Een gevoel waar het eigenlijk om gaat

Inleiding
[download]

Als je je afvraagt wat tussen jezelf zit en het directe contact met het leven, dan merk je dat dat de ongedurige beweging is waar je eigenlijk aan overgeleverd bent door de wijze waarop je je in beslag laat nemen door alles wat er gebeurt. Het is maar zelden dat je van binnenuit iets doet. Wij doen bijna altijd vanuit onze wil, die iets besluit en daarbij niet merkt dat het eigenlijke besluit soms tijden daarvoor genomen is, in een gebied waar je geen toegang toe hebt. En dat tijdsverloop tussen dat innerlijk besluit en de uitvoering in de tijd, kan een maand zijn, kan ook jaren zijn.

In mijn leven heb ik maar enkele mensen gekend bij wie dat innerlijk besluit onmiddellijk overging in de uitvoering. En dat zijn de mensen die, onopvallend als ze zich gedragen, een geweldige macht betekenen in het leven. Niet alleen een kracht, maar ook een macht.
Toch is dat voor ons allen weggelegd als we kans zien om tot ons innerlijk door te dringen. We spreken wel makkelijk over ‘ons innerlijk’, maar als ik zo ondeugend mag zijn, het is er eigenlijk niet. Ja, het is er wel, maar het is voor ons onbereikbaar.
Het is voor ons onbereikbaar omdat wij genoegen nemen – dat is het toch – met die korte beleving van het moment, die inderdaad uitsluitend dat moment is. Die niet én het moment is én hetgene dat aan het moment vooraf gaat en ook nog volgt – en daardoor, als je dat wel beleeft, aan dat moment de eeuwigheidswaarde geeft.

Ik zou het ook anders kunnen zeggen: hoe kun je in deze wereld die zo snel gaat, en hij gaat steeds sneller en doet ook een beroep op je, steeds meer – hoe gecompliceerder de maatschappij wordt hoe meer er aan alle individuen wordt getrokken. Ook als je in de zijlijn bent, als je afgevoerd bent uit het arbeidsproces, dan nog. Hoe kom je daaruit. Hoe kom je uit die eindeloze reeks van kleine vraagstukken, kleine problemen, kleine beslissingen, kleine overwinningen en kleine teleurstellingen, en reik je tot dat gebied waar alles in zijn oorsprong ervaren wordt. Waar dus de beweging, die uiteindelijk uitmondt in een of andere beslissing, ervaren wordt. Zodat de tijd daartussen, tussen de uitvoering en  het innerlijke besluit, wegvalt. 

Dat is de eigenlijke tijdeloosheid, dat je komt bij die onbekende mens die al eeuwen peinst en af en toe van zich doet weten. Hoe kom je in de sfeer waar die mens in leeft – die over de wateren van de tijd heenkijkt en ziet waar je naartoe gaat. Die geen haast heeft. Die beseft dat het maar om één ding gaat, en dat is volledigheid van beleving. Want vanuit een volledige beleving komt de onuitwijkbare daad voort, waar dus geen gedachte tussenzit en geen gevoel – geen gevoel in onze betekenis, die je doet twijfelen, we kennen dat allemaal zo goed. Maar waar heel natuurlijk het één uit het ander voortkomt, ongestoord. Niet beinvloed door de situatie waar je je in bevindt. Niet beïnvloed door de gedachten die je omtrent jezelf hebt. Maar zonder enige bedenking zich toont. En in dat zich tonen onuitwijkbaar een gevolg heeft.

Dat is een onuitwijkbaar zijn dat zelfs in hele extreme situaties doorgaat. Zoals ik meegemaakt heb van die heilige in het kamp waar ik inzat, dat hij vanuit zichzelf tegenover een Japanse soldaat zichzelf bleef, waarop die Japanse soldaat eigenlijk in verwarring was en vertrok. Terwijl wij als groep allemaal verwacht hadden dat er iets akeligs zou gebeuren. Maar hij keerde zich om en ging weg. Die Japanse soldaat was plotseling verplaatst in een wereld waar hij absoluut geen antwoord op had. 

En dat bedoel ik, dat wij allemaal ook die innerlijke mens zijn, maar dat wij, als we niet luisteren, dan eigenlijk alleen maar als oppervlakkige marionet – waar wel getrokken wordt aan de touwtjes – de dingen doen. En de manier waarop er aan ons getrokken wordt, aan de touwtjes getrokken wordt, en waarop de andere marionetten zich gedragen, daar hebben we heel veel filosofieën over, heel veel redeneringen. Maar het reikt niet tot de eigenlijke speler die aan de touwtjes trekt – dat ben jij zelf ook, jij bent die speler. Alleen, je neemt nu genoegen met wat zich aan de marionet voltrekt, de avonturen van de marionet. Daar stel je je mee tevreden. Je weet ook niet anders.

En de vraag is: kun je bij de speler komen, die speler die je al zó ongelooflijk lang, onindenkbaar lang, vergezelt. Die gedurig wacht op het moment dat jij je bewust gaat worden dat de touwtjes volgens welke je je beweegt, een centrum hebben van waaruit ze bediend worden. En dat je daarnaartoe afdaalt. Want dat betekent een heleboel, dat betekent dat het meest heilige voor ons door inzicht opgegeven moet worden. Namelijke de rechtvaardiging die we altijd zoeken, of het nou in de oorlog is of dat het in vredestijd is, wij zoeken een rechtvaardiging, wij zoeken een oorzaak waarom iets zus en zo is. En wij zeggen altijd: we willen dat helder hebben, we willen weten hoe het is.
Daar zijn een heleboel systemen aan ontwikkeld. 

Maar we kunnen doet wat we willen, als we niet reiken tot de tijdeloze speler, hij die het verhaal verteld waarvan wij alleen maar enkele klanken opvangen waarmee we ons tevreden stellen, dan zullen we bezig blijven een steeds veranderende functie te zijn. Soms een heel uitgebreide functie, een hele ingewikkelde, een hele indrukwekkende functie, maar we blijven een functie. We blijven bespeelbaar, we blijven manipuleerbaar, we blijven reageren. We leven niet vanuit dat Archimedisch punt in onszelf, dat zich niets afvraagt, dat heel onmiddellijk contact heeft met de situatie, ook de situatie waar je zo normaal in bent. Wat zich alleen bezig houdt met waar ik het in het begin over had, zich alleen bezig houdt met die verhouding die je inneemt ten aanzien van alles wat plaatsheeft. Alles, ook ten aanzien van je eigen sterven, ook ten aanzien van je eigen geboren worden.

Want zoals je nooit weet wanneer je in slaap komt, en eigenlijk nooit bij het moment kunt komen dat je wakker wordt, zo is het wel zo dat je, als je wakker geworden bent, weet wat er gebeurd is voordat je in slaap viel. Dat vinden we allemaal heel gewoon, nietwaar, wat ik nu zeg is voor ons allemaal heel gewoon.
Maar het is ongewoon als iemand zegt: als je sterft is net zo
iets, en als je geboren wordt is net als een wakker worden, en de tijd daartussen en de tijd daarvoor en de tijd daarna, die kun je weten, die kun je je herinneren. Dat is helemaal niet zoiets bijzonders, het is alleen in een ander tijdsbestek, in een andere tijdssnelheid, zou ik haast zeggen. Ons in slaap vallen en wakker worden is, in verhouding tot dat van het ene leven naar het andere leven, natuurlijk een veel snellere tijd. Maar het is in wezen, als gebeurtenis, als werking, precies hetzelfde.

En waarom heb ik het er nu over. Voor die mens in de oorsprong, zijn al die verschillende afleveringen van het ene verhaal, een continuïteit. Het is niet een geboren worden en een afscheid nemen en een weer geboren worden en weer afscheid nemen. Dat is het niet, het is een doorgaand in slaap vallen en wakker worden.
Er is dan dat ene mysterie in, dat is de diepe slaap. Dat is wanneer je, zonder dat je het weet, bij de oorsprong komt. En datzelfde heeft plaats tussen twee levens in. Daar is ook dat moment van dat verzameld zijn in datgene wat altijd is, wat dus niet met de geschiedenis te maken heeft – wat wel de geschiedenis veroorzaakt, maar niet de geschiedenis is.

Maar als je in de diepte gaat, merk je dat alle levensverschijnselen in bepaalde cycli gaan, en dat alleen de mate van bewustheid uitmaakt tot welke diepte je reikt. Maar in principe is de diepste diepte voor ons voorzegt. De voorzegging is dat we eens in de diepte zullen rusten, terwijl we best aan de oppervlakte ons leven kunnen leven.

Jullie vragen je misschien af: waarom vertelt hij dat nou allemaal. Het is voor ons toch onbereikbaar, zeg je dan. Maar ik heb geleerd van verhalenvertellers – en er zijn vele verhalenvertellers geweest in mijn leven – dat als je zulke verhalen lang genoeg hoort, je gevoelig word voor iets wat je bezit, voor iets wat jij bent, en kun je er dus in het gewone leven plotseling opmerkzaam op worden. Dat is de reden dat ik zulke verhalen vertel, dat je dus opmerkzaam wordt op het feit dat je natuurlijk die mens bent die een naam heeft, die zijn beperkingen heeft, die zijn mogelijkheden heeft, die misschien geniaal is of dom – maar dat dat in de grond van de zaak alleen maar met de uitvoeringskant te maken heeft. Maar ook die uitvoeringskant kan door die innerlijke kracht als het ware opzij geschoven worden, zodat je ook zelfs in de uitvoering in laatste instantie alleen maar te maken hebt met wat daar van binnen, in jou, besloten is, welke koers gevaren wordt. Misschien is het woord ‘besluiten’ nog niet eens goed, maar: welke richting je gaat.

En hoe wij nog moeten leren om die koers die wij ingeslagen hebben, lang voordat we tot bewustzijn kwamen, dat we daar niet over moeten rationaliseren. Dat we dat niet moeten proberen te begrijpen en onder te brengen in ons te korte leven. Maar dat wij ons gewoon daaraan over moeten geven, dat we naar binnen moeten luisteren. En juist niet – dat is de tragiek eigenlijk die altijd speelt – in de momenten dat we vertwijfeld zijn of wanhopig zijn of diep ongelukkig zijn. Dat dat zo’n slechte uitgangspositie is. Maar dat we dus zo in het gewone leven, terwijl alles op zijn plaats lijkt te zijn, goed of niet goed, maar in ieder geval het heeft zijn plek, dat we die momenten gebruiken om ons te herinneren wie we zijn. Dat we niet van het ene moment zijn en van dit ene leven, maar dat we al een hele lange reis gemaakt hebben, ongelooflijke lange reis door de tijd. En dat we kunnen rusten in dat punt dat niet van de tijd is.
Dat is iets anders dan je religieus overgeven aan een of ander ideaal. Dan raak je jezelf kwijt. Dan ben je eigenlijk niet meer aanwezig. Maar ik bedoel waarin je totaal aanwezig bent, kritisch, zorgvuldig. Maar niet eigenwijs, niet uit op iets van de korte baan. 

Want in dat punt van het innerlijk besef komen alle redeneringen en alle erfenissen en alle tekortkomingen en alle verlangens, heel natuurlijk tot een einde. Waarmee ik niet wil zeggen dat je geen vragen zult stellen, maar dat je die vragen relateert aan iets anders. Dat je niet verwacht dat die vragen beantwoord kunnen worden in de wereld van de marionet, de marionet die beweegt op de draadjes van de innerlijke speler.
Dat is een heel groot iets, als je dat niet meer dáárvan verwacht, als je kunt zeggen: ‘Laat de tijd maar werken’ – dan maak je heel bewust gebruik van de tijd – ‘laat de tijd maar werken, die vraag die ik heb verklaar ik niet tot ongeldig, maar ik stel hem als het ware bloot aan de innerlijke macht die het terugbrengt tot zijn ware proporties.’
Zodat je inderdaad gaat beseffen dat die mens die je bent, dat lichaam wat je hebt ontvangen, dat het bewustzijn van dat te zijn, langzaam kan overgaan in het bewustzijn van dat je dat nu bent. Nu. Maar dat dat maar een klein moment is, een knipperen van een oog, in het leven van de mens die je eigenlijk bent, die al zo oud is als de schepping. 

Wat wij bestuderen in de geschiedenis, ook in de paleontologie, is eigenlijk hoe het zich toont in de uitvoering. En daar hebben we allerlei gevolgtrekkingen over en dat is allemaal heel mooi, maar dat is uitsluitend de uitvoerende kant. Het is niet die impuls,  die is ondeelbaar is, die het aanzijn van alles wat we kennen, ook terug over miljoenen jaren – van dat ongrijpbare waar we allerlei namen voor hebben, maar wat zich niet laat vangen in onze begrippenwereld.

Wij kunnen er dus niet komen vanuit de kant van het discursieve denken, het tijdsdenken. Maar we kunnen het wel ervaren. En dat moeten we goed beseffen, dat zijn twee heel verschillende dingen. Je kunt wel vanuit die diepe ervaring gaan opmerken hoe bepaalde wijzen van beschouwing, dicht komen bij de beleving die je hebt. Dat kun je vaststellen. Want er zijn natuurlijk al heel velen voor ons geweest die tot dit inzicht geraakt zijn en die daar een beetje stem aan hebben gegeven, wetende  dat ze niet niet zouden kunnen zeggen. Maar toch. Dat is de schoonheid dat wij als mens toch uitdrukking proberen te geven aan die beleving – waarvan we weten dat ze niet overgedragen kan worden, dat ze alleen maar verteld kan worden. En dan liefst zo dat allen die luisteren weten dat het maar een verhaal is, dat het dus niet concreet is, juist niet concreet is. We zijn er anders altijd vreselijk op uit om het zo concreet mogelijk te maken, dan is het pas waar. Maar de werkelijke verteller mijdt dat, want die weet dat als je het in die sfeer trekt, dan kán het niet waar zijn. Dan is het vervalst, dan is het in stukjes gehakt, gemutileerd. En over het gemutileerde kunnen we eeuwig blijven strijden, en dat doen we dan ook, van harte. Vroeger hadden we godsdiensttwisten met alle afschuwelijke dingen. Nu hebben we ideologische twisten met alle afschuwelijke gevolgen. En we zullen waarschijnlijk nog van harte doorgaan. En het heeft er aldoor niet mee te maken.

Dat is de werkelijke tragiek, het heeft niet te maken met waar het om gaat. Namelijk dat je je eigen diepste bron bereikt. En dat is geen extase, dat is iets wat zich in het verborgene voltrekt. En als het zich uit, is het niet meer van die heftigheid die we zo goed kennen.
Wat niet wil zeggen dat we die heftigheid niet zouden moeten kennen. Ik denk dat we alles zullen moeten kennen. Dat we inderdaad het gevoel zullen moeten kennen dat dit nu het enige werkelijke is wat er bestaat, en dat we bereid zijn daarvoor te vechten, om dat te beschermen en dat te verdedigen. Ik denk dat dat nodig is. Maar waar ik het over heb speelt zich niet in dat gebied af. Het is het gebied dat alles kan incasseren. Dat alles tot zich kan laten komen, zonder het te beletten, zonder het niet te willen zien, maar het rustig te laten komen. En heel natuurlijk je positie te bepalen in dat wat tot je komt. Want dat is het ontroerende, dat ieder van ons dat op een andere manier zal doen: zijn positie kiezen in dat wat zich voltrekt, waar jij niks aan kunt doen. 

En dat je beseft als innerlijke mens, dat bepaalde dingen gebeuren moeten, wat jij er ook van vindt. Terwijl je tegelijkertijd beseft dat de positie die je kiest van allergrootste betekenis is – terwijl je tegelijkertijd ook weet dat het gebeuren moet. Dat is een toestand die wij maar zelden kennen, dat je ziet dat het gebeuren moet, en tegelijkertijd ziet dat jij een positie daarin moet kiezen en toch blijft dat wat gebeuren moet zich voltrekken. Alleen, het is de manier waarop. En daarin heeft de innerlijke mens invloed, hoe het zich voltrekken zal. Daaraan merk je de eigenlijke macht van de innerlijke mens. Maar dat is nooit iets wat de krantenkoppen bereikt. De krantenkoppen bereikt alleen datgene wat voorbijgaat, met heel veel opwinding.

Maar ons eigenlijke leven wordt bepaald door de wijze, de mate, waarin wij in dat leven kunnen staan, vanwaaruit wij in dat leven staan. Dat is iets wat maar heel zelden aan de oppervlakte komt, dat zich maar heel zelden toont. Omdat het weet dat het vervalst zal worden meestal. Het wordt alleen duidelijk aan degenen die zelf tot in die diepte aanwezig zijn in dit leven.
Het is dus geen boodschap die met kracht de wereld ingestuurd wordt. Ik zou haast zeggen: wantrouw die boodschap. Het is iets wat heel vriendelijk tot je komt, wat je eigenlijk heel even aanraakt en zegt: wacht even, misschien is het anders…
Er is ook geen triomf in, er is ook geen genoegdoening in. Het is een mededeling uit een ander gebied. Het enige wat je kunt doen is ernaar luisteren. 

En je kunt het niet helder krijgen in onze betekenis. Ook dat is iets … dat leren wij maar langzaam. Dat het er is, dat het zich niet laat verklaren. Dat het zelfs de nabijheid van je denken schuwt. Zoals in de bijbel gezegd wordt dat je ontschoeid er voor kunt staan, maar niet met het arsenaal wat je normaal ter beschikking hebt, dat het zich dan verbergt. En dat is ook zo. 

Maar het wonderbaarlijke is dat wij allemaal, zo als we zijn, met alle problemen die we hebben, met alle onbegrijpelijkheden die we hebben, kunnen reiken tot die diepte in onszelf waar alles zijn oorsprong én zijn einde heeft. En ons leven is die tijd daartussen, tussen het aanvangen en het beëindigen.
Het is natuurlijk van ongelooflijke betekenis hoe die aanvang een einde vindt. En dat is ons leven. Maar dat is pas zo als we dat beseffen. Als we dus geen genoegen meer nemen met alle oplossingen die ons aangeboden worden en ook die we zelf vinden, als ze niet die kwaliteit hebben, die kwaliteit van de onvermijdelijkheid.

Is er ooit wel iets in ons leven waarvan we zeggen: ja, dat is onvermijdelijk. Nou heb ik het natuurlijk niet over dat je tegen een boom rijdt of zoiets. Daar kun je van terugvinden dat de stuurinrichting niet deugde of dat jij in slaap gevallen was. Ik bedoel niet díe onvermijdelijkheid, maar die innerlijke onvermijdelijkheid – die alles in een totaal ander perspectief plaatst. En die kan zien en wezenlijk beleven, dat de pijn en het leed dat tot je komt onvermijdelijk is. Zodat je de diepte van het leed kunt proeven daarin, dat je niet blijft in de voorfase van het verzet en het willen overwinnen. Maar dat je het tot je neemt, omdat je ziet dat het nodig is, dat je erváárt dat het nodig is, dat het zijn werk moet doen.  En dat het dwaas is om te denken dat je het overwinnen moet.
En dat je geen haarbreed kunt afnemen van het leed wat een ander treft. Alleen, je kunt zo nabij zijn dat die ander misschien beseft dat het onvermijdelijk is en dat hij het tot zich moet nemen, dat is mogelijk. Maar je kunt hem niet iets afnemen. Gelukkig maar. Zoals wel gedacht wordt: plaatsvervangend lijden. Ik geloof dat niet. Maar je kunt wel eraan bijdragen dat die ander een andere verhouding vindt tot zijn eigen opgave. 

Want leed hoort natuurlijk bij de opgave van je leven. Het hoort erbij. En je wordt in je leven gekarnd, totdat je beseft dat je niet alleen die materie bent die gekarnd wordt, maar dat er iets is wat jou karnt. En dat je je daarin begeeft. Zodat de eigenlijke beweging tot je doordringt, en je niet alleen maar die zich traag verzettende materie blijft, die gekarnd wórdt.

Maar als er een gevoel gewekt is waar het om gaat eigenlijk, dan ben ik heel gelukkig. Dan hebben we met elkaar iets ondernomen en zijn we in de dialoog. En een dialoog is een beweging.
We weten uit de uiterlijke geschiedenis dat als de dialoog beëindigd is, de oorlog nabij is. En dat geldt ook voor dit. Als we de innerlijke dialoog niet aangaan, is de vernietiging nabij, op langere of kortere termijn. Dat die je in de langzame processen van het milieu, van wat we op het ogenblik ongeneeslijke ziekten noemen. Daar toont het zich, op kousenvoeten zou ik haast zeggen. Maar wij kunnen daar heel wezenlijk op in gaan door tot in onze eigen diepte af te dalen. 

Dan kunnen we ook veel meer van onszelf hebben. Dan kunnen we alle zaken die wij als onjuist of gek of een tekort van onszelf vinden,  gemakkelijker aan. We staan er een beetje luchtig tegenover. Zo zijn we dan deze keer uitgerust en we doen ons best en dat is dat. Maar het is niet de dialoog nog, dus daarom kunnen we er luchtig mee omgaan. We kunnen zelfs een beetje ondeugend zijn. Nou, dat mag. We mogen uit de toon vallen. Dat is niet erg.
Het is een speelveld waar we wel eens rare dingen doen. Maar we worden niet met plechtige gezichten herinnerd aan al die dingen waar we dan naar ons gevoel gefaald hebben. Want dan gaan we natuurlijk wel de mist in.
Zoals mijn vrouw overkwam toen ze voor het eerst naar school moest en in tranen was en zei: “Ja maar, ik kan nog niet lezen…”
“Ja,” zeiden die ouders tegen haar, “lieve kind, je gaat juist naar school om te leren lezen.”
“Ja maar, ik kan nog niet lezen!”
Maar zo doen wij eigenlijk allemaal. Dat is echt waar. 

Daar kunnen we gewoon op een dag mee ophouden en zeggen: ‘Goed, ik moet nog leren lezen, ik moet er nog doorheen, ik ben nog niet volmaakt, dus ik zal fouten maken…’
Dat is heel belangrijk, als je een beetje luchtig kunt omgaan met al die vreselijk belangrijke dingen waar je zo zwaar aan weegt, waar de boeken vol van staan. Maar die allemaal nog niet te maken hebben met dat gesprek in jezelf, wat je verneemt, wat jij bent. En dat je allemaal heel vriendelijk aan voorbijgaat en je terugtrekt naar waar het gebeurt, lang voordat het zich vertoont. En dat je dat gevoel krijgt, dat je daar bij kunt, bij dat punt waar het gebeurt, lang voordat het zich vertoont.

Daar zijn deze dagen voor, dat is zo heerlijk. We kunnen ons eens helemaal aan geven. Er is niemand die van ons vraagt: ‘Wat heb je gedaan?’
Ja, ik hoor wel van sommige leerlingen, die zeggen: ‘Ja, dan kom ik thuis en dan willen ze weten wat ik gedaan heb.’
Er is niemand die dat vraagt. Je bent hier naartoe gekomen om eens de tijd te hebben om terug te keren. Dat is heel fijn.


naar boven

Foto geheel boven: Maarten schrijvend op zijn vakantie in Cesseras (F), met uitzicht op de Pyreneeën (foto: Hanna Mobach).