Seksualiteit en meditatie

Huissen december 1991 | Zondagmiddag
Inleiding 
[download]

Ik heb gehoord dat jullie gisteravond een inventarisatie hebben gemaakt, in een vrij grote groep, over de belemmeringen bij het zitten, en de positieve kanten die het gemakkelijker maken.[1]
Ik denk dat dat heel belangrijk is. Maar misschien is het nog belangrijker om te beseffen, dat iets wat je opgemerkt hebt niet altijd geldt. Het hangt samen met zoveel factoren waar je nauwelijks benul van hebt, dat je geneigd bent om te lang in een bepaalde registratie te blijven hangen. Dat is gewoon jammer.

Je kunt merken, als je daar een beetje op letten gaat, dat de voorwaarden die meehelpen om je meditatie diep te maken, verschuiven, samen met jouw totale manier van zijn in het leven.
Nou kan het best zijn dat iemand zo’n vast patroon heeft volgens welke hij of zij leeft, dat een voorwaarde die je een keer opgemerkt hebt, lange tijd geldt. Maar toch, wees er attent op dat het kan veranderen. Want als je dat niet doet, dan blijf je te lang hangen in een vooropgezet idee, wat misschien niet meer geldt.

Ik denk daarbij in het bijzonder aan een vooropgezet idee ten aanzien van de seksualiteit, wat toch in een verwijderd verband ook met meditatie te maken heeft.
Ik krijg veel vragen bij mij over hoe dat nu eigenlijk in elkaar zit. Daarbij merk ik dat er te weinig wordt stilgestaan bij de seksualiteit op zich. Dat wil zeggen, die drang, die oerdrift – en dat is geen geringe oerdrift, het is na de voedseldrift de sterkste – is ingesteld door de natuur, hoe vaag dat ook klinkt, om te zorgen dat de soort in stand blijft.

Nu zijn we op het ogenblik in een periode van de geschiedenis aangeland, waarin het duidelijk is dat die drift al totaal geen zin meer heeft, in de mate en de sterkte waarin hij aanwezig is. Als we morgen zouden ophouden met ons te reproduceren, dan zou het natuurlijk toch weer fout gaan. Maar daar ben ik niet zo erg bang voor, gezien het bijgeloof dat de meeste mensen vergezelt in hun leven.

Als je een keer beseft dat dit een blinde kracht is, dan verandert er al een heleboel. Wat het ondoorzichtig maakt, is dat er tussen mensen, als ze niet helemaal dichtgetimmerd zijn, óók nog een wezensgevoeligheid – ik zeg met opzet niet wezensverbondenheid, maar wezensgevoeligheid – aanwezig is. Als die tegelijk optrekt met die blinde oerdrift, dan komen we heel gauw in de verleiding om dat samen te trekken. Maar dat is niet zo.

Je desinfecteert deze hele kant van het menselijk bestaan door dit voor jezelf te gaan onderzoeken. Je hoeft daarbij wat ik gezegd heb niet als uitgangspunt te nemen, maar je kunt voor jezelf nagaan wat dat nu eigenlijk is.
Zoals met alle dingen die een keer ingesteld zijn – in dit geval dus de geslachtsdrift – kun je het noch ontkennen, noch veronachtzamen, noch teniet willen doen. Overleveringen van mystici zijn er het duidelijkste bewijs van.

Er zijn maar heel enkele mensen, volgens mijn weten, die van heel jong kind af aan hebben beseft dat ze niet het lichaam waren, maar dat ze een geest in het lichaam waren. Dat is voor de meeste van ons gewoon een verre planeet.
Dus je moet uitgaan van het gegeven dat die drift in je speelt. En dat toegeven of afwijzen allebei eenzelfde dwaasheid is. Het enige wat mogelijk is, is het te ervaren voor wat het is: een blinde drift is, die op het ogenblik, in de sterkte en mate waarin ze nog steeds functioneert, geen zin meer heeft.

Dat betekent dat je het dus ziet als een van de ongelooflijke voorrechten van de mens dat hij dit beseffen kan, en vanuit dat besef ermee omgaan. Dan kun je dus zien dat het ook in jouw leven uit moet werken. Maar je moet er niet meer waarde aan schenken dan het heeft, namelijk als een blinde drift. En als zodanig niet ontkennen, maar erbij zijn, echt volledig erbij zijn. Zodat je op den duur gaat onderscheiden wat van de drift is en wat van het wezen is. Want daar gaan de meeste mensen de mist in.

En dat is nodig, dat is nodig onder andere voor de meditatie. Want we hebben het gehad over wat eventueel nodig is om jezelf een beetje los te maken uit het programma. De systemen die tot ons gekomen zijn, hebben daar hele duidelijke en sterk werkende methodieken voor ontwikkeld. Als je merkt dat je programma, om wat voor reden ook, zo sterk is dat je er eigenlijk niet los van kan komen dan door jezelf uit te putten, dan moet je dat doen.

Maar ik wil toch een lans breken – niet één, maar vele lansen breken – voor de functie van het inzicht, het inzicht in je eigen situatie als mens. En dan bedoel ik daarbij niet eens in het bijzonder de individuele mens, maar wij allemaal, als mens. Ik denk dat het niet voor niks is dat de mens een zelfbewustzijn heeft gekregen – de laatste loot aan die rijke stam van de evolutie. Een zelfbewustzijn wil zeggen, dat je je bewust kunt zijn van wat je doet, in de meest uitgestrekte betekenis die het heeft. Dat is een kracht die door geen enkele andere kan worden overtroffen. Ze is ook van een andere dimensie, dat zelfbewustzijn is niet voor niks de laatste loot aan de bewustzijnsgeschiedenis van de mens.

De moeilijkheid is alleen, omdat het de laatste toevoeging is – zoals we uit de geschiedenis kunnen opmaken – dat we er zo’n moeite mee hebben om het toe te passen. Dat we het inderdaad nog altijd vertalen in voorwaarden, in situaties, in bedoelingen, in zelfdiscipline. Terwijl het wezenlijke oneindig veel verfijnder is, oneindig veel rijker, verstrekkender dan zo’n maatregel kan reiken.

Want als je het op de keeper beschouwt, dan zijn al die meditatietechnieken erop gebaseerd dat de mens, alleen als hij helemaal in zijn lichaam is, en niet meer dan het lichaam en de ervaring van het lichaam, dan juist op de drempel staat van die overgang naar het andere.
Maar zo goed als ik gezegd heb, dat als je hebt opgemerkt in je leven dat een bepaalde voorwaarde vervuld moet zijn om tot meditatie te komen, je daar niet in moet blijven hangen omdat het dan bijgeloof wordt, geldt dat ook hiervoor. Elke constatering die je doet, op wat voor terrein ook, maar zeker op het gebied van de seksualiteit, moet je de kans van de twijfel geven, opdat je niet blijft steken.

En – dat duidde ik al in het begin aan – je moet de dingen niet door elkaar halen. Openstaan voor het wezenlijke en met elkaar de liefde bedrijven, zijn twee dingen naast en vervlochten in elkaar, die je toch kunt blijven onderscheiden. En als je dat laatste doet, dan blijf je niet ergens in hangen. Dan kom je niet in de mythe terecht, die ik eindeloos hoor herhalen, door allerlei mensen – en het zijn heus veel intelligente mensen die me dat vertellen – die het hebben over een wezensverbondenheid.

Een wezensverbondenheid is wat anders. Als twee mensen op een bepaald moment openstaan voor het wezenlijke, dan zijn ze, door in het wezenlijke te staan, verbonden. Maar dat is iets heel anders. Het zit niet aan een ander vast, maar het komt tot aanschijn doordat je beiden op dat moment open bent voor de algemene grote verbondenheid die alles met alles verbindt.
Als je dit dan weer aan een persoon gaat hechten, kom je in een volslagen irreële wereld terecht. Ik weet dat wat ik hier zeg gewoon klinkt als contrabande. Ook in de literatuur – een ‘tweelingziel’, een ‘tweelingbroeder’ – is wezensverbondenheid eindeloos herhaald. We moeten dus heel helder zijn, heel stil, om dit werkelijk te kunnen ervaren.

En daar zijn, lieve, lieve mensen, geen voorwaarden voor, daar zijn geen richtlijnen voor, daar zijn geen regels voor, daar is niks voor. Het enige, ook het enige, wat je hierbij helpen kan is een grote overgave, een grote bereidheid, een grote liefde voor alles in het leven, maar ook voor je naaste.
Ik zeg niet zonder opzet dat laatste het laatst. Want we zijn tot veel in staat, maar tot liefde voor onze naaste zijn we het minst geëquipeerd. Omdat we van de misvatting uitgaan dat we die ander wel kennen. En zo min als we onszelf kennen, kennen we de ander.

Wat heel belangrijk is, is dat beseft dat je helemaal van nul moet beginnen. Dat je niets moet geloven wat ooit al eens neergeschreven is. Want wat neergeschreven is, is de stem, het leven, de ervaring van één mens. De essentie van wat zo iemand zegt is heel waardevol. Maar je moet de essentie scheiden van de wijze waarop het gezegd is. Daarom probeer ik dus in mijn gebrekkige toespraakjes eenvoudige woorden te gebruiken, geen mooie woorden, opdat het misschien beter door kan dringen.

Het is voor ons gewoon niet indenkbaar, dat, zoals in de bijbel staat, God het zijn beminden in de slaap geeft. En met die slaap is bedoeld: het stilvallen van het programma – daar is niet mee bedoeld dat iemand ligt te snurken.
Daar zit nog iets anders bij: dat ik er diep van overtuigd ben dat wij allen de beminden van God zijn. Dus geen enkel mens uitgezonderd.
Dat we dus daarop heel erg aandachtig zijn: wat komt er vanuit ons programma tot ons. Dat is een véél verreikender werk dan het zitten, zoals het de eeuwen door gepropageerd is. Want de eeuwen door is ook het celibaat, die afschuwelijke castratie van de mens, gepropageerd.

Dus wij moeten onze eigen weg vinden, helemaal op onszelf. En wij kunnen ongelooflijk veel leren van de mensen die ons zijn voorgegaan, als we het lezen met wetende ogen. En als we ernaar kunnen luisteren met horende oren. Maar niet als we het letterlijk inslikken en dan in ons leven, wat een totaal ander leven is, proberen te verwerkelijken in die zin.

Ik heb dit uitstapje gemaakt naar de seksualiteit – wat eigenlijk een naar woord is, zeker in onze eeuw, maar je zou kunnen zeggen: de diepste gemeenschap binnen het concrete lichaam – omdat dat zo helemaal samenhangt met de meditatie. En omdat heel veel van de meditatie vergiftigd is door onjuiste interpretaties – want dat zijn het, het zijn niet anders dan interpretaties – van waar het eigenlijk om gaat.
Ik hoop dat het voor jullie allemaal een klein beetje bevrijding is, als je beseft dat je de sleutel tot het uiteindelijke in je eigen hand hebt. Als daar gezegd wordt dat God het zijn beminden in de slaap geeft, dan wil dat eigenlijk alleen maar zeggen: wees aandachtig op de toestand van de slaap. Dat wil zeggen, wanneer het programma vrijwillig – dat zeg ik met grote nadruk: vrijwillig, zonder opzet – is stilgevallen, omdat je verlangen naar het uiteindelijke zó groot is, dat het alle weerstanden, waar wij altijd zo’n moeite mee hebben, in een oogwenk wegwist.


naar boven