Met liefde op jezelf ingaan

Eefde juli 1987 | Vrijdagavond

Inleiding
[download]

We zijn een week bij elkaar om ons te verdiepen in onszelf, de ander en de wereld. Dat is de opzet. Of dat lukken zal, hangt af van je intelligentie en de manier waarop je daarvan gebruik maakt.

We hebben natuurlijk in ons leven elke dag een opzet om iets zus of zo te doen. En we meten het slagen ervan af naar het resultaat wat het opgeleverd heeft.
Dat gaat niet op voor wat we hier willen doen, want wat we hier doen is onzichtbaar, dat is iets wat in ons gebeurt. Daar kunnen we niet op terugwijzen, we kunnen niet zeggen: kijk eens, dat is er gebeurt…

Dat geeft al aan dat we voor zoiets als dit, ons totaal anders in zullen moeten stellen. En ik denk dat de meesten die me vaak gehoord hebben, of die het zelf opgemerkt hebben, dat wel weten. Maar weten, en inzien en beseffen, dat zijn toch verschillende werelden.

Zien we echt in dat we in kringetjes draaien? We worden ouder, we doen de dingen iets anders. Maar is er iets in ons fundamenteel veranderd in al die tijd dat we geleefd hebben? Of leren we er alleen steeds meer bij, kunnen we steeds vaardiger dat doen waarvoor we opgeleid zijn. Of merken we op wat er gebeurt?

Deze week hoop ik dat het in ons zó duidelijk wordt, dat we gaan opmerken wat er gebeurt. Dat is een geweldige stap… Het is zo’n grote stap, dat heel veel mensen het in één leven niet voor elkaar krijgen. Want dat wil zeggen, dat je los bent van de hele machine die je opgebouwd hebt, van reacties, van manieren van kijken, manieren van luisteren, manieren van doen…
De ene keer gaat het beter dan de andere keer, maar daar gaat het deze week niet om. Het gaat er om of wij in staat zijn om aandachtig te zijn, of wij in staat zijn om alle nuances, die de hele dag door spelen, op te merken. Of dat – en dat is de gewone toestand waarin we zijn – van alles gebeurt: indrukken, eisen, antwoorden, en dat we daar zo vaardig in zijn, dat we daarin blijven steken. Dat betekent dus dat we steeds hetzelfde ervaren, ook al zijn de omstandigheden anders.

Om daarin verandering te brengen, om dus niet altijd weer… – want dat kun je mediterend net zo doen, of je dan zit of loopt of tai chi doet of dat je een circulatie-oefening doet, dat verandert de kwaliteit op zich niet. Het is een hulp, een hele efficiënte hulp, maar het is niet het punt van verandering.
Het punt van verandering is dat jouw bewustzijn anders gaat werken, totaal anders.
Dat kun je niet willen, dat kun je niet oefenen. God zij dank, anders hadden we er wel weer wat van gemaakt. Dat kun je alleen maar inzien. Dat kun je, alleen maar door heel intens aanwezig te zijn,  opmerken. Kun je opmerken wat er in jou gebeurt, wat er in de wereld gebeurt, wat er in de ander gebeurt.

Dan ben je plotseling eigenlijk met één stap weg uit die hele wereld, waar je al je hele leven inzit. De wereld van de problemen en de probleemoplossingen, en de nieuwe problemen en de nieuwe probleemoplossingen. Waar die geweldige kracht van de zelfhandhaving onophoudelijk in speelt. Of het nou heel verheven is of dat het laag-bij-de-gronds is, het principe is hetzelfde: het ‘ik’ wat zich doorzet. En als het ‘ik’ bevredigd is, dan wil het ook wel andere ikken tot hun recht laten komen… Maar dat is dan dat, en dat duurt ook nooit lang.
Dat is onze situatie. Daar kunnen we heel gewichtig over doen en we kunnen er mooie woorden omheen vlechten, maar dat is de werkelijkheid.

Wat we deze week willen proberen – en het zou geweldig zijn als daar iets van verwerkelijkt werd – is zicht te krijgen op dat totale mechanisme van onszelf. Hoe het werkt, hoe we kijken, hoe we luisteren, hoe we doen. En wat wij daaruit kunnen aflezen bij onszelf. Daar gaat het om.

Maar als je dat probeert: af te lezen, uit je eigen gedrag, je eigen gedachten, je eigen manier van kijken en luisteren, hoe jij bent, dan loop je tegen een paar hele grote moeilijkheden op. Want je merkt dat je dat niet kunt…
Dat kun je niet eens. Jezelf gadeslaan terwijl je leeft. Jezelf gadeslaan terwijl je bang bent. Jezelf opmerken terwijl je gekwetst bent, of terwijl je blij bent – zonder er iets aan te doen. Dat vraagt een uiterst gevoelige, kalme, onthechte geest. Een geest die niet meer iets bedoelt, die niet meer iets probeert te bereiken, die niets meer op het oog heeft, die niet meer ergens moet komen, die niet eerst nog een probleem moet oplossen, die niet afhankelijk is van anderen – die stil kan zijn temidden van het rumoer. Dat heb je nodig, dat heb je nodig om jezelf, zoals je bent, te leren kennen.

Vandaar die oefeningen. Oefeningen om jezelf neer te laten, om jezelf weg te geven. Om dat op elk moment dat je dat wenst te kunnen. Om zo levendig jezelf te ervaren, dat vanzelf de gedachten verdwijnen. Dat heb je nodig. Maar het is niet hét waar het om draait.
Als ik jullie op allerlei manieren vraag om vlak voor het eten even stil in jezelf te zijn, dan merk je hoe moeilijk dat is. Je bent het niet gewoon, als je gaat eten, ga je eten. Je beseft niet wat je dan meeneemt in dat eten, en wat dat weer voor invloed heeft op de vertering.

‘Meditatief leven vraagt de hele mens.’[1]
Zo heb ik het boekje genoemd wat er nu dan is. En dat is letterlijk waar. Je kunt daar niet aan gaan staan met alle bagage die je al bij je hebt, want die bagage die belast je. Je moet weer helemaal van nul beginnen, van niets. En dat is toch het ergste wat we ons voor kunnen stellen, dat we helemaal niets zijn… We willen toch zo graag wát zijn. Maar als je wilt mediteren moet je niets zijn. Niets meenemen, niets bedoelen.

Dus wat we willen proberen deze week is niet niks. Het vraagt onze totale inzet. Het vraagt het herkennen in onszelf van al die oude gewoontes, in ons denken, in ons formuleren, in ons vragen, in ons antwoorden. Daar zitten allemaal gewoontes in.
Kunnen we überhaupt luisteren zonder iets mee te nemen van die hele karrenladingen vol van het verleden. Kun je je onrust, die er ook hier is terwijl je hier bent, kun je die op het moment vergeten omdat er een vogel zo mooi zingt dat je alles kwijt bent… Dat hele leven waar je altijd maar aan het sappelen bent, soms om een relatie te verkrijgen, soms om een relatie in stand te houden, soms om een gezin groot te brengen, soms om een werk te doen. Dat is eindeloos. Kunnen we dat totaal vergeten zijn, zonder bedoeling. Want als je tegen jezelf zegt: ‘ja, nou moet ik het kwijt zijn,’ dat gaat niet, dat weet iedereen.
Kunnen we dat? Of zitten we altijd, altijd, áltijd maar weer met vragen, van ‘hoe zit dit in elkaar, hoe zit dat in elkaar’, ‘hoe zou het zus, hoe zou het zo….’
Kunnen we niets zijn, helemaal niets. Zodat we heel licht worden en meegaan in de beweging van het leven – een beweging die niemand kan beschrijven. Je kunt je ontroering beschrijven over die beweging, dat is een goed ding. Maar die beweging is zo majestueus, dat dat gaat niet, dat lukt je niet…
En je kunt het zeker niet te lijf met alle definities die we nu hebben, hoe knap ze ook zijn.

Kun je de stilte van een moment horen. De stilte die er is, voordat de volgende gedachte komt. Kun je die horen? En kun je daarin blijven?
Of gaat er onmiddellijk iets in je draaien, waardoor je terug bent bij af, bij je oude leven. Het oude leven waarin er nooit een moment is van leegte. Waar je altijd maar weer gevuld bent. En of dat nou verheven gedachten zijn, of dat het een kruiswoordpuzzel is, dat is precies hetzelfde. Je bent gevuld en je kunt niet kijken, je kunt niet horen. Je kunt nooit buiten jezelf.

Dus wat we deze week willen proberen is te ontdekken hoe we leven, wat we met dat leven doen. Hoe we streven – ook al zeggen we dat we niet iets willen bereiken, we willen het. We willen altijd iets bereiken, anders komen we niet in beweging. We komen niet in beweging als we niet iets willen bereiken. Al was het maar dat je stil wilt zijn. Daar doe je iets voor. Maar niets doen, echt niets doen, helemaal niets, alleen leven… Het moment laten duren, zodat het zijn eigen schoonheid bereiken kan.

En wat moeten we dan met al die vragen die in ons zijn, wat moeten we daar dan mee… Moeten we dat dan maar vergeten, moeten we dan maar doen alsof die er niet zijn? Ik denk dat we dat niet eens kunnen.
Maar het is een heel ding als je ontdekt hoe je je leven lang daaraan vastzit. Dat je eerst het probleem schept, en dan probeert op te lossen. En als je het opgelost hebt merkt dat er iets anders is, wat opnieuw opgelost moet worden. En zo gaat je leven voorbij.
Als we deze week zouden kunnen opmerken dat wij dat dóen, dan is dat een geweldige stap. Want al die andere dingen: die oefeningen en adem en energie en beweging en slaap, al die dingen die komen vanzelf aan de orde. Dat is een schoonheid.
Als je één keer ingezien hebt hoe jij leeft, zonder dat je jezelf veroordeelt, als je ziet hoe je het doet, wat je doet, wat het uitwerkt, wat het voor betekenis heeft, voor jezelf, voor de ander, voor de wereld, als je dat één keer – het hoeft maar één keer – tot op de bodem ervaren, ingezien hebt, dan zul je vanzelf je weg vinden.

En dan is het natuurlijk heerlijk als je oefeningen krijgt die je daarin snel kunnen helpen. Maar nogmaals, mensen, dat is op de tweede plaats. Wat het ook mag zijn, het is op de tweede plaats. Eerst moet je totaal gezien hebben hoe je bent, zonder oordeel, zonder verwijt. Omdat het geweldig is om te ontdekken hoe jij leeft, hoe jij doet, hoe je denkt, hoe je voelt, hoe je hoopt, hoe je streeft. Hoe je je de hele dag door, en dus het hele leven door, jezelf aan het vormen bent – soms in verzet, soms in adhesie, maar je bent aldoor bezig aan jezelf.
En je beseft niet waarom je het doet en je beseft niet volgens welke normen je werkt, dat gaat allemaal voor het grootste gedeelte onbewust. En daar ben je je hele leven mee bezig. Maar niet om jezelf, zoals je bent, te begrijpen, om daar vredig mee bezig te zijn. Om te begrijpen dat als jij jezelf volledig in al zijn aspecten leert kennen, van harte, zonder enig voorbehoud, dat je dan bezig bent het wereldprobleem op te lossen.

Dan ben je aan de kern, dan ben je aan de basis. Daar waar juist nooit aan gewerkt wordt, bijna nooit. Ook niet door mediterende mensen. Want het is altijd volgens een bepaalde manier van doen. Maar wat ik vraag is dat je helemaal op je uppie ontdekt hoe jij werkt, hoe je denkt, hoe je voelt, hoe je kijkt, hoe je luistert, hoe je handelt. Nooit met een geheven vinger, altijd maar opnieuw, opnieuw kijkend, luisterend, voelend, ervarend, hoe het gaat.

Dus dan ben je niet aan het modelleren, dan ben je niet aan het vormen. Dan ben je alleen maar erbij.
En je weet niet waar je uitkomt – dat is ook zoiets geweldigs, je kunt alleen maar doen, steeds opnieuw.
Langzaam wordt het duidelijk. En naarmate het duidelijk wordt, verlies je die eeuwigdurende haast die je hebt. Je beseft dat je alle tijd van de wereld hebt. Dat het niets te maken heeft met je leeftijd. Je mag honderd en één jaar zijn. Een seconde is voldoende.

Is dat eigenlijk wat we hier misschien deze week met elkaar willen doen. Of is dat te hoog gegrepen?
Ik denk het niet, je kunt niet hoog genoeg grijpen. Je kunt het toch proberen? Je kunt toch proberen om dat hele complexe proces wat jij bent, tot je door te laten dringen. Alle littekens te zien, alle aberraties, alle gemiste kansen. En daar dan met een grote warmte en een grote liefde op in te gaan. Zodat je je kunt ontspannen in die aandacht. Zodat je niet meer naar iemand hoeft toe te gaan, je bent jezelf genoeg. Er is nog zóveel te leren, van jezelf.
En je kunt daar alleen met warmte en liefde op ingaan, want anders dan komt er niet meer, dan blijft het bij dat ene. Als je meer van jezelf wilt leren, dan moet je van diegene die leert, houden. Daar moet je alles voor over hebben. Al je oordelen, al je… afijn… Dat hele leven moet je er voor over hebben, Om dat opnieuw, alsof je het nog helemaal niet kent, opnieuw tot je door te laten dringen.

Dan begrijp je waarom ik aandring, altijd maar weer opnieuw, op een ernst, een vastbeslotenheid om het dit keer te doen. Om het héél volledig te proberen. Alles te vergeten wat je al geprobeerd hebt. En nu opnieuw. Alles wat je al weet en alles wat je al verteld is en alles wat je al gedacht hebt vergeten.

Als we dat deze week met elkaar proberen, dan kan het een hele belangrijke week zijn. Dan kunnen we misschien achter de façade komen – we hebben geen façade die we welbewust opzetten, geen masker, maar we hebben het wel. En niemand kan achter die façade komen dan wijzelf. Want een ander kan wel een klein stukje door die façade heen, maar helemaal, dat kun je alleen maar zelf. Om te ontdekken wie je eigenlijk bent.

We zullen veel met elkaar oefenen. En het is heerlijk wat we met elkaar kunnen doen. In die oefeningen kunnen we erg veel opmerken aan onszelf. En daarvoor zijn ze er. Maar wat het begeleiden moet, is dat niet aflatende erbij zijn. Zodat je ook niet in de oefening verloren gaat. Zodat je aldoor contact houdt met alles in jezelf en ook met alles wat er gebeurt in de wereld.
En echt, mensen, alleen daarin is stilte, alleen daarin is die diepe betrokkenheid op het leven.

Wat je met oefeningen doet is nodig, dat is het ruwe materiaal. Maar waar het om gaat is dat jij die niet-aflatende aandacht hebt. Want alleen in die niet- aflatende aandacht, dáárin kan het gebeuren.


[1] Meditatie vraagt de hele mens, Tao-zen sessie juli 1987 (alleen nog online beschikbaar).

naar boven