Zoals jij het vertelt gaat het de eeuwigheid in

Hanna Mobach, ‘Bootjes’ (detail), 2012.
Installatie gemaakt voor hospice ‘Veerhuis’ in Amsterdam (volg deze link)
Toespraak september 2022
 > Archief Toespraken
Huissen april 1993
Woensdag 21 april
Inleiding
[download]

Ik heb ook deze sessie van velen van jullie een verhaal gehoord. En dat is in de veertig jaren dat ik nu bezig ben natuurlijk altijd zo geweest.
Soms komt de vraag in me op wat het signaal is dat uit al die verhalen opklinkt. Variaties zijn er net zoveel als er mensen zijn die verhalen vertellen. En je bént natuurlijk zelf ook een verhaal.
Ik geloof dat het typisch menselijke er niet in ligt dat je het verhaal vertelt, maar dat je je bewust bent dat je het verhaal vertelt, dat je je bewust bent dat je een verhaal bent.
De meeste mensen vertellen alleen maar een verhaal, en laten het dan aan mij over om te beseffen wat dat verhaal betekent. En misschien is die tussenfase nodig, dat je alleen maar een verhaal vertelt en je niet bewust bent dát je een verhaal vertelt, en nog minder dat het er eigenlijk om gaat hoe je dat verhaal vertelt. Want in dat ‘hoe’ zit het signaal.

Ik herinner me dat de oude vertelster, de vrouw van een dalang – een Indische wajangspeler – die de hele Mahabarata, het grote heldenepos, uit het hoofd kende en mij die verhalen vier jaar lang vertelde, op een keer tegen me zei: “Je hebt nu heel lang geluisterd, de tijd gaat komen dat je het verhaal moet vertellen.”
Daar bedoelde ze het grote Verhaal mee waarbinnen mijn eigen verhaal er een is van de vele, vele verhalen die er zijn – dat oneindige Verhaal dat altijd doorgaat en dat door iedereen die het vertelt vergroot en vernieuwd wordt, omdat je je eigen verhaal aan dat hele grote Verhaal toevoegt.

Als je dat beseft dan krijgt het leven een heel ander aanzien, dan kun je niet meer passief zijn, je kunt het je niet meer laten vertellen – je beseft dat je zélf vertellen moet.
Dat is een hele grote verantwoordelijkheid, want zoals jij het vertelt zal het de eeuwigheid ingaan en andere mensen bereiken. En als jij het alleen maar passief vertelt, als iets wat gebeurd is, dan is het eigenlijk niet gebeurd, dan is het voorbijgegaan als een schimmenspel dat je hart niet bereikt heeft.

Ook in de liefdesdaad moeten wij nog leren menselijk te zijn en niet alleen maar op een of andere manier de soort voort te planten.
Dat is een geheel nieuwe uitdaging, dat ligt niet in de oude lijn van voorbehoedmiddelen en technieken. Wij moeten gaan beseffen dat de liefdesact iets anders is, dat het een nieuw verhaal is, een nieuw verhaal dat door twee mensen verteld wordt en waarbij het niet gaat om samensmelten, maar waarbij ieder de pracht en de kleur, de spanning en het verdriet en de vreugde van dat ene verhaal beleeft, dat ze niet alleen aan elkaar vertellen maar aan de hele wereld.
Dat is een echte bijdrage en niet alleen maar de voortplanting die bijna mechanisch verloopt, het is de overgang van het dier naar de mens. Het is een van die momenten waarin de kwaliteit van de activiteit, de kwaliteit van het vertellen, het eigenlijke is waarin die hele mens vertegenwoordigd is en waarin hij z’n majesteit behoudt – en daarbij niet ondergeschikt wordt aan de tweeheid, maar soeverein blijft en vrij om te vernemen.

Dat is de andere kant van het verhaal, de kant van het vernemen: de mogelijkheid om een verhaal te laten reiken naar het tijdloze, zit in het vermogen om te vernemen. Dat betekent dat je heel veel verhalen gehoord moet hebben om geleidelijk aan te gaan ontdekken dat dát pas de materialen zijn waaruit het echte verhaal geboren kan worden, het verhaal dat niet ingewisseld kan worden voor een ander verhaal, maar dat uniek is.

Ik denk dat de mens uniek is. Niet dat we ons zo gedragen, we gedragen ons eigenlijk als een onvermijdelijk afgietsel van een mal die verwijderd wordt. Wij laten ons dat doen doordat we onbewust zijn, doordat we alles wat verteld wordt volgens bepaalde maatstaven gemakkelijk bij ons binnen laten glijden, in die grote verzamelput van het onbewuste. En dan zijn we nog verbaasd dat we daar last mee krijgen, en dat daar agressie, oorlog en al hetgeen wat we al zo goed kennen, uit volgt.

Het begint helemaal in het begin, bij het besef dat je een verhaal moet vertellen waarvan je de draad weet, de plot weet, de spelers weet, maar dat jij ze nog tot leven moet brengen, zodat het werkelijke figuren worden die iets verbeelden, die een beroep doen op dat unieke vermogen in ons allemaal om dat wat gezegd wordt te vullen met leven, te vullen met onze eigen gedachten en gevoelens.
Daarbij kunnen we niets vermijden – zonder daarbij slachtoffer te worden van de mode, die vroeger was dat het een happy end had en nu dat iedereen sterft. Maar we moeten dat verhaal vertellen zoals het geleefd is, met al z’n hartbrekende momenten, met z’n wanhoop, maar ook met z’n vreugde, z’n verruiming, z’n verlichting zelfs. In het besef dat dát onze eigenlijke opgave is in het leven – en niet dat we passief ons lot volbrengen en proberen een veilig, gezellig hoekje te vinden waar we voort kunnen leven.

Het ligt echt aan ons – aan mij, aan ieder van ons hier – of er dat verhaal aan toegevoegd zal worden wat al van het Totaal is, waarbij je er alleen een andere kleur, een andere diepte, een andere verte, een andere boodschap, een ander verlangen in tot leven kunt brengen.
Dat is nodig wil de totaliteit een uitdrukking vinden, want in die uitdrukking wordt die totaliteit zich bewust van zichzelf als geheel. Dat is onze eigenlijke opgave, daarvoor zijn we op aarde.
Als je beseft dat dát van je gevraagd wordt, kun je niet blijven steken in je eigen vertelling, dat is onmogelijk.
Je kunt ook niet blijven steken in een jeugdtrauma, anders gebruik je, met de blik gericht op waar je bent blijven steken, maar een kwart van je leven. Je ziet dat dat trauma weliswaar een handicap is, maar het is alleen maar een handicap, het is niet iets wat je afsnijdt! Zeer waarschijnlijk heb je het zelf gekozen om beter te beseffen waar het om gaat, om beter te beseffen wat er van jou verwacht wordt! Niet door een of andere Lieve Heer op Zolder, maar vanuit je eigen levensimpuls, die levensimpuls van het totaal die tot bewustzijn moet komen.
Als je alleen maar passief blijft harken aan je eigen ongenoegen, gaat dat leven voorbij, en je hebt het niet gezien, je hebt het niet gehoord, en bovenal, je hebt het niet verteld, je hebt niet de spanning gekend van dat moment dat je weet: nu moet ik vertellen, nu gaat het niet meer om mij, het gaat om een verhaal waarvan ik ben!
Er is niemand die je daarop gewezen heeft, dat moment ontstaat diep in je hart.

Wat straks sterft, eens, is niet het verhaal, het is de verteller. Dit verhaal weeft zich samen met al de miljarden verhalen die er al verteld zijn en vormt zo datgene wat ons in leven houdt.
Ieder van ons moet z’n verhaal vertellen. Je kunt het uitstellen – dat doen veel mensen. En het merkwaardige is dat het totaal zo barmhartig is dat het je altijd weer een nieuwe gelegenheid geeft om je verhaal te vertellen.
Als zodanig is de dood een groot iets, het is heel barmhartig, het is ook heel lieflijk, het is niet iets om bang voor te zijn – de wijde mantel van de dood die alle dwaasheid toedekt.
Je krijgt dan weer de mogelijkheid om door te dringen tot het eigenlijke verhaal, jouw verhaal. Jouw verhaal is niet het verhaal van je buurman, het is jouw verhaal, wat jij alleen vertellen kunt. Dat is nodig, veel en veel nodiger dan alle goede werken die je verzinnen kunt.

Maar om je verhaal te vertellen moet je kunnen vernemen, dat hangt samen. En om te kunnen vernemen moet je de passieve kant van je verhaal kunnen laten voor wat het is: het materiaal wat je aangeboden wordt, je lot, je karma, wat zich uit in de levenssituaties waar je doorheen gaat, en die wij altijd proberen te veranderen naar ons beeld. Dat is wat je aangereikt wordt. En nu moet het nog gebeuren, nu moet daar dat unieke verhaal van gemaakt worden.

Als je dat beseft is het niet zo moeilijk om stil te zijn, om te luisteren, ook als een ander iets vertelt.
Want onder alle woorden door – die meestal een klacht zijn – klinkt iets anders op: dat wat er opklinkt terwijl een ander je iets vertelt is het eigenlijke wat hij mee wil delen. Alleen hij hoort het zelf niet, hij is nog niet geoefend in luisteren, hij luistert met de materialen van z’n eigen verhaal. En dat kan natuurlijk niet, want dan kun je het signaal van de ander niet vernemen.

Ik ben er diep van overtuigd dat als je dit beseft, je niet zult oefenen met de oude intentie, echt niet! Je oefeningen krijgen dan de plek die ze eigenlijk hebben, dat is namelijk het verfijnen, het doorzichtig maken van dat fantastische lichaam wat je hebt, waar je zo gedachteloos mee omspringt – wat een van de redenen is dat je niet verneemt, want als je daar bot mee omgaat, kun je niet de nuances van het verhaal vernemen.
Je zult goed moeten beseffen wat oefenen is, wat luisteren is, überhaupt wat leven is.
Meestal leven we alleen maar volgens het stramien dat de generaties vóór ons hebben geschapen. En ook zij hebben het niet bewust geschapen, het is gewoon gebeurd. En wij gaan door in dat gareel, met kleine uitzonderingen, met kleine variaties, en daar zijn we heel trots op. Maar het is niet echt iets, het is niet echt vanaf de aanvang af opnieuw geprobeerd!

Daarom missen we ook dat moment wat in ieders leven zou kunnen zijn, dat een mens beseft ‘Nu, ik kan het niet meer uitstellen, nu moet mijn verhaal verteld worden!’
Je weet niet hoelang het duren zal. En je weet niet of het een goed verhaal zal zijn. Maar je kunt het niet meer uitstellen!
Dat vind ik het meest opvallende, dat we er eigenlijk vanuit gaan dat we het nog altijd kunnen uitstellen, dat er wel een Lieve Heer is die het ons geven zal. Dat is een misvatting. Dat moment van verantwoordelijkheid, dat is er, dat is niet iets geleidelijks. Misschien, als je aandachtig leeft, dat de beginselen ervan geleidelijk ontstaan. Maar het moment dat je ter verantwoording geroepen wordt – dat is een moment. En daarin heb je geen tijd om jezelf rekenschap te geven of je klaar bent of niet klaar.
In al die verhalen die ik hoor, zijn mensen altijd bezig met de vraag ‘Ben ik er wel klaar voor?’
Dat is onzin, je bent er nooit klaar voor – of je bent er altijd klaar voor.
Dat is een van die kenmerken van onze passieve maatschappij.

Als je dit beseft, is het leven eeuwig. En dan weet je dat voor altijd. Want jouw verhaal roept als het goed is verteld een nieuw verhaal op. We zijn pas mens als we ons verhaal zo vertellen dat het heel vanzelf een nieuw verhaal wordt.
Dat hoeft niet in de vorm van een kind te zijn, dat is een materialisatie van een nieuw verhaal. Maar het nieuwe verhaal is er op het moment dat jij je verhaal met alle vezels van je ziel vertelt.

Dat is denk ik waar meditatie om draait – waar we in de loop van de generaties vóór ons allerlei methodieken en systemen voor ontworpen hebben. Jammer genoeg zijn we teveel gaan vertrouwen op die systemen en methodieken, en hebben we vergeten dat we het moeten bezielen.
De systemen en de methodieken kunnen een hulpmiddel zijn, maar ze kunnen nooit de ziel van de meditatie vervangen. Dat moeten we goed beseffen, dan zullen we hygiënischer met systemen en methodieken omgaan en ze gebruiken waarvoor ze bedoeld zijn.
Dan zal je gaan ontdekken dat in al die oefeningen een mysterie verborgen ligt, een mysterie wat zich niet geleidelijk aan ontplooit maar er plotseling is – op het moment dat je je niet meer vastklampt aan een oefening, maar hem in z’n waarde herstelt.

Wij kunnen, denk ik, elkaar daarbij behulpzaam zijn door elkaar niet te belasten met alleen maar het materiaal, maar ook te laten voelen dat we onze verantwoordelijkheid beseffen voor ons eigen leven, ons eigen verhaal.
Dat verandert je instelling fundamenteel, want je luistert dan op een andere manier naar een ander, je luistert naar het signaal van die mens, ook al verwoordt hij het niet. Dat gaat natuurlijk ver uit boven antipathie en sympathie, aardig en niet aardig, of rottig.
Wij kennen jammer genoeg alleen maar wat wij ‘menselijke betrekkingen’ noemen, en dat is heel passief. Ook de psychologie gaat daar vanuit, evenals de astrologie.
Ik denk dat dat op zich heel wijs is. Maar het eigenlijke niveau wat bepalend is komt daar niet in tot uiting, dat blijft geheim – godzijdank, anders zouden we daar ook aan sleutelen – dat blijft zichzelf, dat laat zich niet te voorschijn peuteren. Het openbaart zich als de tijd daar is. Maar je kunt het voelen wanneer de tijd daar is – als je niet maft. Dan weet je ook dat het niet uit te stellen is.

Ik hoop met heel mijn hart dat jullie daar attent op zullen zijn, dat jullie mij niet nodig hebben om je eigen verhaal, dat al zolang wacht, te vernemen – en het te vertellen op een of andere manier door wat je doet, door wat je zegt, door wat je leeft. Waarbij je helemaal niet afhankelijk bent van de bijval of de afkeuring van de passieve menigte. Jij staat op het punt om je verhaal te vertellen, en het interesseert je geen lor of je het goed zult doen of niet, je moet.

Ik hoop dat jullie je dit zult herinneren. We zien elkaar denk ik nog vaak, maar we zullen altijd op een of andere manier bij dit punt uitkomen. En dan is het goed dat we bij elkaar komen, dat we elkaar kunnen herinneren aan wie we zijn, zodat we ons erfdeel in ontvangst kunnen nemen.

naar boven

< terug naar Vijfdaagse april 1993