Niksdoen moet je leren

Eefde juli 1988 | Zondagmorgen

Inleiding
[download]

Het is eigenlijk heel jammer dat Epi[1] z’n les moest beëindigen, want het is een heel basaal iets, namelijk het kunnen ervaren van je eigen lichaam. En het is noodzakelijk dat je je eigen lichaam kunt ervaren, in positieve en in negatieve zin, wil je ooit in staat zijn om die omkering in je ervaring te weeg te kunnen brengen, die noodzakelijk is. Je kunt geestelijk niet iets doen, als je niet lichamelijk ook verandert. Dat  is wetmatig.
Want we beseffen veel te  weinig dat een heel stuk van onze wijze van ervaren bepaald is door de conditie van ons lichaam. Je moet eigenlijk een betrouwbare grond hebben, een betrouwbare basis, vanwaaruit je die studie van je bewustzijn doet. En als je ziek bent, heeft die ziekte ook alleen maar zin als je ervaart wat die ziekte inhoudt, wat ie voor boodschap heeft. Dan kun je met ziek zijn zelfs  gelukkig zijn.

Als je echt wilt doordringen tot jouw manier van ervaren – dat betekent dus ook zoals je de wereld ervaart. En dat betekent ook zoals je de ander ervaart. En dat betekent ook zoals je vindt dat het is, of zoals je vindt dat het zou moeten zijn.
Dat gaat allemaal terug op de mogelijkheid om te beseffen dat jouw hele ervaring, de hele wereld zoals jij hem voelt, ziet, denkt, ervaart, dat dat jouw wereld is. En dat het zéér de vraag is of die wereld van jou, overeenkomt met de werkelijkheid, dus met de wereld die er is.

Zelfs de topwetenschap van dit moment weet één ding heel goed, dat ze niet weten hoe de wereld in elkaar zit. En wij zijn in precies dezelfde positie. Alleen wij zijn onmogelijk arrogant en denken dat we wél weten wat de wereld is, we hebben er allerlei meningen  over. En we slaan daar elkaar mee om de oren en we proberen heel slim te zijn.
Maar het is gebaseerd op niets. Het is gebaseerd op een wijze van waarneming, die, als we een heel klein beetje aandachtig zijn, gebaseerd is op allerlei veronderstellingen die nergens op slaan. En omdat alle mensen om ons heen op dezelfde manier bezig zijn, geloven we er ook nog in. En denken we dat we een vaste grond onder de voeten hebben. Maar dat  is helemaal niet waar.
Daarom doe je heel wijs  om terug te gaan tot heel eenvoudige dingen, ervaringen van je lichaam, en daarbij stil te blijven staan. En niet in de zenuwachtige haast van je ontregelde geest altijd maar door te rennen. Maar eens stil te staan bij al die uitingen van je lichaam, die impulsen die je van daaruit krijgt. En daar zó lang bij stil te staan dat je ze echt ervaart. Dat je geen behoefte meer hebt aan de honderd-en-een dingen waar je je leven mee vult, de boeken, de televisie, de verstrooiing in eindeloze vormen – waar we natuurlijk nooit genoeg van krijgen, want we worden steeds zenuwachtiger, steeds opgedraaider en we hebben steeds  meer nodig.

En soms is het leven zo barmhartig om ons alles te ontnemen en dan hebben we een kans. Die pakken we niet. We beginnen als een razende de oude toestand te herstellen, op een andere manier. En het ernstigste wat ons kan overkomen is dat je doodgaat, en dan is inderdaad alles weg. Daarom zijn we er ook zo ontzéttend bang voor… Terwijl het een geweldige sanering is. Het is de enige mogelijkheid waarop iets nieuws ontstaat – dat wil blijkbaar niet tot ons doordringen, dat het echt de enige mogelijkheid is waarop iets nieuws ontstaat, dat het volledig en totaal wordt afgebroken.
Zolang we met die angst lopen, zullen we ook niet bereid zijn om in het leven wat we leven te sterven. En als we dat niet wensen, en we zijn er zelfs bang voor, zullen we altijd ongestorven, als oude mensjes, blijven doorgaan. Zenuwachtige oude mannetjes en vrouwtjes. Vol van plannen en ideeën, rondrennend  in hun eigen kleine wereld. En we zullen nooit de majesteit kennen van wat gegeven is in de schepping, van het in en uit van de adem, van het tot je nemen van voedsel en het ontlasten, van het geboren worden en het sterven.

Dat de ouderdom en het sterven in  onze maatschappij zo ontzettend afstotend is, komt omdat we leven zoals we leven.
Als een van jullie een voldragen mens zou hebben zien sterven, dan zou je begrijpen wat ik bedoel. Dat is iets wat je nooit meer vergeet, dat is een voleinding die je nooit vergeet. Daar zit een vreugde in, aan de ene kant, en een diepe ernst aan de andere kant, die onbeschrijflijk  is…
Terwijl bij ons is het armetierig, zielig, vaak, omgeven met gejengel.
En het komt allemaal omdat we net doen alsof dat wat we ervaren, vaststaand is en werkelijk is.

We leven eigenlijk onophoudelijk in stemmingen. En we manipuleren stemmingen. Dat zullen we waarschijnlijk steeds beter kunnen.
En natuurlijk zullen we altijd gelukkig zijn dan, maar het is een afschuwelijke gelukkigheid, die geen enkel contact heeft met de werkelijkheid – de werkelijkheid is ontstaan en vergaan. En daar willen we niet aan, nee hoor, dat willen we niet. Maar de werkelijkheid is ontstaan en vergaan. Dat is het echte leven. Dat is ontmoeting en afscheid. Dat is samengaan en uiteengaan, zonder reden, zonder waarom, zonder rechtvaardiging.

Om dat te beseffen – en dat kun je niet uit boeken leren, dat kun je niet uit voorbeelden leren, dat kun je niet beargumenteren. Daarvoor moet je gewoon leven, heel intens leven. Waar je niks meer van je afschuift wat op je pad komt. Waar je eindelijk begrepen hebt dat de situatie waarin je bent, onberedeneerbaar zo is als voor jou nodig is. Het hangt er alleen maar vanaf hoe jij leeft, of jij die situatie l00% zult voleindigen. En daarin jezelf voleindigen. Dat is het grote wonder, als je je basis aanvaardt, dan kun je jezelf voleindigen. Maar zolang je je basis niet aanvaardt, is dat onmogelijk.
Hoe is je basis? Het is dus alles. Dat is de hele evolutie van duizenden jaren. Het is het particuliere stel ouders wat jij gekregen hebt. Het land waar je in geboren bent. De bevolkingsgroep waartoe je behoort. Het organisme wat je meegekregen hebt. Alles, alles, alles, alles… Dat is je situatie, dat is je basis. En ga maar eens in je leven na, hoe je eigenlijk altijd bezig bent om van je basis af te komen. Alles beter dan je basis te aanvaarden…

Daarom zijn we ook zo afgesneden van ons lichaam; moeten we oefenen, oefenen, oefenen, om contact te krijgen met ons lichaam.
En dat begint al heel jong, waar onze ouders zich inspannen om dat contact te verbreken, met hun religies, hun moraal, hun levensopvatting… En wij moeten het dus weer herstellen. En dan moeten we ook nog liefde hebben voor ons lichaam, dat we dat als we dat herstellen, het weer niet dwingen. Want dat is dan de volgende stap die we in onze arrogantie ondernemen. We vinden dat dat lichaam het allemaal maar moet kúnnen. En we willen dat altijd binnen de kortste keren, de kortste keren contact met je lichaam, de kortste keren  beheersen van je lichaam, enz. enz. En dat kan gelukkig niet. We kunnen onszelf in de geest eindeloos verminken. Maar met het lichaam gaat het maar tot een bepaalde grens, dan zegt het: nee baas, ik kan niet meer, doe het maar zelf.
Het is echt heel erg fijn dat dat zo is, want anders zouden we dat ook eindeloos kapot maken.

Maar wat we met ons lichaam doen, doen we met de geest. En zoals gezegd, daar kunnen we véél verder gaan. Maar het is natuurlijk niet wijs, het is zelfs zeer onwijs.
En de redenen dat we dat doen, zijn belachelijk. Het zou eigenlijk heel gewoon zijn, dat je de tijd nam om je geest te bestuderen – zoals je soms naar de wind kunt luisteren of naar de sterren kijken, zonder reden, zonder gewichtigheid, zonder arrogantie, zonder als wereldverbeteraar rond te tollen. Want we zullen het moeten hebben van het stil gadeslaan, beleven, van wat nog niet ziek gemaakt is, ook in onszelf.
Dat betekent dat je een houding hebt van eerbied ten aanzien van jezelf, van voorzichtigheid ten aanzien van jezelf. Want als je niet voorzichtig bent en geen eerbied hebt voor jezelf, kun je het ook voor een ander niet hebben. Je kunt wel een heleboel technieken leren, maar dat is niet echte eerbied. En als die er niet is, dan is er geen echte liefde. Als je niet die eerbied voor jezelf hebt, dan zul je altijd een ander dwingen.
Dat is heel tragisch, maar het is zo. En of je dat nou in naam doet van een religie of in naam van een idee of een ideaal, maar dwingen zal je.

De wereld waarin we leven ís die wereld van die miljarden mensen die elkaar dwingen, met alle goede bedoelingen van dien. We hebben heel veel wetenschappen en ieder is in die wetenschappen op zijn deelgebied bezig en allemaal zijn we bezig elkaar te modelleren.
Het begint héél in het begin, namelijk dat je denkt te weten wie je bent. En dat je denkt te weten hoe de wereld is. Dat  is het begin. En je hebt niet gekeken en je hebt niet geluisterd en je hebt niet stilgehouden. En zo is het natuurlijk met alle mensen om je heen ook zo. En we raden elkaar aan om dit te doen en dat te doen, en de ander raadt weer aan om dat en dat te doen. En zo verloopt ons leven. En we hebben het leven niet gezien en we hebben het leven niet ervaren.

Door alle eeuwen heen zijn we soms, heel soms, hiermee bezig geweest. En sommige mensen hebben daar iets van gezegd. En die hebben je terugverwezen naar jezelf, wat jij kúnt en waar jij moet beginnen. En we hebben het gehoord, en we hebben het onmiddellijk vertaald in onze eigen wereld van dwang, van macht, van manipulatie.  En wij, de erfgenamen van al die ontwikkelingen, kunnen dat voortzetten, we kunnen er hele dikke boeken erover schrijven, zoals eigenlijk ook de wetenschap gedaan heeft, alleen die was minder gehinderd door autoriteit. Of we kunnen beginnen bij het begin, ongehinderd – dat is heel moeilijk, ongehinderd door alle kennis die al verzameld is – en opnieuw die ontdekkingstocht ondernemen, naar alle kanten toe. En gaan ontdekken wat voor gebieden wij allemaal vertegenwoordigen in ons menszijn. En daar de tijd voor nemen, Echt de tijd voor nemen. Beseffen dat het bijna nog belangrijker is dan voedsel tot je nemen. De tijd nemen om te ontdekken. Midden in dat jachtige, drukke, vréselijk belangrijke leven wat je hebt. Pauzeren voor dit. Dit wat het probleem is van alle eeuwen, wat het probleem is van de hele mensheid. Maar je door niets laten afleiden, niets! Als een rots blijf je bij dat waar het om gaat.

Het is een levenskwestie. Het is niet iets moois erbij, iets verhevens erbij, het is een levenskwestie, het gaat om dood of leven. Erbij blijven, ontdekken, verifiëren, opnieuw er op ingaan.
Het wonderlijke is, dat als je dat doet, de wereld verandert. Dat je niet meer teruggaat op het verleden, de bevindingen van het verleden, op de bevindingen van anderen. Maar dat je teruggaat op de basis, het leven zelf. En daarin verandert je wereld.
Die wereld die je dacht te kennen, die heel anders blijkt te zijn. De mensen die je dacht te kennen en die heel anders blijken te zijn. En waarin je voor het eerst gevoel hebt van contact, contact met iets werkelijks, iets wat sober is , wat hecht is, wat niet verklaard hoeft te worden, wat niet aanbeden  hoeft te worden, wat niet gestimuleerd, gepropageerd hoeft te worden, maar wat er is, onomstotelijk aanwezig. En waarvan jij deel bent. Waarin al die problemen, waar wij altijd mee bezig zijn, belachelijk zijn, van absoluut geen enkele betekenis.

Dat betekent dat je ophoudt te redeneren en te argumenteren, en dat je alleen maar onderzoekt. En dat kun je op duizenden manieren, je kunt dat in je wijze van bewegen, je manier van ademen, in de wijze waarop de energie door je heengaat, hoe je lichaam is, hoe je lichaam je geest beïnvloedt en je geest je lichaam. Het is aan de ene kant heel simpel. En aan de andere kant, als je ermee begint, blijkt het een hele gecompliceerde, verbonden, complexe wereld te zijn. En in die wereld is absoluut geen haast. En al die vragen die we stellen over ‘ja maar, wat dan’, die kunnen daar niet bestaan. De vragen  komen alleen maar uit onze schijnwereld. Die bestaan daar niet.
Het is dus een wijze van leven. Een wijze van leven, waarin je plaats inruimt voor waar het om gaat. En dat is alles – het gaat om alles, om alles in de wereld, daar gaat het om. En het moet toch niet zo vreselijk moeilijk zijn om daarvoor één uurtje van de 24 in te ruimen – liever natuurlijk vier of vijf uur.
En ik garandeer jullie, als je eraan begint, dan zul je er steeds meer uren aan besteden. Daar hoef je jezelf niet voor te dwingen. Het is heerlijk. Dan ben je ook voor eens en voor altijd af van dat gelamenteer over ‘hoe lang moet ik oefenen’. Inderdaad, zoals die Zen meester zei: ‘Vierentwintig uur van de dag.’
En het hoeft je helemaal niet af te houden van dat vreselijk belangrijke leven wat je op het ogenblik leeft, echt niet. Dat kan er makkelijk bij. Alleen, je bent dan je gulzigheid kwijt. Hè, we zijn op het ogenblik allemaal ontzettend gulzig, maar we hebben geen verteringssysteem wat er iets aan heeft. Het gaat regelrecht naar de WC-pot.
Dat is echt de toestand. Als je de tijd neemt voor het allerbelangrijkste, dan kan het ook verteerd worden. Dan kun jij groeien, vervolledigen én sterven – bij vol bewustzijn sterven. Terwijl je leeft, midden in je leven, kun jij loslaten wat niet meer nodig hebt – wat je nodig hebt gehád, maar wat nu niet meer nodig is.
Zoals als je verteerd hebt, je ontlast, omdat het je anders in de weg zit, zo moet je met je ervaringen, met je kennis, daar moet je ook vanaf. Want het zit je in de weg. En dat kun je heel natuurlijk, zoals je ook naar de WC gaat, kun je dat, als je beseft dat het leven een doorgaande beweging is, van ontstaan en vergaan.
We hebben altijd gezocht om ons te verbinden met datgene wat niet binnen het ontstaan en het vergaan valt. En dat willen we vreselijk graag. Alle religies zijn erop gebaseerd. Maar één ding willen we niet: accepteren dat we moeten geboren worden en moeten sterven. We willen best van alles vinden, maar niet daaraan raken, altijd blijven leven.
En doe wat je wilt, dan lukt het niet. Dan zit je jezelf altijd in de weg, dan zit het verleden en alle andere ervaringen van daarvoor, zitten je altijd in de weg. Dan lijd je aan een doorlopende constipatie.

Als je dat echt beseft, dan neem je de tijd voor het allerbelangrijkste. En dan kan dat leven dat je gewoon moet leven – hè, je moet geld  verdienen, je moet je van voedsel voorzien, je  hebt natuurlijk relaties en vrienden en kennissen en vijanden, dat hoort er allemaal bij. Maar dat kan er ook makkelijk bij.
Maar het is niet omgekeerd, zoals wij leven is het meestal omgekeerd. Dan hebben we eerst alles gehad en dan zeggen we: oh ja, nou nog meditatie. En dan komen er natuurlijk problemen, dan zeg je: ‘Hoelang? moet ik het vijf minuten, moet ik het drie minuten, moet ik het een uur. Oh, een uur, maar dat heb ik niet, een uur. Twee uur, hoe kom je erbij!.’
Het is gewoon de omgekeerde wereld. En je bent zwaar en je bent vermoeid en je ziet het niet zitten en je vraagt aan een andere blinde: hoe was dat ook alweer… En  die mompelt ook weer wat, en zo ga je door.
En het is zo simpel, neem de tijd ervoor. Wees niet verbaasd dat in het begin, als je de tijd neemt hiervoor, dat er natuurlijk allerlei verwijten in je naar boven komen. Natuurlijk, want je moet zonodig van allerlei. Omdat je denkt, ja wat doe ik nou eigenlijk, ik doe helemaal niks…
Zelfs dat moet je leren, niksdoen moet je leren.
Nou mensen. Zoek het maar uit.

naar boven

Gesprek (fragment)

A.: Je zei dat je ervaring moest loslaten. En nou vraag ik me af, wat doe je dan  wanneer je jezelf bestudeert en alles om je heen. Dat is toch een vorm van ervaringen opdoen?

– Maarten: Natuurlijk, maar die sterven dan  ook onmiddellijk.

A.: Terwijl ik het idee heb dat je daarmee iets opbouwt wat wezenlijk is.

– Maarten: Het wezenlijke is gewoon, aldoor. En je neemt het waar. Wat wij dan altijd doen, is wat we waarnemen opslaan. Dus dan zijn we weg van het wezenlijke, dan zijn we met de huls bezig.

A.: Dus het gaat niet om datgene wat je waarneemt, maar om het proces…

– Maarten: Ja, wel wat je waarneemt, maar dat betekent niet dat je het op moet slaan.

A.: Ja, dus als ik iets registreer, van ‘ik loop’…

– Maarten: Ja, prima. Maar als je dan tegen jezelf zegt: ‘oh, zo is het’, en de volgende keer ervaar je iets soortgelijks, dan ervaar je niet wat daar gebeurt, maar wat je je herinnert … dan kun je niet meer daar waarnemen.

A.: Terwijl er wel iets is dat je kunt voelen van: het is anders dan het was, bijvoorbeeld.

– Maarten: Dat kun je voelen, inderdaad. Maar het zou al heel heerlijk zijn als je dat opslaan niet deed.

B. Maar dan is het net of je alles voor niets doet. Maar je gebruikt die ervaringen toch wel…

– Maarten: De essentie gebruik je. Maar niet jouw eigen fantasie erover.

C. Je bedoelt praktisch de essentie, van je komt in een nieuw gebouw en je moet  weten waar de WC is en dat soort dingen meer, dat je niet iedere keer weer hoeft te gaan zoeken…

– Maarten: Natuurlijk, het zijn hele concrete feiten. Kon je je nou maar houden aan de feitelijkheid, hè.

D. Dan blijf je eeuwig ervaren, steeds nieuwe situaties…

– Maarten: Ja natuurlijk. Maar kijk, er is de  feitelijkheid én er is onze psychologische invulling daarvan. Waar wij altijd mee in de knoop komen, is de psychologische invulling. Een deur is een deur, maar jij vindt altijd wat van die deur. Je vindt het een mooie kleur, je vindt dat ie kleiner moest of dat ie groter moest… En je hebt er al een heleboel keren doorheen gelopen, een keer heb je slaande ruzie gehad, de andere keer heb je net iemand omarmd. Nou, dat zit allemaal vast aan die deur.

D. Maar in die eeuwigheid verdwijnt die psychologische invulling…

– Maarten:  In het volstrekt helder waarnemen, ervaren, is dat weg. Dat is het sterven dus.

D. En omdat er steeds andere situaties ontstaan, blijft het leven spannend.

– Maarten: Ja, weet je waarom jij je dat nou afvraagt? Omdat je leven saai is.

D. Nou, dat kan ik niet zeggen, dat zeg jij.

– Maarten: Ik bedoel, bij mij komt zo’n gedachte niet op, dat het leven saai zou kunnen zijn.

D. Ja, ik snap wel wat je bedoelt.

– Maarten: En ik geloof inderdaad, D., dat ons leven verschrikkelijk saai is. Maar dat hebben we wel zelf voor elkaar gestoomd.

C. Je zegt wel eens: je staat op een bepaalde plek en probeer dan eens te voelen van wat is daar gebeurd op die plek. Mensen die daar heel gevoelig voor zijn, zullen liefdesgeschiedenissen, slagvelden ontwaren… Ondertussen zie je misschien nog wel de bloemen die er staan op die plek…

– Maarten: Dat is niet in tegenspraak.

– C. Je ervaart het allemaal puur…?

– Maarten: Tuurlijk, het is er allemaal.

C. Maar dan moet je het puur kunnen ervaren en niet eromheen fantaseren.

– Maarten: Dan moet je niet zeggen: de bloemen die groeien, nou moest dat andere er maar niet zijn…


[1] Epi van de Pol gaf tai chi tijdens de Tao-zen meerdaagse sessies.

naar boven