je inziet dat het van levensbelang is om contact te krijgen met het leven van de adem en van de energie. Zodat je langzaam maar zeker in een andere wereld komt te leven. Zodat je langzaam maar zeker – niet omdat ik het zeg, dat is natuurlijk volstrekt onbelangrijk, maar omdat je het zelf ervaart – ervaart dat daar, in het beleven van de adem en de energie, het overal aanwezige is. En als jij daar al je aandacht aan geeft, bevind je je in het overal aanwezige, wat nooit geboren wordt en nooit sterft. Dan ben je dus altijd thuis.


Jezelf de tijd geven

Maar … zo is het natuurlijk voor ons nog niet. We zijn nog vreselijk bezig met alles wat ons bedreigt, alles wat we kunnen hebben, alles wat we kunnen veroveren. Dus wat ik beschreven heb, wat voor mij héél werkelijk is, is een beetje een sprookje.
Nu dus de vraag: hoe komen we in het sprookje?
Dat is nog moeilijk. Daarbij ben je een beetje afhankelijk van wat het leven je toestaat, als je weet waar het eigenlijk om gaat. Hoe kom je los van die eeuwigdurende strijd in jezelf, die je onvoldoende opmerkt?
Dat is dat je heel helder inziet – dat is wel nodig – hoe hopeloos het is als je in die kolk blijft steken, die kolk van tegenstrijdige berichten, verlangens, gevoelens. Dan kan er langzamerhand een gevoel in je ontstaan dat je niet goed kijkt, niet goed luistert, dat je te haastig bent. En dat ben je al zó gewoon, dat heb je al zólang gedaan, dat het al een heel iets is als je opmerkt dat je te haastig bent.
Dat heeft niet te maken met mensen die zich vlug of langzaam bewegen, dat is het niet, het heeft veel oorzakelijker te maken met hoe je bewustzijn werkt. Dat gewoon de gedachte in je postvat dat je jezelf een beetje de tijd moet geven om heel gewone dingen op te merken. Dat is erg nodig, hoor! Het is dus iets wat eigenlijk altijd in je aanwezig is, die vraag van: wat zie ik nu eigenlijk, wat voel ik nu eigenlijk?

Gisteravond had ik een paar gesprekken, heel kleine gesprekken, en ik ging naar m’n kamer terug omdat ik daar wat halen moest. Het was donker in m’n kamer, ik maakte de deur open. En ik zag zo vanuit het raam de bomen en een straatlantaarn, die die bomen verlichtte.
Blijkbaar was ik op dat moment indachtig van: wat zie ik nou? Dan zie je een heel verhaal eigenlijk, je ziet het licht van de straatlantaarn dat misschien al jarenlang op die boom schijnt en die boom die daarop antwoordt. En wat er in die boom gebeurt en in de nabijzijnde bomen, en wat er in het grasveld daaronder gebeurt en wat er misschien ook in het gebouw gebeurt. Op zo’n moment is het een heel andere wereld waar je in bent.
Dat komt alleen maar omdat je beseft dat je jezelf de tijd moet geven om wat er is te zien, te voelen. Het is ook heel opmerkelijk dat je nooit weet hoe lang dat duurt. Ik stond daar, ik weet niet hoe lang het is geweest, dat is ook niet zo belangrijk, maar op zo’n moment is de tijd weg.

Zo kom je dichterbij dat overal aanwezige. En je voelt je ook volkomen safe en thuis.
Ik weet dat ik nog een paar dagen met jullie zal zijn, maar dat is dan weg, terwijl dat er anders altijd is: díe heeft misschien meer aandacht nodig en díe heeft misschien meer aandacht nodig, en die heeft een vraag, dat zit er bij mij allemaal in. Maar dat is dan weg. Er is niets meer aanwezig, en dat is heel nodig. Want altijd volle boel – dat gaat niet, dan kun je niet meer waarnemen. Dan kun je eigenlijk geen contact maken met een ander, want het is volle boel.

Dus het is een heel simpel advies wat ik geef: probeer jezelf te trainen om op alle momenten dat er niet een of andere opperbaas je tot snelheid dwingt, jezelf de tijd te geven.
Wat je natuurlijk helemaal niet moet doen is zeggen: “Kijk, die en die doet het zo goed…” Zodra je dat zegt verloochen je jezelf en is het hopeloos, echt helemaal hopeloos. Je moet het met jezelf doen, je bent die ander niet. Je bent alleen maar jezelf. En je moet  het met jezelf doen.

Dus probeer dat. Je kunt best voor allerlei kwalen geholpen worden, maar dat zal alleen maar zegenrijk zijn als jij zelf weet waar het om gaat. Dat je weet: ik moet mezelf vertrouwen, ik heb niet meer dan mijn eigen ervaring. Alle ervaring van een ander is aardig voor die ander, maar ik heb uitsluitend mijn eigen ervaring. En dat is het enige. Maar de soort ervaring, de kwaliteit van de ervaring, die kan veranderen door mijn intense aandacht voor wat er in mezelf gebeurt en wat er buiten me gebeurt. Waarbij ik mezelf tijd gun om niks te zijn.

Zijn we ooit wel eens niks? Dat is een andere vraag, maar die zegt eigenlijk precies hetzelfde: zijn we ooit wel eens niets, zijn we alleen maar aanwezig, merken we op, kunnen we horen, kunnen we zien? En hebben we daarbij niet een situatie buiten ons nodig.
In crisissituaties willen we wel eens niets zijn, maar dan ben je afhankelijk van een crisissituatie. Of van een heel diep geluk. Maar we weten allemaal, dat duurt nooit lang.
Dus kunnen we, onafhankelijk daarvan, het overal aanwezige in onszelf ervaren? Want dan zijn we thuis, dan hoeven we niet meer ergens naartoe. Dan pas wordt ons leven van betekenis, dan pas kunnen we heel feitelijk met de situatie omgaan waarin we zijn. En daar gaat het om, dat we heel feitelijk, zonder bedoeling, ons werk kunnen doen. Dus bijvoorbeeld niet een machine verkrachten omdat we haast hebben, maar daar intelligent mee omgaan. En ook met onze medemens. Dat we die niet gaan gebruiken voor ons doel, dat komt van iets heel anders.

K. had het gisteren over genade. Als je niets bent, dat is genade. Dan hoef je namelijk niets, dan zie je eigenlijk wat er is, wat je eigenlijke verhouding is tot een ander. Dan heb je geen last meer van die ongelooflijke bagage aan onverwerkte ervaring, waar we mee gestart zijn. Hè, we startten met die hele zuivere observatie van E..
Nou, de cirkel is het rond.

Video-opname aanwezig [nieuw tabblad]

naar boven

Gesprek (fragment)

– Maarten [op een vraag van Francisco]: …meestal ben je in contact met je reactie op wat er gebeurt, dat bedoel je toch?

– Francisco: En daar blijf je maar in draaien.

– Maarten: Dat blijft. En nou draaide mijn hele toespraak vanmorgen er om: wat is nodig om onafhankelijk van de situatie, feitelijk, te kunnen reageren, zonder bedoeling.
Dat kan alleen maar als je thuis bent bij jezelf. En dat thuiszijn is er weer afhankelijk van of je niets kunt zijn, ‘niets’ in de zin van wat je altijd denkt dat je zijn moet, in de zin van wat je denkt dat je bent.

– Francisco: Maar ik vind dat woord ‘niets’… zoiets van, je moet toch wat zijn, of je wilt of niet.

– Maarten: Nee, je moet niet iets zijn, dat heeft de wereld om je heen jou ingefluisterd. En soms is het niet ingefluisterd, is het er ingeramd. Maar in feite ben jij alleen maar een bewustzijn wat ervaren kan, zowel zichzelf als de wereld. Maar wat daar tussen zit is wat je denkt dat je moet zijn: je moet lief zijn, behulpzaam, je moet altijd aan een ander denken, je moet … enzovoorts, enzovoorts. Jij kent die litanie beter dan ik.
Nou, en ja, dat kan niet, want dat ben jij niet. Jij bent dat wezen wat kan ervaren, wat contact kan hebben eigenlijk. Dus hoe krijg je zicht op die onnodige ballast van jezelf, wat je allemaal moet zijn, en de reacties die je erop gehad hebt. Want je kon dat niet zijn.
Dat is eigenlijk de vraag. Het is een hele fundamentele vraag die jij stelt. Maar daar gaan we nog meer op in. We hebben nog een paar dagen – we hebben nog een heel leven…


naar boven