Je wezen wacht tevergeefs…

Huissen december 1999 | Vrijdagavond
Inleiding
[download]

Ja mensen, we zullen waarschijnlijk nog een poosje last hebben van het orgel. Maar het is de bekende penitentie… Dus ik hoop dat jullie me kunnen verstaan.
Ik hoop ook dat jullie de uitspraak van Krishnamurti, die ik in het begin van de convocatie heb gezet, goed gelezen hebben. Er zullen misschien gedeeltes onbegrijpelijk zijn en misschien in jullie ogen een beetje overdreven, maar daar zullen we waarschijnlijk in deze vijf dagen nog wel op terug komen, en ook in andere sessies.

Wat is dat eigenlijk, wat Krishnamurti zegt?
In de gewone religieuze zin, zoals die ook in de kerken beleden wordt, is het mystiek. Dat is voor ons altijd al verdacht … mystiek. Dat is zwevend, dat heeft geen directe betrekking op het leven, is de gangbare mening. Maar ik denk dat dat een van de grote misverstanden is waar we allemaal mee zitten. Je kunt namelijk niet om de mystiek heen.
De mystiek zegt dat de mens, behalve alles wat hij kent, ook nog iets anders ís. Niet iets wat van buiten komt, maar iets wat hij is, wat in hemzelf verankerd is, of hij nou op aar,de is of niet.
Dat is een uitspraak die hij koppelt aan: hoe kunnen wij voorkomen dat we vergaan, dat we vernietigd worden voordat we sterven. Dat zijn natuurlijk hele zware woorden. Maar als je de gang van zaken in de wereld ziet, wat er gebeurt – en dat is echt niet alleen Kosovo – dan merk je dat we onszelf, en dat willen we natuurlijk helemáál niet, dat we onszelf, zonder dat we het bewust zijn, om zeep helpen.

De psychologie kampt ermee, natuurlijk. Het maakt de geest ongeordend, ongevoelig, levend op de wil. En dat is wat de wereld nu is. Zonder besef van de grote verbanden die er zijn, die niet direct zichtbaar zijn, grijpen we onbedoeld maar voortdurend in in de gang van zaken die we de wereld noemen.
Het zelfregulerend systeem wat de wereld is, hebben we op verschillende punten buiten werking gesteld. En we zien nog onvoldoende in dat we daarmee moeten ophouden. Maar dat is in het groot. Maar in het klein, dat wil zeggen bij de enkele mens, is het net zo. Ter wille van een ideaal, van een principe, van een geloof, zijn we ongevoelig geworden, ongevoelig geworden voor het directe verband wat er is tussen ons leven en wat er in de wereld gebeurt.
Maar de wereld, zoals de mensenwereld zoals die is, dat is onze schepping. Dat is de schepping van de mens en van niemand anders. Dus als die schepping van de mens weer een klein beetje contact wil krijgen met de diepere verbanden, dan zal die enkele mens daarvoor gevoelig moeten worden. Voor die tijd gebruikt hij zijn denken en zijn voelen om, volgens zijn zingeving, met de wereld en met zichzelf om te gaan.

Het is toch eigenlijk dwaas dat wij ademoefeningen moeten doen, energie-oefeningen moeten doen, om te herstellen, misschien, wat we al die jaren dat we geleefd hebben, verknoeid hebben. En natuurlijk niet bewust, met de beste bedoelingen verknoeien we onszelf.
En de randverschijnselen: goede voeding, een beetje vriendelijkheid, daar houden we ons mee bezig. De ergste chaos proberen we binnen de psychologie een klein beetje in het reine te brengen, en dat is heel goed. Maar het is niet de kern, het is niet waar het om gaat. Het is niet het duidelijke besef dat we één moeten worden. Dat we de deling, die al zó ontzettend oud is, duizenden jaren oud, van de individu en het totaal waarin hij leeft, moeten hebben geheeld – als het even kan voordat we sterven. Dat is heel belangrijk, we kunnen niet wachten tot het moment daar is dat het begrijpende licht van het sterven ons opneemt zodat we kunnen zien hoe we geleefd hebben.

Dat is wat Krishnamurti bedoelde met ‘soms is het eindsignaal er al geweest, dan is het te laat’. Te laat althans om bewust, voor dit leven wat we leven – we zijn toch niet voor niks op de wereld – die deling teniet te doen.
Dat is iets heel fundamenteels en dat is ook heel radicaal! Er is geen tussen, er is niet een klein beetje, daar is niet een ene dag wél, en een andere dag weer eens niet. Dat is niet een half uurtje, dat is de hele dag. Dat is nodig.

En nu denken de meeste mensen als ik dat zeg: ja, dat we de hele dag ernstig moeten zijn. Dat hoeft helemaal niet. Heb plezier, geniet van dingen, genieten is erg nodig. Zonder te denken genieten. Zonder je af te vragen of het wel belangrijk is, genieten. Bij een echte vriendschap, vraag je je toch ook niet af: is dat wel goed, moet ik dat wel doorzetten, die vriendschap, is dat wel belangrijk? Dat zeg je toch niet. Maar bij alle andere dingen zeggen we het wel.
En als we dat zeggen, dan vertrouwen we op die ontzettende kleine mens, die geconditioneerd is. Vanaf dat hij geboren werd, is hij geconditioneerd. Daarmee leeft hij. En in het beste geval is hij daar niet tevreden mee. Nou, dan zijn er honderd en een mensen die klaar staan om te zeggen hoe hij gelukkig kan worden.

En meditatie maakt hem zeer waarschijnlijk helemaal niet gelukkig. Je gaat pas merken wat je mist.
Dat is het enige wat eigenlijk nodig is, dat je gaat beseffen wat er het allereerste nodig is. Natuurlijk je moet eten hebben, je moet onderdak hebben, je moet de mogelijkheid hebben om te studeren, je moet de mogelijkheid hebben om een of andere werk te doen. Maar zelfs dan is nog maar zelden zo dat we het werk doen wat bij ons past, wat we graag zouden doen.
We moeten kijken naar wat gevraagd wordt. En wat gevraagd wordt is van die maatschappij die is vastgesteld, in het leven geroepen, door die geconditioneerde mens. Dus daar is niet de uitweg. De uitweg is dat wij, zelf, totaal veranderen. Dat we het geconditioneerde niet veroordelen, maar dat we zien dat het geconditioneerd is. En dat we dat zelf kunnen merken. Dat is niet zo eenvoudig, blijkt mij…

Er wordt altijd gedacht, als het dan dàt niet is, dan is het dát, nee het is én-én.
Je kunt een gewoon leven leiden met alle ups en downs, en toch steeds beseffen, ja dat is het niet helemaal… Ik mis het verbindende, datgene wat maakt dat ik besef dat de oorsprong, waar de hele wereld vandaan komt, de totale schepping vandaan komt, dat die ook in mij is. Maar niet als een theorie, als iets ver weg, als iets wat zó heilig is dat we er niet eens aan durven denken. Datgene wat we zo ontzettend ver weg gezet hebben, ook vaak in de mystiek … zijn wij zelf.
De reis is binnendoor en die zal steeds meer binnendoor worden. Waarom? Omdat we steeds minder natuur krijgen. We leven in steden, en steden zijn voor negentig procent door de mens gemaakt: de straten, de huizen, de indelingen, de voorzieningen, de apparaten, dat omringt ons dagelijks. En soms zijn we even buiten, maar we hebben niet eens de rust en de aandacht om, als we even buiten zijn, dat andere te beseffen.

Dit is de situatie waar we in zitten met zijn allen. Misschien is er iemand die nog buiten woont, die heeft het dan iets makkelijker – als tenminste zijn geest niet onrustig voortijlt.
Nou is de tragiek dat we dat voortijlen van onze geest, die onrustige haast, dat we die wel kunnen veroordelen, maar dan is er nog niks gebeurt.
Ik zal iets heel geks zeggen – die onrustige geest moeten we liefhebben, anders kan er niets gebeuren. We moeten het geduld en de liefde hebben om die onrustige geest nader te leren kennen. En hoe kun je iets nader leren kennen? Dat kun je niet als je het veroordeelt, dat kun je niet wanneer je zegt, nou ja dat is maar dat. Het is je hele leven. Als je dat eens gaat beseffen, dat het je hele leven is, die conditionering is je hele leven…
Volgens een geloof, volgens een gedachte, volgens een ideaal, volgens een streving, volgens een sprookje, eindeloos. Maar je moet het hélemaal leren kennen, totaal. Of je nou met anderen bent of dat je alleen bent. Andere mensen kun je nog wel om de tuin leiden, jezelf zou je niet om de tuin kunnen leiden, maar dat kun je ook hoor.

Dus, wat is nodig.
Ten eerste dat we onze situatie zien. Onze situatie is de wereldsituatie. Dat je dat écht ziet: onze situatie is de wereldsituatie. Alleen wij leven toevallig in een stukje van de wereld waar we net kunnen doen alsof het anders is, net kunnen doen alsof wij in vrede leven. En we hebben ook tijd voor allerlei sophisticated problemen, omdat we voldoende geld hebben. En als we geen voldoende geld hebben, proberen we voldoende geld te krijgen. Daar zijn we mee bezig.
En zo leren we onszelf niet kennen. Zo blijven we leven in die geconditioneerde wereld die we geschapen hebben. Natuurlijk schrikken we telkens van oorlogen, van genocide, waar duizenden mensen bij omkomen, voor een verschil wat belachelijk is…
Maar wat gebeurt er als we geschrokken zijn?
Betrekken we het dan op onszelf ?
Hebben we het gevoel dat we daarmee te maken hebben, dat we écht daarmee te maken hebben. Of niet ?

Het is echt nodig dat je eerlijk bent. Dat je jezelf nagaat, hoe je reageert. En dan niet met een dreigende wijsvinger, van: o nou doe ik het fout. Dan kun je niks ontdekken. Je kunt pas ontdekken als je het belangrijk vindt. Als je het belangrijk vindt om alle zogenaamde negatieve dingen van jezelf te onderzoeken, zonder vooraf te zeggen: dat is slecht.
Dat is al zo moeilijk, om niet vooraf te zeggen: dat is slecht. Of: dat is goed. Want dat is natuurlijk geen onderzoek, als je al iets vastgesteld hebt voordat je het onderzocht hebt.

En kun je dat met liefde doen. Dat is eigenlijk het kernpunt waar het om draait: kun je dat met liefde doen. Zonder te denken: waar kom ik uit, waar zal ik terecht komen, is het wel safe…
Jullie denken natuurlijk nou: hij zit te kletsen, maar dit is zoals jullie werken allemaal, zoals die geest werkt.

En kun je daar rustig op in gaan. Kun je zeggen: soit, oké, ik zal het proberen, ik weet niet of het lukt, maar het is mijn enige mogelijkheid. Anders blijft de wereld draaien zoals hij draait en blijf ik zoals ik ben. En heb ik mijn leven geleefd en sterf ik en misschien word ik wel weer eens een keertje geboren en gaat het zo door.
Ik zou zo vreselijk graag willen dat jullie zagen waar je voor staat. Dat het van ons afhangt.
We kunnen heilige dansen gaan dansen en we kunnen erg vrolijk zijn, maar dat is het niet, hè. En we kunnen zeggen: Onze-Lieve-Heer zorgt wel dat het voor elkaar komt, eens. Is dat niet ontzettend kinderachtig? Neem je dus geen verantwoordelijkheid? Laat je het liever aan een ander over, als het dan niet de regering is, dan maar Onze-Lieve-Heer.
Zijn we dan niets op ons zelf, zijn we alleen maar een functie? Zijn we alleen maar iets wat beoordeeld wordt door anderen? Moeten we alleen maar aan verwachtingen voldoen, of zijn we iets … vóórdat er iets gebeurd is, zijn we dan iets? Kun je dat ontdekken? Of ben je alleen maar een ziekte, of een afwijking, of een functie…

Wat is daar voor nodig? Daarvoor is nodig dat we vaak alleen zijn – dat is al heel moeilijk. Van harte, niet als een opgave, om verlichting te bereiken of weet ik wat. Nee, van harte, omdat we voelen dat het nodig is. Zó urgent is, urgenter dan wat ook. Dat we onszelf kunnen horen, dat we onze eigen gedachten leren kennen. In plaats van altijd maar verstrooid te worden door de dingen die ons aangeboden worden: film, televisie, muziek, eindeloos veel, boeken, heilige schriften. Kunnen we onszelf leren verstaan, zodat we onszelf niet hoeven te dwingen.
Want als ik zo zeg: we moeten veel alleen zijn, dan is dat voor velen direct een verplichting. Maar als het een verplichting is, laat het dan na. Doe het niet als het een verplichting is, want het heeft geen zin. En doe het ook niet omdat ik het zeg, in godsnaam niet.
Probeer jezelf te ontdekken, of het iets voor je is, of het betekenis voor je heeft. Of dat je liever aan de hand van, ik weet niet wie, de gelukzaligheid inglijdt. En je laat strikken voor een of ander ver afgelegen doel waar je natuurlijk nooit aankomt – naarmate je vordert, schuift het doel op, dat is een fata morgana.

Kun je bij die, naar je denkt, onbelangrijke kleine mens gaan en hem vragen wie hij is?
Wie ben jij? Ik heb al een hele tijd met je geleefd, maar wie ben jij eigenlijk? Ben je alleen maar alles wat ik al van je weet, alle stemmingen, verdrietigheden, gelukkige momenten, ben jij dat? Of is er iets meer. Iets wat dat allemaal overstijgt, wat daar eigenlijk niets mee te maken heeft, met al die stemmingen, met alles waar je altijd mee bezig bent. Is er iets in je van waaruit je leeft, maar wat je niet kent?

Wij zouden geen seconde kunnen leven, geen seconde, als dat andere er niet was. Nou en we zijn ons daar helemaal niet van bewust. Helemaal niet. We denken dat we dit kunnen doen en dat we dat kunnen doen, enzovoorts. Maar dat kunnen we alleen maar bij de gratie van dat er leven in ons is, energie, in potentie. We moeten nog leren daar op een intelligente manier mee om te gaan. En niet onszelf, zonder dat we het weten, voortdurend vernielen. Zodat we langzamerhand in de sprookjes geloven dat als iemand oud is, dat hij dan dement moet worden, dat hij dan niet meer helder van geest kan zijn. Dat nemen we altijd aan. Als mensen mij niet kennen, doen ze de dwaaste dingen voor me, terwijl ik er helemaal geen behoefte aan heb. Dat is echt het gevolg van die mythe. Waarom kunnen we niet helder blijven totdat we sterven? Tot het moment tot het eindelijk afgelopen is, waarom kunnen we niet helder zijn?
Waarom moeten we ons door iedereen en alles iets laten vertellen, waarom kunnen we niet zélf ontdekken? Dat is allemaal datzelfde: ons onverwoestbare geloof in wat van buiten komt. En onze negatie van wat binnenin ons wacht, eindeloos wacht. Het is ongelofelijk, ik bedoel … het wezen houdt niet op met te wachten, maar vaak wacht het tevergeefs. Dan klinkt het eindsignaal, en is het over.

En nou weet ik best, vierenhalve dag, dat is niet veel. Maar het kan gebeuren dat je denkt: ah! ik kan beginnen, ik kan een begin maken. Dat is voldoende. Als je echt een begin gemaakt hebt, zul je nooit meer op kunnen houden. Dan zul je elke keer als je weer begint te zeuren zeggen: hallo … wie ben ik ? Ben ik die weldoorvoede zeurkous of ben ik iets anders.

En weet je, je hebt nergens houvast aan, nergens. Je moet het helemaal zelf onderzoeken, want je bent altijd bij jezelf, je kunt altijd doorgaan. Je bent nooit zonder jezelf.
Maar we zijn het zó ontwent om zelf iets te doen. We hebben altijd de autoriteit nodig van iemand, of iets. Het is een totale omzwaai.
En daarmee kunnen we elkaar helpen, dat is mogelijk. Door eerlijk te zijn, door elkaar niet te sparen of te troosten, maar om zó veel liefde te hebben dat je er echt op ingaat, bij jezelf en bij de ander. Maar eerst is nodig dat je het bij jezelf zoekt. Want als je bij de ander glij je makkelijk uit. En soms word je fanatiek. Heer in de hemel bewaar ons daarvoor. Maar met jezelf kun je niet fanatiek zijn, daar kijk je wel doorheen. En je zult merken, als je jezelf een héél klein beetje leert kennen, dat er helderheid in je komt. En energie hoort daarbij: als je helder wordt, krijg je energie. Die energie die aldoor gewacht heeft, gewacht heeft, gewacht heeft…
Maar je kunt het niet uitstellen. En dan word je ook volwassen, dan begrijp je dat het onzin is om regeltjes te stellen. Dat je het zelf kunt ontdekken: hoeveel, wanneer. En je zult ontdekken dat het op de meest onverwachte momenten er is, energie. Je hoeft niet te wachten, het is er. Het moment dat je met je hele wezen onderzoekt. Dus niet meer wachten op een therapie, niet meer wachten op een troostend woord, maar gáán, je in beweging zetten. En alle momenten die er zijn, gebruiken. Dan merk je hoe ongelofelijk veel tijd je hebt hiervoor. Want het is niet in klokkentijd te meten, het is te meten naar de intensiteit waarmee je leeft, waarmee je onderzoekt, waarmee je in het leven staat. Dan heb je ongelofelijk veel tijd, dan is vijf minuten heel veel.

Dat is ook een van die merkwaardige misverstanden, klokkentijd. Klokkentijd bestaat natuurlijk, dat is afhankelijk van hoe wij om de zon heen draaien uiteindelijk. Maar dat is iets mechanisch. Maar echte tijd is tijd die geleefd is. Dus als iemand me zegt: ik doe maar een half uurtje per dag, dan moet ik vragen: wat doe je in dat half uurtje? Zit je braaf op je bankje of op je kussen, dan kun je het net zo goed nalaten.

Is het leven interessant voor je, zegt het je iets? Dat heeft te maken met hoe je met jezelf leeft. En je zult merken, dat garandeer ik je, als je op jezelf ingaat, als je wezenlijk het verhaal van jezelf leert kennen, van je geboorte tot nu, dat het stil in je wordt. Daar hoef je geen enkele oefening voor te doen, niks. Echt niet. Je hoeft er geen spier voor te bewegen. Het is er.

Nou zeg ik jullie iets waardoor je het zou kunnen gaan doen. Maar ik hoop dat jullie begrijpen wat ik bedoel. Dat je dus niet onnodige oefeningen doet, om stil te worden bijvoorbeeld. Dat kan niet, je kan je niet stil oefenen, zomin als je jezelf heilig kunt ademen, gáát niet. Het is iets heel anders.

Nou mensen, misschien kunnen we daarop ingaan.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Maarten, als ik jou zo hoor, realiseer ik me dat die twee elementen van het hier en nu zijn en het wezenlijke voor jou levend aanwezig zijn. Als ik mijzelf naga, als ik dingen over mezelf ontdek, is er toch dat motief een psychisch gezonder mens te worden.
Je hebt wel eens gezegd: als je nou maar rustig gaat zitten, dan gaan al die mooie onbewuste lagen open. Maar voor ik het weet is die bedoeling mijn enige drijfveer. En dat is niet waar het om gaat.

Maarten: Nee, maar ik denk niet dat het te vermijden is. Nee echt, dat hoort bij het proces. Maar als je het natuurlijk eindeloos opgemerkt hebt van jezelf, dan gaat dat wel veranderen. Je zegt het zelf al: je gaat ontdekken dat je toch met een bedoeling bezig bent, namelijk dat dat andere helderder wordt. Nou, dat die bedoeling er is, is onvermijdelijk. Dus het is a man’s job. Dus ga je door? Je hebt geconstateerd: ja, ik werk met een bedoeling. Oké, zo is het dus op dat moment, maar ga je door? Of zeg je: het is een bedoeling, nou mag het eigenlijk niet meer.

– A.: Eigenlijk vraag ik me af of je überhaupt zonder bedoeling iets kunt doen…

– Maarten: Nee, dat gaat niet, zeker niet

– A.: Als je nou wat meer contact hebt met het stille, het diepe, het grote, het wezenlijke, misschien dan…

– Maarten: Het is er niet.

– A.: Daar ben je niet mee bezig in je gewone leven.

– Maarten: Weet je, wat jij nu vertelt is al heel oud, dat is de woestijnfase en daar moeten we allemaal doorheen. Dan is er eigenlijk niks waarvan je denkt: dat is de moeite waard. Je hebt ontdekt wat het allemaal niet is. Dat is van oudsher de woestijnfase genoemd en daar kan niemand je bij helpen, dat moet je gewoon doen.

– A.: Dus je vraagt me eigenlijk eindeloos geduld met jezelf te hebben.

– Maarten: Ja, inderdaad. En wat er bij komt is natuurlijk dat we het helemaal niet gewend zijn. We zijn gewend dat er ons iets voorgehouden wordt, dat als we dát maar doen, dan komt dát… En dat gebeurt niet, dat is de moeilijkheid. Daarom word ik, als iemand me een visioen vertelt – en dat is natuurlijk altijd een mooi visioen – heel ongeduldig. Want, verdorie nog an toe, het blijft op de plek, het trekt je er niet uit.

– B.: Ik hoor twee dingen. Je vraagt van ons een eindeloos geduld met onszelf. Maar ik proef bij jou ook een bepaald ongeduld ten opzichte van ons.

– Maarten: Natuurlijk

– B.: Ik kan me dat wel voorstellen van je, maar het lijkt bijna haaks op elkaar te staan. Ik word daar heel nerveus van als je zo praat.

– Maarten: Dat komt omdat ik zo goed ervaren heb dat als je daar blijft staan, je dan inderdaad je leven verprutst.

– B.: Maar ik blijf niet expres staan, als ik blijf staan…

– Maarten: Nee, natuurlijk niet. Maar het is net als dat je bij een klein kind ziet, dat het iets probeert wat niet kan. Dan denk je: nou, een kleine beetje zo … en dan gaat het. Dat hoop ik dan altijd. Het is niet anders.

– C.: Dat kun je niet afdwingen.

– Maarten: Nee, natuurlijk kun je het niet afdwingen, allicht niet. Maar je kunt soms wel een klein zetje geven, dat kan wel.
Want, B., ik kan natuurlijk ook denken: het is nou een keer zoals het is. Je moet er eindeloos mee bezig zijn en de moed hebben ermee door te gaan. En dat is het. Dus trek ik me maar terug. Maar dat kan ik niet…
Dus als je zegt: waarom ben je ongeduldig, dan is dat omdat ik zo graag zou meehelpen aan die omzetting…

B.: Wat jij beschrijft is voor mij de reden geweest om te gaan mediteren. Het is voor mij heel belangrijk om dat te vinden. Maar het enige waar ik al die jaren mee bezig ben geweest, is maar steeds te zien wat mij belemmert, dat hele psychologische proces van wat er allemaal gebeurt in jezelf. En daar zou ik ook sneller in willen gaan, maar dat kan niet, dat kan je niet forceren.

– Maarten: Laat ik het dan zo zeggen: mijn ongeduld is omdat ik van je hou.

– C.: Ik hoor je teleurstelling een beetje, B., of je frustratie van ‘ik moet verder zijn dan ik ben’. Aan de andere kant zie ik ook hoe Maarten met ons bezig is, dat hij ziet dat wij de moeite waard zijn en dat het een klein stapje verder is. Al dat soort dingen zijn voor mij ook een aansporing om juist wel door te gaan. Niet te zeggen: ik krijg op mijn kop, ik ben er nog niet… Nee, juist: het zit er in, ik ben het waard, ik ga mee!

– B.: Ja, maar het is niet zozeer de frustratie, als wel de onmacht die ik voel.

– Maarten: Maar wat hij zegt is ook natuurlijk waar, dat als ik ongeduldig ben, ik je de moeite waard vind.

– D.: Wat ik me afvraag is of je werkelijk iemand een duwtje kan geven.

– Maarten: Ja, dat heb ik zo vaak meegemaakt. In omgekeerde volgorde dus, hè, dat iemand anders mij een duwtje gaf. En heel duidelijk.

– D.: Je doelt op een bepaald inzicht ?

– Maarten: Nee, maar dat hij je in je proces waar je in staat, opeens het gevoel geeft: ah, ja… Dat is nog niet eens een inzicht, maar dat is het gevoel van: ja, ik kan verder. Want die man of die vrouw die ziet waar ik mee bezig ben.

– B.: Ja, maar dat soort duwtjes geef jij regelmatig. Dus het heeft wel nut dat je er mee doorgaat, zal ik maar zeggen.

– Maarten: Ja, ja.

[gelach]


– E.: Maarten, je zei net: je kunt het alleen maar zelf doen, een ander kan het niet voor je doen. Maar de wisselwerking met die ander blijf je toch altijd nodig hebben.

– Maarten: Ja zeker, maar dat is alleen maar vruchtbaar als je voldoende alleen bent. Het is èn-èn. Die wisselwerking heb je nodig, natuurlijk, maar kun je voldoende ontvangen van die wisselwerking, kan het jou bereiken? En daarvoor moet je weer alleen zijn. Net als met de adem, in en uit en in en uit.

– F.: Als ik op mezelf inga, dan merk ik dat ik al heel snel vastloop in allerlei conditioneringen. Ik mis een criterium, zo van: wat is nou van mezelf, van die oorspronkelijke kant..

– Maarten: Dat criterium ontstaat in jezelf, als je doorgaat. Je hebt het nog niet.

– F.: Maar ik ben er al zo’n tijd lang mee bezig geweest…

– Maarten: Ja, dat weet ik wel, maar toch ontstaat het. Als je terug zou kunnen kijken, zou je merken hoe het veranderd is. Het lijkt alsof het niet veranderd is, maar het verandert steeds. Als jij door blijft gaan, verandert het steeds. Maar de macht van het geconditioneerde stuk in jezelf is heel groot, daar loop jij tegen aan. Dat andere is nog heel zwak, dat moet nog groeien. En dat is dan het criterium.

– F.: Heb je misschien een aanwijzing dat, nou, dat het toch die kant op moet gaan… Heb je zo’n een signaal, van: nou zit ik op de goede weg, of…
Is er misschien een criterium of een leidraad, die…

– Maarten: Een leidraad ontstaat doordat je bezig bent, maar die is er nog niet.
Het is heel belangrijk wat je nu vertelt. Dit is zoals we altijd gewerkt hebben, zoals je het ook in boeken leest: dat je een leidraad moet hebben. Maar die leidraad dat is iets bekends, dat is iets wat er al is. Terwijl het iets is wat ontstaat terwijl je bezig bent.

– F.: En dan is het ook duidelijk dat het van mijzelf is, en niet…

– Maarten: … dat het niet iets van buiten is, iets aangeleerds of zo. Het is een gevoel van: ah, nou hoor ik mezelf…
Het kan best zijn dat het iets is wat voorbereid is doordat je boeken gelezen hebt, doordat je mensen gehoord hebt, doordat je zelf ervaringen hebt gehad. Het is voorbereid. Dat gevoel van ‘ah dat ben ik dus zelf…’, dat is een proces, je  kunt nooit beseffen hoe dat nou precies gegaan is.
Maar het belangrijke is dat jij niet uitkijkt naar een leidraad, dat je blijft bij wat je kunt ontdekken aan jezelf, steeds opnieuw. En dan lijkt het heel vaak dat je eigenlijk in een kringetje ronddraait, dat je steeds hetzelfde ontmoet. Maar dat is de aard van het geconditioneerde. Dat andere, je wezen, heeft eigenlijk nog geen mogelijkheid om duidelijker tot je door te dringen. Zo is de situatie.
Maar soms kan een ander, die heel sterk leeft, even iets zeggen en dan kan de energie iets meer zijn gang gaan. Daarvoor komen we ook bij elkaar, we helpen elkaar doordat we ermee bezig zijn. En alles wat we ontmoeten hoort erbij.
En het is ook zo, F., dat we in de grond van de zaak veel en veel wijzer zijn dan we beseffen. Ik heb het zo vaak in mijn leven beleefd, dat ik op een bepaald moment dacht: jeetje, maar dat heeft hij allang tegen me gezegd… Nu pas, nu pas, stom, twintig jaar later … o ja… Maar die erkenning was er niet geweest als ik niet door was gegaan, altijd maar doorgaan. En je mag best eens moedeloos zijn, dat mag best. Als je echt moedeloos bent, ga je juist door.


naar boven