Toelaten hoe je geest werkt

Toespraak v/d maand november 2020
Inleiding
[download]

Ongevraagd brengt het leven altijd de dingen binnen die, als je daar een beetje op let, je helpen om jezelf te ontdekken, en daarmee de wereld te ontdekken. Want als je jezelf ontdekt, ontdek je ook de wereld, dat zit gewoon aan elkaar vast.
Veel mensen denken vaak dat als je zoiets gaat doen als mediteren, je je verwijdert van de wereld. Maar dat is een misvatting: als je ontdekt wie je bent, hoe je bewustzijn is, dan gaat de wereld voor je open. Dat zit aan elkaar vast.

Vanochtend vroeg moest ik – omdat ik altijd mijn ontbijt klaarmaak voordat ik hier naar de oefenzaal ga – in de bibliotheek zijn om daar even iets uit de koelkast te halen, en ik controleerde of de verwarmingen openstonden.
Ik liep zo langzaam maar zeker naar de uiterste hoek, waar zich het trapje bevindt waar je op kunt staan om boeken van heel hoog te pakken. Ik weet dat, dat trapje dat staat daar. Ik was bij de derde radiator en mijn blik ging omhoog, en ik dacht daar dat trapje te zien staan, maar daar zat Jan Dubben.
Jan kijkt elke ochtend of de wagen wel netjes opgestapeld is en brengt die ook naar de keuken toe. Het licht was nog niet aan, ik had het uitgelaten. Jan zat daar op dat trapje rustig te kijken naar de zon die langzamerhand opkwam in de mist, dat is natuurlijk een heel mooi gezicht.

Maar daar zat dus iemand op dat trapje, dat is iets wat je helemaal niet verwacht. En plotseling was mijn hele wereld weg. En er kwam binnen dat ik in de oorlog door een Japanse soldaat, die ook ongeveer op die hoogte zat, te grazen genomen ben.

Waarmee ik alleen maar zeggen wil dat mijn bewustzijn weigert leeg te zijn. Door dat onverwachte van Jan die daar op dat trapje zat, was het even leeg.
‘Dat kan niet,’ zegt het bewustzijn, ‘gauw even in de herinnering terug naar iets soortgelijks…’

Dit is nou een heel duidelijk voorbeeld wat het leven me aandraagt. Maar zo is het bij ons allemaal. Het wordt zo gemakkelijk gezegd: ‘leeg zijn’, maar echt leeg zijn is iets heel uitzonderlijks. Daar moet je als bewustzijn, als geest, ik zou haast zeggen: naar verlangen.

Vrijdagavond heb ik het er over gehad dat wij, zonder dat we het willen, altijd in dat gareel zitten van de volgende indruk, van de volgende ervaring. Dat is bijna mechanisch, daar kunnen we bijna niet bij.
Maar het is al een heel ding als je beseft dat het zo werkt. Dan ga je, zoals in dit geval wat ik nu noem, niet een hele riedel fantaseren over ‘waarom komt die Japanse soldaat die zo onaardig tegen me is geweest, nu naar binnen,’ en ‘heb ik dat wel verwerkt…’
Afijn, je kent het wel, we zijn er tegenwoordig erg mee bezig. 

Maar het gaat veel dieper, het is veel oorzakelijker: kan de geest tot rust komen, kan de geest ophouden te willen begrijpen? Want op de achtergrond van het ‘willen begrijpen’, zit het ‘kunnen beheersen’.
De geest is eigenlijk niet bereid om te zijn in een wereld waar hij ondergeschikt is, ècht ondergeschikt 
– dus niet langs een omweg toch bewust invloed uit te oefenen. 

Dat is een heel fundamenteel iets waar ik het op het ogenblik over hebt, dat je dat bij jezelf probeert waar te nemen: hoe werkt mijn geest, wat onderneemt hij eigenlijk voortdurend?
Want het is natuurlijk een heel duidelijke zaak dat we pas kunnen horen en pas kunnen zien, als daar niet een geweldige sluier van beelden, vragen en intenties in ons zit. Dat is duidelijk, dat is niet moeilijk.

Dan komt natuurlijk de hamvraag: kan ik daar iets aan doen?
Dat is een heel gevaarlijke vraag, want dan glijd je, als je niet heel erg wakker bent, zo weer in een of ander kanaal wat toch als einddoel heeft dat je het kunt beheersen. 

Als er een mutatie mogelijk is, dan is dat als de geest zichzelf leert kennen, als het bewustzijn zichzelf leert kennen. Dat is natuurlijk een hele wonderlijke zaak, dat is een heel, ik zou haast zeggen: geheimzinnig iets, dat de geest zichzelf leert kennen.
Wij werken voortdurend met die geest, met dat bewustzijn. Maar degene die werkt, degene die doet, die leeft, die opneemt, die verwerkt, die zijn territoir verdedigt, die liefheeft – die geest is voortdurend in beweging, die werkt, die doet het. Dat is allemaal prima. Maar die kan zich dan niet bewust worden van zichzelf, want hij identificeert zich telkens met het volgende moment, met de volgende activiteit.
Vanuit die activiteit waarmee hij zich identificeert, gaat hij bijvoorbeeld mediteren. Je voelt wel, dat gaat niet.

Er is maar één mogelijkheid, en dat is dat je dit telkens weer voor jezelf constateert.
Schluß, verder niets.
Dus niets van: ‘hoe zit dat nou eigenlijk?’, ‘wat moet ik nou doen?’
Want dat zijn allemaal vragen die je op een zijpad sturen. Dan kom je bij een methode terecht, bij een systeem terecht, dan ben je er niet meer bij, dan ben je alweer aan het doen.
Doen is heel belangrijk. Maar wij kennen eigenlijk alleen maar een doen vanuit die vereenzelviging met een fragment van onszelf. En dat doen kan nooit tot die ontdekking leiden.

Het enige wat mogelijk is, is dat je je hiervan bewust bent – dat je er genoegen mee neemt om je daarvan bewust te zijn. Dus dat je eindelijk eens voor één keer in je leven het heft uit handen geeft, dat je niet weet waar je uitkomt. Maar dat betekent dus ook dat je heel hardop tegen jezelf zegt: ‘ik weet niet wat het is om leeg te zijn’ – want dat is ook één van die obstakels, dat je denkt dat je weet wat het is om leeg te zijn.
Dat je dus de liefde en het geduld hebt om gewoon bij die constatering te blijven, die geef je de kans om te werken.

Dat betekent dus dat alles wat je weet, alles wat je geleerd hebt, alles wat je ervaren hebt, je niet meer kan helpen.
Wat ik nu van vanochtend vertelde, was er een heel sprekend bewijs van dat die geest van mij daar eigenlijk niet toe bereid is.

Het is dus de vraag of je dit belangrijk genoeg vindt om dat jezelf steeds te herinneren: dat je geest zo werkt.
Bovendien is die geest natuurlijk niet zomaar zo geworden. Het leven vraagt van ons, al is het maar om in je levensonderhoud te voorzien. Dat kun je niet doen door te zitten wachten, dan moet je dingen doen en je moet bovendien geloven in wat je doet. Dat is waar je mee te maken hebt, elke dag opnieuw.
Dus het is geen wonder dat je geest werkt zoals hij werkt.
Er zijn maar heel zeldzame momenten dat je geest niet zo werkt. Dat je geest niet aldoor bezig is het volgende voor te bereiden, om de associaties met wat hij op het moment doet, of waar hij op het moment aan denkt, of waar hij op het moment mee bezig is – om alle associaties die daaruit voortkomen tot zich door te laten dringen. Dat is de gewone toestand.

Heb je het geduld en de moeite en de liefde om hier telkens bij stil te staan? Zomaar, terwijl het je echt geen enkel voordeel brengt?
Concentratie brengt je voordeel: als je je goed kunt concentreren, dan kun je iets heel goed doen. Dit brengt je geen voordeel, dat moet je goed doorhebben. Want je zelfbeeld en je wereldbeeld – dat is je ‘
ik’ – is altijd uit op méér. Zo werkt het. Dat is geen slechtigheid, zo werkt het. En nou komen we tegen iets aan wat geen enkel voordeel oplevert, geen enkel. 

Die vragen moet je jezelf stellen: ‘Dit brengt me geen enkel voordeel, is het dan nog van belang voor me? Ik begrijp niet méér, ik weet niet méér, het voegt niets toe aan mijn kennis, voegt niets toe aan mijn vaardigheid, voegt niets toe aan mijn vermogen.’

Dit is waar die mutatie helemaal om draait. Het is immers het verlaten van het totale besef van jezelf en van de wereld.
Terwijl je het niet veroordeelt, het is niet dat je zegt ‘nou, dat zelfbeeld of dat wereldbeeld, dat is zo slecht…’ Daar heeft het niet mee te maken, dat wereldbeeld is er, dat zelfbeeld is er, misschien voel je je er wel happy in. Hoewel er natuurlijk ook momenten zijn dat je je er niet happy in voelt. Dat is de gewone gang van zaken, we werken meestal toe naar dat je je happy voelt, je hoeft niet eens gelukkig te zijn.
Daar heeft het allemaal niet mee te maken, dat kun je dus laten.

De vraag is of je bij dit gegeven zou willen blijven. Dus geen enkel beeld meer van hoe het in elkaar zit, eigenlijk alleen de constatering hoe je geest werkt. En daar geen oordeel over hebben, niet zeggen: dat is goed, of: dat is slecht. Maar: hoe werkt het?’
Dat is de enige mogelijkheid.

Wat je wel kunt doen – en dat is een hele grote hulp als je in zo’n moment bent dat je opmerkt hoe je geest werkt – is dan eens op je adem te letten, en misschien op je energie. Dan zal je merken dat zij antwoorden op deze confrontatie, op dit staan voor die totale verhouding in jezelf, tot alles wat je bent – zonder daarin in te grijpen. Daar is een antwoord op, en dat kun je voelen.
Ik noem het nu, maar ik denk dat het eigenlijk helemaal vanzelf gaat.

En het gaat razend snel. Want wat ik nu zo omstandig probeer te vertellen, dat ging allemaal door me heen op dat korte moment dat ik Jan op de trap in de bibliotheek heb gezien, in het halfduister.
En ik ben een heel gewoon mens, dit geldt voor ons allemaal. Het enige wat vaak gebeurt is dat we hier overheen leven. Zoiets overkomt je, en dan grijp je eigenlijk onmiddellijk iets aan – wat ik ook had kunnen doen, ik had ook bij die Japanse soldaat kunnen blijven hangen, dat is natuurlijk ook een heel verhaal op zichzelf.
Maar het gaat erom dat je beseft wat de geest doet. 

Dat is ook de enige hulp die we elkaar kunnen bieden: elkaar ergens attent op maken, op een verschijnsel, op iets wat in de geest gebeurt. Niet in mijn geest alleen, maar in de geest van ieder mens, of hij nou uit het Oosten komt of uit het Westen, dat doet er niet toe.

Je realiseert je natuurlijk ook, daar heb ik het vrijdagavond over gehad, dat zolang je niet uit dat gareel weg bent wat de mensheid heeft opgebouwd – en wat jij in dit leven in een hoog tempo vanaf je geboorte tot nu toe hebt ontwikkeld – je zult werken volgens de principes van de instincten, heel bruut of heel verfijnd. Dat is de status quo in de wereld.
Het is, denk ik, heel wijs om als je zo’n moment hebt dat je dat van je geest constateert, het in verband te brengen met wat er aldoor in de wereld gebeurt. Daar hoef je geen moeite voor te doen.

Als je dat verband ziet, dan krijgt het een hele hoge urgentie, een urgentie die je niet meer verlaat. Dat betekent helemaal niet dat je niet vrolijk en gewoon gedachteloos met elkaar kunt zijn, en plezier kunt hebben. Het gaat door alles heen, het blijft bij je. Het is niet een vreselijk diepzinnige en ernstige zaak. Het is natuurlijk eigenlijk een levensvraag, maar niet in de zin van dat vreselijk gewichtige, zo is eigenlijk helemaal niet.
Het lost op, je krijgt het gevoel dat er nog iets mogelijk is, dat het niet uitzichtloos is,
dat we niet altijd maar weer hoeven te herhalen, miljoenen levens achter elkaar. Dat hoeft niet meer, als je toelaat hoe je geest werkt.

Daar wilde ik het even bij laten.

naar boven

Gesprek (fragment)

A.: In het verhaal van dat trapje constateer je dat je daaraan kunt zien dat de geest niet leeg is. Maar wat bij mij bovenkomt is dat je in zulk soort gevallen een link legt met vroeger, dat de geest de vreemdste dingen kan verbinden.

Maarten: Dat hij het verleden kan verbinden met iets van nu?

A.: Ja, dat hij dat kan, ja, daar ben ik vaak heel verwonderd over. Maar het heeft dus niets met leeg zijn te maken. 

Maarten: Ik denk dat ik het wel een beetje begrijp. Dat komt als je nog niet ervaren hebt wat de ruimte is van die vereenzelviging, als je die vereenzelviging alleen maar ervaart als dit moment waar je nu in leeft. Maar die vereenzelviging is natuurlijk veel wijder, die is je hele leven. Die vereenzelviging is er vanaf toen je geboren werd tot nu toe, dat is je ‘ik’. Alleen ben je je er niet zo vaak bewust van dat dat zo is. Maar zo is het inderdaad, dat ‘ik’ omvat alles wat je ooit geleefd hebt.
Ik probeer geen oordeel te hebben over de werkelijke waarde ervan, maar probeer me te beperken tot wat er gebeurt, hoe die geest werkt. En om te beseffen wat het voor consequenties heeft – en daar hoef je niet zo erg slim voor te zijn – als je je vereenzelvigt met dat ‘ik’, het ‘ik’ dat de inhoud is van je geest vanaf je geboorte tot het moment dat je nu leeft.

– A.: De lijn is altijd bezet is.

Maarten: Ja, zo kun je het ook zeggen. Maar dat betekent dus dat je jezelf niet als meer ervaart dan als dat wat je geworden bent.

– B.: Maar er moet dan ook iets anders zijn…

– C.: Dat dacht ik ook, dat is het einde nog niet.
Mijn vraag is wel, zoals het jou vanmorgen gegaan is met dat trapje, Maarten, dat je alles van jezelf dan wel heel goed moet kennen en ook doorleefd moet hebben, lijkt mij. Want heb je dat niet, dan zal je er waarschijnlijk mee door blijven gaan.

Maarten: Ja, dat is zo. Als je dat opmerkt, dan kun je ervan schrikken dat je geest altijd weer iets oppakt om mee bezig te zijn. En weigert om alleen maar aanwezig te zijn, om te laten doordringen.
Daar zit de gedachte achter – dat is onze idee van ‘alleen maar aanwezig zijn’ – dat dat passief is. Maar dat is niet zo. Als je niets doet is dat ongelofelijk actief, want dan ben je in een  toestand dat alles wat er gebeurt in zijn zo-heid in je kan werken. Als het nodig is om tot actie te komen, kom je tot actie, maar die actie komt van binnenuit, je beslist daar niet over.
Het is bijna hetzelfde als dat je leven bedreigd wordt en je je teweer stelt. Daar is ook geen enkele gedachte bij. Maar dit is op een heel ander niveau – die reactie van als je leven bedreigd wordt is eigenlijk heel vernauwd, dat is maar één klein partje, dat behoort nog aldoor tot het ‘
ik’. Maar als je niet gevuld bent, niet bezig bent, en er komt iets op je toe, wat het ook is, dan is de wereld plotseling heel groot, oneindig groot. En jij hebt daar een plaats in. Als de geest gezond is, is hij een aandachtspunt van de totaliteit.
Het is natuurlijk heel iets anders of je een afgescheidenheid bent. Die wordt weliswaar door de totaliteit gevoed, dat weten we dus, maar het blijft voor ons theoretisch. Wat we ervaren is onze afgescheidenheid.
Maar dan ervaar je dat je een aandachtspunt bent van de totaliteit, terwijl je wel een zelfstandigheid blijft. Dat wil zeggen, je blijft iets heel unieks, maar je bent verbonden.
Een aandachtspunt uit de totaliteit,’ dat is het beste wat ik ervan zeggen kan. Waarbij je je eigenheid niet verliest, maar die eigenheid is niet afgescheiden.
Dus de hoorn is van de haak, maar er wordt nog niet in gepraat.


naar boven