Waarom we zitten

Huissen april 1992 | Dinsdag
Inleiding
[download]

Gisteravond, na de energie-oefening, werd me opeens een formidabele vraag gesteld door Inge. Ze vroeg: waarom moeten we nou zitten?’
Nou ja, dat woord ‘moeten’ is natuurlijk niet op zijn plaats, dus: ‘waarom gaan we zitten?’

Dat stelt eigenlijk dit hele fenomeen van het zitten aan de orde. En dat is eigenlijk de reden waarom we hier zijn.
‘Zitten’ is een poging om in contact te komen met een laag van ons bewustzijn, waar we normaal niet in verkeren, die we nauwelijks kennen. En die alleen tot aanzijn kan komen, als de oppervlakkige beweging niet zo sterk is, zodat je die diepere laag, die veel stillere laag, in jezelf kunt ervaren. 

En nou is er een probleem bij – dat is nou echt eens een probleem – dat je die diepere laag niet wilsmatig kunt bereiken. Ook als je het wilt, ook als je dus de diepte in wilt gaan, is het daarmee niet gezegd dát je de diepte ingaat.

Inge zei toen ook nog: ‘waarom gaan we niet even theedrinken nu?’
Nu, als je gaat theedrinken ben je terug in de gewone beweging van je bewustzijn. En dat kan een hele vredige beweging zijn, maar het is niet datgene waar het om gaat. Daarin moet eigenlijk alles wat je altijd beroert, vanzelf – want dat is de grote moeilijkheid: dat moet vanzelf, vrijwillig – weggezakt zijn. 

Vandaar dat ik altijd geprobeerd heb om erop te wijzen, dat dit niet af te dwingen is en dat je heel voorzichtig met je wil moet zijn; dat je je bewust moet zijn wat je wil is, wat die doet en wat hij niet kan. En dat je alleen maar uit een inzicht van de werkelijke situatie waarin je bent, je ertoe kan leiden dat je geleidelijk aan tot dat stil zijn komt – wat geen enkele beroering van wat wij het ‘gewone leven’ noemen, verdraagt.

De meeste mensen die bij me komen, komen met een probleem. Ze hebben moeilijkheden in hun leven, ze hebben pijn, ze zijn ziek. Of ze willen iets bereiken, waarvan ze denken dat het bij mij bereikt kan worden.
Er is een tijd geweest dat ik het gevoel had dat ik die mensen gewoon naar huis moest sturen, want dat ze bij mij aan het verkeerde adres waren. Maar ik heb gemerkt, het is een verschijnsel van het leven zelf, dat mensen op een bepaald moment het gevoel hebben: ja, er is iets anders, buiten dit leven, dat misschien een antwoord geeft op het vele wat ik niet weet – en waarvan ik de woorden van anderen niet meer geloof. Dat is misschien wel het aller belangrijkste, dat je de woorden van anderen niet meer gelooft; dat je weet dat je op jezelf aangewezen bent. Hoewel dat meestal al een stadium verder is.

Kijk, zolang je in een moeilijkheid bent, zolang je een probleem hebt, zolang je op een of andere manier – en dat is ook onbewust – denkt dat het nog opgelost kan worden door erover te denken, door een oplossing te vinden die in het voelen-denken ligt (bijvoorbeeld positieve gevoelens omzetten in negatieve, of omgekeerd), zolang blijft het hele mechaniek van je bewustzijn draaien.
Dus elke keer dat je jezelf echt dwingt, versterk je dat vermoeden in jezelf dat het wel opgelost kan worden, psychologisch… Afijn, op allerlei manieren. En je weet dan nog niet dat elke oplossing op dat punt alleen maar een voorlopige is, een voorlopige die weer ingewisseld kan worden voor een andere. 

Maar al die ingangen steunen dus nog op het geloof dat je het kunt als beperkte mens – waar we het nu deze keer al vaak over gehad hebben: dus die mens die in zijn eigen wereld leeft, een wereld die hijzelf opgebouwd heeft.
Zolang je dat denkt – en dat is meestal onbewust, want er zijn maar weinig mensen die weten dat er een diepere laag bestaat, waar problemen een totaal ander aanzien krijgen – maar zolang je dus in die wereld leeft en daar een oplossing verwacht, is die fysieke act van het zitten een onbegrijpelijk iets. Je moet het gedaan hebben, en gedurende langere tijd – hoelang weet niemand – om te gaan ervaren dat er iets anders is.
En dan moet je dat zitten nog doen zonder dwang. Dat is een heel ingewikkelde historie. Daarvoor heb je dus inzicht nodig, daarvoor heb je nodig – waar ik het gisteren ook over gehad heb – dat je jezelf in alle bewegingen, in alle gedachten, in alle gevoelens, in alle opwellingen, in alle strevingen, in alle idealen, leert kennen. En je kunt jezelf alleen maar leren kennen door naar jezelf te kijken en naar jezelf te luisteren. En daar de tijd voor te nemen. En te beseffen dat je niet plotseling het hele mechanische bewegen van jezelf – ook als je naar geluk zoekt, ook als je naar vrede zoekt – werkelijk leert kennen in zijn aard. Want als je het kent in zijn aard, dan houdt je daarmee op. Dat is het eigenlijk.

Wanneer houd je op tegen de deur te duwen die naar binnen toe opengaat, wanneer houd je daarmee op? En dat is een ervaringsfeit: je houdt ermee op als je een keer stilgestaan hebt. Dat betekent meestal als je in een heel erg groot gevaar bent geweest.
Het jammere met de meeste mensen is, dat ze niet nog écht in groot gevaar zijn geweest, zo’n gevaar dat ze hun leven zouden kunnen verliezen. Als je namelijk je leven kunt verliezen, geldt plotseling die belangenwereld niet meer, waar je tot nu toe in geleefd hebt en waar je je druk voor gemaakt hebt. Dat is zo’n moment dat er iets intreedt waarvan je voordien nooit iets hebt geweten.

Bij ons is het zo dat wij het gehoord hebben – we hebben gehoord van meditatie, we hebben gehoord van verlichting, we hebben gehoord van leegte, we hebben gehoord van stilte. En we denken: dat is een oplossing voor ons leven, dat is een oplossing voor al mijn moeilijkheden.
En dat is ook zo. Alleen, je moet goed beseffen dat het zich pas opent, als jij echt alles wat de wereld je tot nu toe geleerd heeft, wat de wereld je tot nu toe gebracht heeft, of onthouden heeft, totaal kunt vergeten. Totaal, zodat er zich niets meer beweegt. Dan is het moment gekomen dat die diepere laag, die altijd in ons aanwezig is, die de grond is van de wereld en van de schepping, zich aan ons openbaart.

Als dat het geval is, en we beseffen ons dat hij zich geopenbaard heeft. Want ik weet van een heleboel mensen uit de oorlog, vanuit het kamp – daar gebeurde het natuurlijk heel vaak …
[het orgel begint te spelen; gelach]

Je ziet het, ik zit en ik probeer.
Maar ook deze onderbreking is natuurljk heel inzichtelijk voor ons allemaal, hoe we daarop reageren.

Kijk, als je één keer beseft, en dat doe ik: het punt dat je je bewegingen, je pogingen, je moeite, je bezig zijn in de wereld zoals je die aanvoelt, dus dat is jouw wereld, opgeeft, komt onvermijdelijk, eens. Dat is een feit. Of het in dit leven komt, dat is wat anders, maar de ontwikkeling van het menselijk bewustzijn tendeert naar een doorbraak.
En wat we tot nu toe gezien hebben, op enkele uitzonderingen na, is dat die doorbraak meestal bewerkstelligd wordt door een fundamentele ingreep in het leven van de individu. Meestal zijn het rampen, maar het moet de mens persoonlijk bereiken. Als het hem niet persoonlijk bereikt, kan hij nog altijd vluchten in zijn eigen schijnwereld. Maar er zijn omstandigheden waarin dat niet meer gaat. En dan staat de mens dus op dat kruispunt, waar hij kan kiezen tussen geestelijk sterven of geestelijk leven. 

Dat punt is inderdaad, ook zonder die ramp, duidelijk te maken, want dat is eigenlijk wat ik probeer. Ik probeer jullie duidelijk te maken wat het níet is, en wat het zou kunnen zijn.
Daarom dring ik steeds op aan, dat je in jezelf registreert waar je toch nog op een of andere manier een oplossing tracht te vinden in jouw bekende wereld. En dus niet bereid bent om je hoofd te buigen eigenlijk en te zeggen: ‘ik weet het niet, ik weet het helemaal niet…’
Dat zegt bijna geen mens – bij zo’n ramp is het duidelijk, dan is er geen andere mogelijkheid dan de zaak aanzien voor wat hij is. Maar in het gewone leven kun je altijd wel weer een of andere oplossing vinden. En zolang dat aan de hand is, kun je niet doordringen, of liever gezegd, kan die diepere werkelijkheid niet tot je doordringen.

Daarom is het begrijpelijk dat een heleboel meditatiesystemen die facet van het geweld gebruiken. Dat is heel begrijpelijk. Maar omdat dat is niet echt een ramp, het is geen onpersoonlijke ramp, maar een geweld wat door iemand ingesteld is – weliswaar met jouw medeweten en met jouw toestemming, maar het is niet echt van buiten jouw leven. Er is een totale overgave gevraagd. En daartoe zijn wij eigenlijk niet bereid. We willen wel geholpen worden, maar op onze manier, maar niet op de wijze van een totaal kunnen luisteren. 

Kijk, het is allemaal heel mooi als je mooie muziek hoort en je raakt daarin weg, of je ziet de natuur en je raakt daarin weg. Maar ik heb het nu over iets veel blijvenders, iets wat dus ook aanwezig is als je het heel moeilijk hebt, iets wat ook aanwezig is als je ziek hebt, iets wat ook aanwezig is als je voor de dood staat. Het is dus een totaal andere verhouding tot datgene wat je ‘het leven’ noemt. 

Dat vraagt dus een grote mate van doorgaand verlangen, een verlangen wat ‘s ochtends als je wakker wordt in je aanwezig is, wat eigenlijk je de hele dag begeleidt. Omdat anders dat mechaniek, ons gewone mechaniek, het op elk ander moment van je overneemt. Zodat je dus niet meer kunt beleven vanuit die diepte.
Daarin zijn succes en geluk nog veel slaapverwekkender dan honger, want succes en geluk lijkt te bevestigen dat de manier waarop je leeft correct is. En dat is hij ook, vanuit het perspectief van de langzame evolutie van het menselijk bewustzijn – zoals ook de schepping nog steeds evolueert, maar oneindig veel langzamer dan het menselijk bewustzijn.
Je kunt al die rijken onderscheiden: dieren, planten, mineralen, overal is een evolutie. Maar de snelheid ervan is zo gering, dat wij die niet eens meer kunnen waarnemen. Maar bij het menselijk bewustzijn is dat sneller. En je hebt zelfs de indruk dat we nu nog sneller zullen moeten in deze tijd, met al zijn rampen. Het komt dus dichterbij.

Dat is wat meditatie eigenlijk is: de intelligentie om te zien dat dit gebeuren moet. Als je dat niet zult zien, of als je dat niet wilt zien, of gewoon niet ziet, dan zal het je overkomen, dan zul je lijfelijk merken dat het leven zo geen voortgang heeft.
Dus het is ook een heel duidelijke zaak van leven en dood, in geestelijk opzicht. Om dat voor jezelf te kunnen beseffen, is het waarschijnlijk nodig dat je er veel over hoort, telkens weer hoort dat het zo in elkaar zit. Want ik heb gemerkt dat dat werkt. 

Dan moet je niet ongeduldig zijn en niet zeggen: nou ja, over tien jaar moet het toch gebeurd zijn…
Dat is natuurlijk dwaas, het gaat heel langzaam. Het gaat heel langzaam omdat wij altijd weer terugvallen in die bekende wereld van voor- en tegenspoed, van geluk en niet geluk, van het behalen van een overwinning of het lijden van een nederlaag. In die wereld keren we altijd terug. Waar het om gaat is een blijvende gerichtheid op dat andere – wat voor jou op het moment nog geen werkelijkheid is, wat alleen zo soms even tot je doordringt.

Wat het nog extra bemoeilijkt, is het feit dat je het niet kunt willen. Dat is denk ik voor ons allemaal het grootste euvel, het grootste struikelblok, dat we heel lang blijven menen dat we het kunnen willen. Terwijl het alleen maar mogelijk is als we in staat zijn om werkelijk te zeggen: ‘ik weet het niet, ik wil het wel vernemen, maar ik weet het niet…’
En wat betekent dat als je dat zegt: ‘ik weet het niet.’ Dat wil zeggen dat je er geen voorwaarde meer aan verbindt, op geen enkel punt. Dat je wezenlijk uitgaat van een blanco, een blanco waarin nog van alles gebeuren kan. 

Als je in dat blanco – waar je dus niet meer beweegt, niet meer poogt iets voor elkaar te krijgen – kunt wachten, kan die diepere werkelijkheid, die niet in de tijd ligt, die niet gebonden is aan jouw geboren zijn en sterven, tot je doordringen. 

Dat is natuurlijk iets wat in deze wereld heel vreemd is, een wereld waar steeds snellere, efficiëntere, verder reikende oplossingen worden gevonden, en gezocht. Maar het zijn allemaal oplossingen voor de wereld die wij kennen, voor de wereld die we kunnen beschrijven, die we kunnen definiëren, waar we ons een gedachte over kunnen vormen. En omdat die versnelling op het ogenblik heel duidelijk aan de gang is, denk ik dat het moment dat wij hiertoe vrijwillig zullen overgaan, of willen overgaan, ook naderbij komt, zonder dat we dat merken.

We zijn gedwongen om ons steeds meer bewust te worden waar we nog geen weet van hebben, waar nog steeds onbekende factoren een rol spelen. En via de beeldbuis en via allerlei communicatiesystemen, dringt dat geleidelijk aan tot iedereen door. Dus iedereen wordt voor dat punt gesteld. Maar, zoals ik daarnet al zei, er is wel een moment van vrijwilligheid in dit hele geval. Want je kunt het  ook naast je neerleggen, je kunt ook zeggen: het zal wel waar zijn, maar vooreerst doe ik het op mijn manier… 

En als je vraagt: wanneer is iemand bereid om zijn hele sores van het leven wat hij geleefd heeft, achter zich te laten en blanco te zijn, dan is dat een hele zwaarwegende vraag. Je moet daarvoor echt aan het eind van je Latijn zijn. Of je moet, wat wel voorkomt, van heel kleins af aan geweten hebben dat het niet zo zit als de mensen je vertellen, dat je dus van heel kleins af aan alles wantrouwt wat je wordt medegedeeld. Maar dat zijn maar heel enkelen. Voor de meesten is het zo, dat er iets in het leven kan gebeuren, waardoor ze gevoelig worden voor de idee dat er iets totaal anders is waar je opmerkzaam op moet zijn. Maar dat kun je natuurlijk niet, zolang je nog toch vertrouwt op die voorlopige wereld van geboorte tot dood. 

Ook mensen die wel eens voor zo’n absoluut punt gestaan hebben, zo’n absoluut punt dat ze weten: ‘ja, nu is het afgelopen’, dat ze stilgestaan hebben, merken gewoon als ze het overleven, dat dan het zogenaamde gewone leven zijn recht herneemt. En de beslissingen die je op dat moment genomen hebt, langzaam maar zeker – en dat is heel verraderlijk – vervagen, dat ze weggaan, opgenomen in de gewoontebeweging van het leven. En dan denken die mensen: wat heb ik nou eigenlijk gedaan, dat het weggaat…
Het enige is: ze zijn niet opmerkzaam gebleven.

En het opmerkzaam zijn, dat is een kunst. Want het komt alleen maar van het opmerkzaam zijn. Het is geen worsteling, het is geen bereiken. Dat is het allemaal niet, het is een opmerkzaam zijn. Een opmerkzaam zijn waardoor in jezelf, door dat opmerkzaam zijn, dat andere eigenlijk al ingeschakeld is. Want echt opmerkzaam zijn is vanuit het andere.
Als je opmerkzaam bent, wat het ook is, dan zijn er een paar dingen heel duidelijk: je hebt geen haast meer, en alle mensen die ik bij me krijg hebben haast. Je hebt geen haast meer, want in het opmerkzaam zijn weet je tot in het diepst van je ziel, dat haast onmogelijk is, haast is van de tijd.
Het kunnen verwijlen bij wat er gebeurt – en dat hoeven echt geen geweldige dingen te zijn, het zijn meestal juist de niet geweldige dingen: de manier waarop je eet, de manier waarop je het voedsel tot je neemt, de manier waarop je iemand aankijkt, de manier waarop je luistert, de manier waarop je je beweegt, of je in die beweging aanwezig bent, of je voelt wat er gebeurt.
Dat is de wijze waarop je op een heel vanzelfsprekende manier ertoe komt te gaan zitten. En te merken dat het zitten een extra verdieping is, een extra versterking van dat vermogen, waarin, én die mens die je geworden bent in dit leven, én die impuls die gemaakt heeft dat je in dit leven staat, samenvallen.

En die impuls is van alle tijden, die is dus niet geïnteresseerd in tijdelijke oplossingen, die is absoluut niet geïnteresseerd in tijdelijke overwinningen of tijdelijk verdriet. Die is uitsluitend geïnteresseerd in hoe dat wat niet te zeggen is, op aarde tot uitdrukking kan komen. Op een manier die geweldloos is.
Overal waar geweld in zit, ook waar je het niet zo direct ziet, overal waar dwang in zit, daar is de impuls uit, daar is de eeuwigheid uit. 
Vanuit het andere kun je heel beslist zijn, maar dat is geen geweld, dat is iets totaal anders. 

Als jullie dit begrijpen, dan begrijp je ook dat je omtrent al die dingen waar we ons mee bezig houden, geen gedachten moet vormen. Dat je aangewezen bent op wat je van moment tot moment opmerkt. Omdat in dat opmerken, daar zit het in, dat is de ervaring. Dat is de ervaring met een open einde, een ervaring die dus alles nog openlaat, die op geen enkel moment tot een vast omlijnd iets komt, die altijd veranderen kan. En toch is hij wezenlijker dan je adem.

Wat je op de koop toe zult moeten nemen – daar wil ik mee eindigen – is dat je je ertegen verzetten zult. Dat er tijden zullen zijn dat je die overgave bespottelijk vindt. Dat je het kleineert, al is het maar in gedachten – omdat het zich niet laat dwingen. En dat is iets heel ergerlijks voor ons, als iets zich niet laat dwingen, in een wereld waarvan wij denken dat wij hem gemaakt hebben – en dan hebben we, tot op de dag van vandaag, nog geen sprankeltje leven gemaakt…
Maar je moet dus van jezelf op de koop toenemen dat je er boos over bent, dat je het vergeten zult, dat je het belachelijk zult maken. Dat hoort er allemaal bij.
Maar ik hoop dat in ieder van jullie dat heel kleine vermoeden blijft leven, dat vermoeden dat het heel anders is, dat alles toch bij elkaar hoort – al lijkt het voor ons alsof alles steeds meer verdeeld wordt, alsof alles steeds meer gespecialiseerd wordt, verbrokkeld, vernietigd. Dat je in jezelf dat hele, hele kleine, flauwe vermoeden houdt dat het anders is. En dat jij, zoals je bent, daar eens kennis van zult nemen. Dat hangt alleen maar van je verlangen af of dat in dit leven zal zijn, of dat je er langer tijd voor zult nemen.
Maar het is ook zo dat als dat vermoeden één keer in je geplant is, het eens zal ontkiemen en tot wasdom komen. En dan zul je merken dat al die verschillen en al die vijandigheden en al die gewelddaden, uiteindelijk toch leiden tot dat besef dat wij vanuit de impuls van de eeuwigheid hier zijn.


naar boven