Fundamentele verandering is onmogelijk

Huissen april 1998 | Vrijdag
Inleiding 
[download]

We hebben een aantal aspecten van de tweedeling waarin we leven in deze dagen boven water gehaald.
Je moet niet verwachten dat je uit die tweedeling wegkomt. Dat is, zoals ik het nu zeg, misschien niet zo direct duidelijk. Maar dat je op aarde bent, dat je geboren bent, dat je in een situatie bent, dat je een naam hebt, dat je begaafdheden hebt, dat je beperkingen hebt, dat is niet zomaar. Dat is om je de gelegenheid te geven misschien – ik denk dat weinig mensen dat zien – je van de totaliteit waarin die tweedeling vervat is, bewust te worden. En alle technieken en alle methodes – en daar valt een gedeelte van de psychologie ook onder – proberen, of aan de ene kant, of aan de andere kant, ‘thuis te raken’, zo kan ik het het beste zeggen.
De moeilijkheid begint altijd bij dat je voorlopigheid – dat is dus die kant die hier op aarde is, en die met reden op aarde is, dat is niet zomaar – zich een beeld probeert te vormen van zijn afkomst, dus waar hij vandaan komt, waar hij eigenlijk hoort. En waar hij in feite ook altijd is, alleen je merkt het niet, je denkt dat je alleen maar op aarde bent, met alles wat daaraan vastzit. Je doet, als je geboren bent, net alsof je dan in die toestand zult blijven, totdat je dan sterft. En dan, nou ja, dan komt er, of niks. of er komen een heleboel fantasieën, zoals vorige levens en al die dingen. Maar waar het om gaat is niet wat je bedenkt, maar wat je in je eigen leven kunt constateren. De moeilijkheid is dat je in je voorlopigheid altijd dingen construeert, en niet constateert.

Ik zei het al direct in het begin, we zitten in een tweedeling. En die tweedeling kun je niet opheffen, je kunt er alleen zó in leven dat die tweedeling een natuurlijk iets wordt. Dus dat ene, dat voorlopige leven van geboorte tot dood, en tegelijkertijd het besef dat je altijd, in alle situaties, dat andere bent wat zich door jou verwérkelijkt.
Dat is iets waar we nooit bij stilstaan: het totaal – daar kun je allerlei namen aan geven, maar laat ik het maar zo neutraal zeggen: het totaal – heeft jou nodig om zich van zichzelf bewust te worden. Dat is een van de uitspraken van Eckhart die ik altijd onthouden zal: “Ik heb God nodig, God heeft mij nodig.” De meeste mensen voelen, alleen in hun beste ogenblikken, dat ze God nodig hebben, maar dat andere kunnen ze niet beseffen. Maar dat is ook nodig.

Dus je hoeft je daar geen illusies over te maken. Het enige wat van belang is in je leven, is de manier waarop jij van dienst kunt zijn voor het grote geheel te gaan beseffen. En dat kun je niet bedenken, dat kun je alleen maar ontdekken door te leven, door te proberen, door te mislukken. Dat is dus geen zegevierende tocht naar het betere, dat is het gaan van de weg. En het gaan van de weg is ook de onmogelijkheden tegenkomen, buiten je, en in jezelf.
Wat ik altijd weer hoor is: ja maar, kijk eens, als ik nou verander … dat is al een ‘als’ wat niet geldt, maar goed, dan verandert er daar of daar nog niks. Dat is dus altijd weer gedacht in die tweedeling, alsof het één geen gevolg zal hebben in het ander. Zoals in je lichaam iedere cel nodig is, zo is dat in het grote geheel precies hetzelfde. En zodra een cel zich alleen maar bezig houdt met zichzelf, gaat het mis.
Dus wij zijn nodig! Wat wij zien is dat we nodig zijn in het voorlopige, dat zien we wel. We hebben een verantwoordelijkheid, afijn, eindeloos. Maar dat we nodig zijn voor het totaal, dat zien we niet. Dat kunnen we ook niet zien, want we zijn vreselijk bezig hier aan deze kant.

Hoe kun je dit nou doorbreken?
Ik heb daar al enige aanzetten toe gegeven, maar in de grond van de zaak hangt dat af van onze oplettendheid. Dat we langzamerhand gaan onderscheiden wat ons, ik zou haast zeggen, natuurlijke antwoord is op situaties die we tegenkomen. We denken het allereerste aan hoe we het in de beperking kunnen verzachten, kunnen opheffen. En merken dan niet de onmogelijkheid op om fundamenteel te veranderen. Dat zien we dan niet, we denken altijd in processen van … als ik nou dit doe, dan komt er dat, en dan zal er dat wel zijn en dan doe ik dat… We vergeten dat bij elke stap er een onbekend iets meespeelt. We beseffen dus niet dat we eigenlijk in de lucht bezig zijn, dat we niet een vaste bodem hebben. En dat die vaste bodem alleen maar geconstateerd kan, alleen maar ervaren – die kan ervaren worden op het moment dat je inziet dat, zoals jij denkt, zoals jij voelt, zoals jij doet, niet te maken heeft met de andere kant én deze kant – die andere kant is dus niet de voorlopige kant, want dat is je eigenlijke bestemming, je eigenlijke opgaaf. Dat is ook heel merkwaardig: ‘bestemming’ en ‘opgaaf’ horen bij elkaar, dat is een geheel. Wij zien daar de opgaaf-kant in – en dan is het al heel gelukkig – maar het is één geheel.

Kun je dus gaan opmerken waar jouw vermogen eindigt, waar je niet verder kunt. Dat je dat echt opmerkt. En dan niet denkt: o ja, ik ben nog niet slim genoeg geweest, ik moet het beter doen, die en die, die doet het wel, die kan het wel. Als je zo iemand hebt die het wel kan, dan kun je er vergif op in nemen dat ie het niet snapt, die ander. Want dit is niet te snappen, het is alleen maar te ervaren, is alleen maar te leven. Dus het geleidelijk aan steeds scherper constateren waar je niet verder kunt, noch in je denken, noch in je voelen, is heel belangrijk. Voor ons is het meestal zo dat, als we dan opmerken: ja ik kan niet verder, dan zijn we ongelukkig. Ja, waarom zijn we ongelukkig ? Het zou juist een reden zijn om heel blij te zijn, als je niet verder kunt. Als je echt niet verder kunt, echt niet verder kunt, niet als je lui bent, hè, maar als je echt niet verder kunt. Dat is een heel belangrijk moment. Dan hou je op eenzijdig iets te proberen.
In de oorlog en zo worden we voor situaties geplaatst waarin het heel duidelijk is dat we niet verder kunnen, en dan geven we het ook op. Maar ja, we leven in vredestijd en alles gaat redelijk goed, dus om te gaan opmerken dat het niet verder kán, dat is heel belangrijk. Het is de enige mogelijkheid dat je eindelijk ophoudt eenzijdig iets te ondernemen. Dat je in staat bent om te wachten – dat is niet een passief wachten, dat is een alert, waakzaam opletten, waarin je niet weet wat er gebeuren gaat.
Ik heb nog geen leerling gehad die dat ooit tegen mij gezegd heeft: toen wist ik niet hoe het verder ging. Ik krijg altijd moeilijkheden op mijn bord, maar dit heb ik nooit gehoord. En toch is dit nodig, dat je het écht niet meer weet. Zodat die eenzijdige actie bij je eindigt.
Dat is ook de schoonheid van het sterven, dan is het eindelijk duidelijk dat je niet op die eenzijdige manier verder kunt, dat je het andere toe móet laten. En dat is het enige wat nodig is, altijd weer.
Dan ga je beseffen, dat wat je tot nu toe geprobeerd hebt, tot mislukken gedoemd was. Omdat het altijd maar weer van de zogenaamde ‘maakbare’ kant komt.
Want het is wel zo dat, wil de tijdloze dimensie in jou leven een rol gaan spelen, je die moet toelaten. Maar je manier van bezig zijn sluit het uit. Dus het moment dat je opmerkt dat het niet meer gaat, is zó ontzettend belangrijk en we proberen ons leven lang dat te vermijden. We proberen ons leven lang heer en meester te blijven van de situatie.

Deze gedachte heb je nodig in je leven. We hebben allerlei technieken ontwikkeld om stil te worden, om doorlaatbaar te worden, afijn, jullie weten het allemaal. Waar het echt om gaat is dat je beseft dat je die kant van jezelf waar je altijd mee werkt en waar je altijd … dat die even moet zwijgen. En dat is een act van de intelligentie, dat is niet iets mechanisch. Dat is niet iets van oefenen. Dat staat en valt met wat je ervaart als zijnde de toestand waarin je bent. Dus hóe je jezelf ervaart, daar hangt het vanaf. En zo’n moment kan zich op alle ogenblikken voordoen. Maar alleen dan als jij dus oplettend bent, als jij niet in dat eenrichtingsverkeer van je denken en je voelen zit. Want dan is het onmogelijk, dan ben je gewoon zo gesloten als een pot. En je kunt niet voorspellen hoe het gaat.

Ik herinner me een uitspraak die ontzettend leuk is, van een zenmeester die zijn monniken eigenlijk uitscheldt en zegt: “Kaalkoppen wat zijn jullie aan het doen, zijn jullie aan het zitten? Ga aan ‘t werk!”
Dat is het nu net. Het is natuurlijk niet zo dat ie zegt: het zitten is onzin, maar hij bedoelt dat je dan zit te suffen, dat je niet opmerkt wat er gebeurt. En dat je iets wil bereiken, dat je dus een langzame adem wil krijgen, of je energie wil voelen of, nou ja, zoveel uren … en dat je denkt: als ik dat nou allemaal doe, komt de verlichting wel. Niks, helemaal niks. Inderdaad: ga aan het werk. En ga aan het werk is: besef!
Dat is heel, heel merkwaardig dat … wat ik altijd gezegd heb, dat het gaat om bewustwording, dat dát de eigenlijke zin van ons leven is, bewustwording van de plek waar je bent, de mens die je bent, de opgave die je hebt, dat is een kwestie van beseffen. En zodra je helder bent hierin, kun je héél rustig het leven wat je leeft leven.

Ik merkte gisteren nog, G. moest bij me binnenkomen in de kamer om een lijstje af te geven met mensen die nog met me moesten praten, en ze klopte aan de deur en ik zei: “Binnen.”
Ik stond naar buiten te kijken en ik was er dus eigenlijk niet. Maar dat kan heel goed, ik kan heel goed overleggen over wie er aan de beurt is voor een gesprek, terwijl je eigenlijk beseft dat het werk wat je doet voorlopig is. Daar is niks moeilijks in.
Er wordt altijd heel geheimzinnig over gedaan, maar als je iets helemaal beseft, dan kan juist het gewone leven, met al zijn problemen en al zijn vreugde, erin terechtkomen. De noodsituatie ontstaat als je alleen maar in het voorlopige bent – dat is een noodsituatie. Je kunt het heel gezellig hebben in die noodsituatie en je kunt heel genoeglijk met elkaar zijn in de noodsituatie. Maar het blijft een noodsituatie, want je bent niet heel, je hebt geen besef van alles, voor zover als jij dat kunt ervaren. En daar zijn gradaties in, maar dat interesseert je geen bliksem.
Het gaat er om dat je voortdurend ervaart dat je én dit én dat bent. Je hebt alleen maar marge als je allebei bent, dan heb je marge. En dan wordt ook veel duidelijk aan je. Dan kunnen al die dingen die in de boeken staan en die de meesters verteld hebben, duidelijk worden. Dan is het ook heel natuurlijk voor je dat je alleen maar volledig bent als je kunt ontvangen.
Dat is een hele rare gedachte voor ons, maar je bent alleen maar heel als je kunt ontvangen. Wij denken altijd dat als het dan gebeurd is, hè, als je dan zogenaamd dat besef hebt, dat je dan aldoor maar geeft. Maar dat is niet waar, je ontvangt voortdurend. En natuurlijk geef je daarvan door. Dat is ook zo natuurlijk als iets, water wat naar beneden stroomt en niet naar boven.
Dan ga je ook beseffen dat alle moeilijkheden waar je in zit, waar je naar jouw gevoel gewoon geen antwoord krijgt, beantwoord worden op moment dat jij ontvangen kunt. Dat je het geheel kunt toelaten, een geheel wat je niet kunt bedenken, waar je geen denkbeeld van kunt vormen.
Ik heb allerlei hulpmiddelen aangereikt, hoop ik, waardoor dat ontvangen iets makkelijker zal gaan. Maar de hoofdzaak blijft – ik kan het niet voldoende zeggen – dat je oplettend bent. En je kunt natuurlijk niet oplettend zijn, zolang je in een probleem vastzit. Want dan ben je nog altijd bezig aan die ene kant te urmen.
Nou, meer was er niet vandaag.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Heeft het ‘zitten’ dan nog zin, Maarten, eigenlijk zeg je: je moet altijd openstaan …

– Maarten: Als ik ‘moet’ gezegd heb, heb ik iets fouts gezegd. Nee, maar: zo dicht bij jezelf zijn dat je opmerkt hoe je leeft. Zodat je ook opmerkt wanneer je aan het eind van je latijn bent. En dat je dan niet denkt – want dat is bij ons ingeslepen – ‘ik doe het nog niet goed, want anders zou ik het wel uitvinden.’
Dat is het eigenlijk waar het om draait, dat je zo helder bent dat je merkt wanneer je aan het eind bent. En dat een ander hetzelfde wel of niet heeft gekund, daar heb je echt geen enkele boodschap aan.
Dat is heel belangrijk, want anders blijf je bezig en kunt niet opmerken wat er eigenlijk aan de hand is. Ik heb al vaak tegen mensen die zeggen: is het ‘zitten’ zus en zo…, gezegd: ga wat anders doen! Als je merkt dat het ‘zitten’ een doodlopende weg is, moet je het verlaten. Misschien dat je een maand later er heel veel baat bij hebt, maar op dat moment niet, hè. Het legt dus een heel grote verantwoordelijkheid bij degene die bezig is.
Kijk, dat zitten en ook al die dingen die we hier van Greet leren, zijn heel zinnig. Maar het is niet altijd voor jou op ieder moment zinnig, dat is het punt. Op het moment dat jij het in het zitten legt, laat je eigenlijk de uitdaging los. Dan denk je: nou ja, als ik dat nou maar doe, dan kom ik aan de uitdaging toe. Dat is het eigenlijk, dat je bij de uitdaging blijft.

– B.: Ik merk dat ik deze dagen heel erg in gevecht ben met mezelf. Je had het vanochtend over het punt van je overgeven, dat je bemerkt: mijn vermogens zijn dus beperkt.

– Maarten: Ik ben aan het eind.

– B.: Ja. Maar ik merk dat voor mij de moeilijkheid van dat overgeven ligt in het feit dat ik ook mijn verantwoordelijkheid voel voor wie ik ben. En als jij het dan hebt over overgave, dan is voor mij de strijd: maar dan neem ik niet de verantwoordelijkheid voor mijn eigen leven …

– Maarten: Maar je kunt natuurlijk ook de vraag stellen: kan ik de verantwoordelijkheid voor mijn eigen leven nemen?

– B.: Nou voor stukjes misschien…

– Maarten: Ja, maar nou zeg je alweer wat anders.
Kijk, je kunt op een bepaald moment opmerken dat je eigenlijk in cirkeltjes draait. Dat probleem waar jij mee zit, je merkt dat je aan het eind komt eigenlijk, en denkt: ja maar ik ben toch verantwoordelijk, dus ik moet toch tot een conclusie komen, ik moet toch tot iets komen wat mij zicht geeft… En dan kun je gaan merken dat je eigenlijk aldoor op een andere manier hetzelfde probeert. Nou, als je dat opmerkt, écht opmerkt … weg!
Dat is een hele stap. Want dat betekent dat je het onbekende een kans geeft. En het is écht onbekend. Het is in ieder geval niet de oplossing die jij heel vaag denkt dat er is. Want dat je aan de gang blijft is omdat je vagelijk denkt: ja, als ik nou maar lang genoeg doorga, als ik maar slim genoeg ben, als ik maar helder genoeg ben, dan zal ik het wel ontdekken…
En dat belet je om de onmogelijkheid te ontdekken van waar je mee bezig bent.
Je kunt ook zeggen, misschien dat dat iets meer zegt voor jou, dat het feit dat je aldoor daarmee bezig bent, betekent dat je diep in vermoedt dat het er al is. Dat je er aldoor maar mee bezig bent, aldoor maar, de ene keer is het dit, de andere keer is het dat. Het kan ook zijn dat je dus heel dicht bent bij dat vermoeden dat het er al is, alleen: het is er nog niet zo duidelijk dat het al jouw inspanning wegvaagt als het ware. En dat je opeens merkt: ah, het is heel anders.
Maar het is gewoon, wat ik nu zeg is gewoon iets wat je moet uitvinden voor jezelf. Maar je moet weten dat er een deur is die open kan.

– C.: Maar je moet ‘t dan wel loslaten om die deur te vinden.

– Maarten: Ja, ja en nou … [lacht] omdat jij het zo zegt, moet ik tegelijk erbij zeggen: als je tegen jezelf zegt: ik moet het loslaten … dan is het nog niet echt.

– C.: Nee, maar, wat ik deze dagen zelf heb meegemaakt: de afgelopen weken zat ik ook met een ding wat elke keer maar bleef terugkomen, woensdagavond met het zitten, en donderdagmorgen met het zitten, het bleef maar terugkomen…

– Maarten: Dat is een goed ding…

– C.: Ja, [gelach] Ik besloot het laten voor wat het was en me er niet druk meer over te maken, zo van: het zal wel terugkomen. En, ja, ik weet niet meer, donderdagavond of donderdagmiddag, dat we hier zaten, toen was het weg, en ik denk: dat kan niet, en ik probeerde het probleem terug te krijgen, maar… [gelach]
Ik kon de gedachte niet eens meer terugkrijgen…

– Maarten: Nee … gezegend zijt gij onder de vrouwen, hoor [gelach]


naar boven