Oefening en inzicht

Eefde juli 1989 | Vrijdagavond

Inleiding
[download]

Ik wilde proberen de twee belangrijkste kanten van de meditatie nu direct aan het begin van deze sessie aan de orde te stellen, en tevens het verschil en het gemeenschappelijke van beide na te gaan. De ene kant, de oudste, is de oefening van het lichaam. De andere kant is het inzicht.
Bij het inzicht hebben we in de loop van de tijd veel stilgestaan, het is voor ons in deze maatschappij en in deze tijd heel belangrijk. Maar dat mag er niet toe leiden te gaan denken dat de lichaamskant, met zijn drieledige oefening van houding, adem en energie, niet zo belangrijk is. Ik ben geneigd om te zeggen dat je de leegte in de geest onmogelijk kunt ervaren, als je niet in staat bent de leegte in je lichaam te ervaren.

Kosmische wetten

Er zijn een aantal zaken die misschien door mij onvoldoende duidelijk aan de orde gesteld zijn.
Enerzijds is er de kosmische kant. Die kent een onwrikbaarheid als die van de natuurwetten: stenen vallen naar beneden en niet naar boven. Kosmisch gezien moet een mens in overeenstemming zijn met het gebeuren in de kosmos. Dat wil zeggen, zijn ‘ik’ dat hij in een leven opgebouwd heeft, moet ondergeschikt zijn aan wat hij als kosmisch wezen is. En dat kan alleen als je je bewust bent van dat ‘ik’, in zijn werking, in zijn afwijking, in zijn beperktheid.
Die kosmische wetmatigheden werken, of je het leuk vindt of niet. Als je je daar buiten stelt, krijg je de rekening thuis gepresenteerd, in de zin dat je steeds verder afgesneden raakt. Wat zich op den duur kan uiten in lichamelijke defecten.
Het is, geloof ik, erg goed dat jullie begrijpen dat er op dit punt geen lieverkoekjes gebakken worden. Zoals stenen naar beneden vallen, zo werken deze wetten.
Wij zullen dus, zonder hovaardij, ons lichaam moeten afstemmen op die innerlijke wetmatigheden. Dat is niet eenvoudig, want wij ervaren ze nauwelijks. Wij leven in een wereld, onze sociale relatie wereld, waar we ons in thuis voelen. Daarin kunnen we gezellig met elkaar zijn, of we leven in onmin. Maar het is maar een heel klein fragment van de totale mens die je bent.
Wat we hier proberen is ons af te stemmen op de totale mens. Daarom moet je de werkingen van dat ‘ik’ – van het gezelligheidsbeestje, en ook van de leuteraar – grondig leren kennen, zonder hem te veroordelen. Hoe grondiger je hem kent, hoe beter je beseft waar je aan bezig bent.
Dat is geen sinecure. Het is iets waar je al heel vele malen voorgestaan hebt – alleen je weet het niet meer – en waar je het elke keer af hebt laten weten, anders was je hier niet. Het is natuurlijk zinnig om te zeggen: deze keer wel, deze keer laat ik het niet afweten.
Dat betekent dat je de oefening, zowel wat betreft de houding als de adem – en dat omvat heel veel – en de energie, niet als een bijkomstigheid behandelt. Je ziet dat dat het punt is waar je niet aan voorbij kunt, dat het minstens drie keer per dag daaraan oefenen een concrete werkelijkheid moet zijn. Anders blijft het geliefhebber, met alle goede bedoelingen.
Dat is de kosmische kant, die rechtstreeks verbonden is met de lichaamskant.

Zelfhandhaving

Dan is er de psychologische mens – de sociale mens, de gevoelsmens, de gedachtemens – waar we veel meer van afweten, daar leven we mee, daar zijn we mee bekend. Zo goed en zo kwaad als het gaat redden we ons daar dan mee.
Die mens, die ‘ik’-mens, heeft het inzicht nodig dat hij zolang hij ‘ik’ is en alleen maar een ‘ik’ – dat wil zeggen, nadat alle mooie woorden gezegd zijn – uiteindelijk een zelfhandhavingsmechanisme is, subtiel of grof, met wisselende relaties, waar we heel dierbaar over doen maar die nooit blijvend zijn. Hij moet inzien dat hij, zolang hij is zoals hij is, een gevaar is voor ieder ander.
Alle mooie woorden over liefde ten spijt, zolang je een zelfhandhavingsmechanisme bent kun je niet liefhebben. Dat is ook een wetmatigheid. Dat wat wij onder ‘liefde’ verstaan, en ‘houden van’, is van de korte baan. Het heeft niet te maken met een wezenlijk de ander, het andere, de wereld, ervaren in zijn waarde – niet als een accent van jou, maar als iets op zichzelf, waarvan het nodig is dat je er zonder omwegen, zonder bedenkingen, zonder voorwaarden kennis van neemt.
Ik zeg hier nogal wat. Want dat betekent dat je je hele ‘ik’-structuur – en dat is wat je bent – moet leren kennen. En dan niet met schijnbewegingen van ‘oh, wat ben ik slecht’ of ‘oh, wat ben ik goed’. Dat is verloren tijd. Maar uitsluitend exact, concreet leren kennen. Zodat je weet hoe het instrument waarmee je werkt in elkaar zit.
Dat is je basis. Daarnaast het besef dat je, zolang je niet meer bent dan dat instrument zoals zich dat aan je voordoet, noodzakelijk een gevaar bent voor ieder ander. We hebben leren leven met dat gevaar, maar dat is geen reden om het te continueren.

Opmerkzaamheid en herhaling

Wat betekent dit in concreto voor deze week dat we bij elkaar zijn?
Het betekent dat we iedere gelegenheid om te oefenen moeten aangrijpen. En zo proberen – en ik ben benieuwd wat we daarvan terechtbrengen – als we met elkaar praten om nieuw te zijn, dat wil zeggen, dat we proberen onszelf te horen wanneer we onszelf herhalen.
Dat is niet zo gemakkelijk, want zoals we zijn, horen we niet eens dat we onszelf herhalen. Dus probeer, als je met iemand een gesprek aangaat, eens na te gaan de hoeveelste herhaling het is. Of misschien is het wel voor de eerste keer dat je iets zegt tegen iemand – iemand die je goed kent of iemand die je pas kent – wat nieuw voor jou is, wat een ontdékking is.
Wat ik hier zeg is van ongelooflijk belang. Want als je jezelf herhaalt – en dat doen we eigenlijk ons hele leven – ontstaat een dodelijke groef, die je steeds dieper maakt.
Datzelfde geldt als je steeds hetzelfde probeert te beleven: als je iets fijn vindt probeer je dat steeds weer te beleven. Daarmee ontneem je jezelf de mogelijkheid om nieuwe dingen te beleven. Dat betekent dat we, zonder dat we dat weten, onszelf in de loop van de tijd – en hoe ouder we worden hoe erger – om zeep helpen; dat we de creatieve mogelijkheid die we hebben door deze onaandachtigheid te niet doen.
Wat ik zeg is niet overtrokken, het is de werkelijkheid: elke keer dat je jezelf bevestigt, ontneem je jezelf de mogelijkheid om de situatie nieuw te ervaren. Als je gedachteloos je kamer binnengaat en je doet dat een paar jaar achter elkaar, ontneem je jezelf de mogelijkheid om nieuw te zijn in die kamer.
Dat geldt voor alles, het geldt ook voor gevoel. Gevoel kun je ook uitslijten door aldoor hetzelfde te voelen. Het gekke is dat wij er eigenlijk op uit zijn om hetzelfde te voelen, vooral als het prettig is. We beseffen niet dat we ons daarmee om zeep helpen.
Wat dus nodig is, is een uiterste ontvankelijkheid, een ontvankelijkheid waar alles telkens nieuw is. Dat is een eis die je nauwelijks kunt stellen aan een mens. Maar als je wilt mediteren, neem je geen genoegen met een klein beetje. Dit is nodig.
Dat is tegelijk het verband met de lichaamsoefening, daar geldt hetzelfde voor. Het lichaam werkt nu eenmaal volgens het principe van herhaling: om iets te gaan beheersen moet je het eindeloos herhalen, dat is het kenmerk van de lichaamsoefening. Maar daar heeft nooit bijgestaan – dat denken wij er dan zo voor het gemak bij – dat je ook elke keer hetzelfde moet ervaren. Dat is juist niet de bedoeling. De herhaling zit in het mechanisch gedeelte, en dat heb je nodig. Zoals elke gewoonte de positieve kant heeft dat je zonder te denken, zonder je wil in te zetten, iets doet.
Waarom is dat zo belangrijk? Omdat je dan in de positie bent om te ervaren wat er gebeurt. Zolang je namelijk nog bezig bent met het te doen, kun je niet ervaren wat er intussen gebeurt.
Dat is de grote klacht die ik van alle mensen altijd hoor: ik voel mijn energie niet, ik voel mijn adem niet. Dan ben je in het stadium dat je nog altijd met je wil er naar toe moet om die oefening te doen. Die fase moet je achter je laten, het moet vanzelf gaan, als je gaat zitten gebeurt het. Want dan kun je jezelf vernieuwen in de ervaring. En dat is nodig.
Het is dus geen kwestie van het verstand, van de hersenstjes, het is een kwestie van het lichaamsbewustzijn: het lichaamsbewustzijn neemt op den duur het roer over. Als jij een bepaalde houding inneemt en denkt: ik wil me laten zakken in mijn adem, dan gebeurt dat, daar hoef je niet meer bij stil te staan. Daardoor kun je helemaal wakker zijn voor wat er gebeurt, kun je gaan ervaren wat het betekent om helemaal in je basis te zijn. En dat is nodig, want als dat niet gebeurt, dan is het gewoon het mannetje in de maan, dan blijft het filosofie, dan blijft het een leer – dan is het geen levenswerkelijkheid voor je.
In die lichaamsoefening, in dat alleen maar ervaren wat daar gebeurt, ben je eindelijk weg van je ‘ik’ – op dat moment. Dat komt omdat je op dat moment niet bedreigd bent, je zit voor jezelf, in afzondering; er dringt soms een geluid tot je door, maar dat is het. Dus het is vrij ideaal, daar kun je je ‘ik’ vergeten: in de levende ervaring van de adem, van je basale werkelijkheid of van de energie – welke van de drie jou het gemakkelijkste bereikt, hangt af van hoe je gebouwd bent, dat is verder niet belangrijk. Maar wel dat je heel gewoon, concreet, de werkelijkheid kent van het niet-denken, niet-voelen zoals je normaal voelt, denkt, waarneemt.

Oordelen en spreken

Dat is iets wat alleen maar door die lichaamsoefening te verwerkelijken is. Ieder mens kan die basis leggen, daar hoef je niet begaafd voor te zijn – als je dan jezelf tenminste niet voor de gek houdt met allerlei zijpaden. Maar heel eenvoudig: goed zitten, diep ademen, een zachte adem, in je bekken. Dat is al voldoende om alle energie te laten stromen. Als je dan bovendien nog energie-oefeningen doet, kan dat nog krachtiger, nog gerichter zijn.
Want die basis van dat alléén maar ervaren – waar eindelijk dat denken en voelen wat anders altijd door je heen speelt afwezig is, althans voor jouw ervaring op dat moment – heb je nodig om jezelf als ‘ik’ te leren kennen. Heb je die basis niet, dan is het leren kennen van je ‘ik’ een frase, dat hou je nog geen twee tellen vol of je zit al in de volgende gedachten- of gevoelstrein.
Dus deze basale oefening is nodig. Wat voor jou de beste vorm is, moet je voor jezelf uitvinden. Maar je kunt er niet omheen, het is net als bij die stenen die naar beneden vallen.
Als je van daaruit je ‘ik’ leert kennen, concreet, blijven al die diepzinnige vragen achterwege. Je kunt dan gewoon, concreet constateren: oh, zo is dat. Je bent daar niet boos over, je bent er ook niet verdrietig over, of blij over, het is een zaak die zich aan je voordoet. En dat is dat.
Dan ga je ook goed opmerken wat een eindeloze energieverspilling je normaal pleegt, waar je je ongelukkig voelt, waar je je blij voelt, waar je je tekort gedaan voelt, waar je macht voelt. Eindeloos. Dat is dan allemaal niet meer belangrijk, dat hoort niet bij het leren kennen van je ‘ik’, dat is hoe het ‘ik’ nu eenmaal werkt.
Als je je ‘ik’ op die manier, doordat je je in je lichaamsbasis gevestigd voelt, leert kennen – en die lichaamsbasis heeft niets nodig van dat ‘ik’ dan lege briefjes – dan kun je dat ‘ik’ neutraal, vriendelijk, leren kennen. Je scheldt het dan ook niet uit, want je hebt het zelf gebouwd. Maar je weet nu tenminste hoe het werkt, waarom je bepaalde dingen zus en andere dingen zó doet. Je ziet de betrekkelijkheid ervan. En ook daar ben je niet boos om. Je vindt het ook niet minderwaardig, want zodra iemand het minderwaardig vindt, betekent het dat hij niet echt waarneemt. Dan brengt hij weer een morele factor in het geding, die hoort daar helemaal niet in thuis. Net zomin als je, als een ster zich rood aan je voordoet, zegt: hé, wat een lelijke ster, want ik vind rood lelijk. Zo doen we meestal. De ster die zich rood aan je voordoet, doet zich rood aan je voor. Stop, verder niets.
Als we dit echt duidelijk voor onszelf zien, kan deze week van grote betekenis zijn, omdat we allemaal weten wat het werk is wat we ondernomen hebben. We zijn hier niet naar toe gekomen om onze problemen op te lossen. Dat kan namelijk niet, je kunt geen problemen oplossen. Je kunt ze verschuiven, dan krijg je weer andere problemen.
Wat we proberen te doen is pogen onszelf te leren kennen, vriendelijk, maar wel vastberaden. Gewoon onze smoesjes doorzien, zonder daar boos over te zijn. En kijken wat er overblijft als alle smoesjes, als al die zogenaamde problemen, er niet meer zijn.
Je zult merken dat je leven dan aanmerkelijk simpeler wordt, meer basaal, meer aan de wortels. Dat je niet zoveel meer nodig hebt. Dat je ook niet zo nodig hoeft te praten.
Je merkt dat echt spreken een kunst is: die woorden kiezen die precies de lading, de diepgang, het concrete beeld van wat je zeggen wilt, zo goed mogelijk weergeven. Dan is de wijze waaróp je spreekt van minstens even grote betekenis als wat je te zeggen hebt. Dat is helemaal in tegenspraak met het tijdperk – wat we godzijdank achter de rug hebben – waar iedereen zei: je weet wel…
Je moet je daarvoor inspannen. Het is geen kwestie van begaafdheid, het is een kwestie van intensiteit, van zien dat het belangrijk is. Zoals het belangrijk is om een ander mens in zijn waarde te laten, zo is het ook belangrijk om wat je uit wilt drukken in zijn waarde te laten. En daar niet slordig in te zijn en onzorgvuldig.
Mensen die een verward verhaal hebben, zijn onzorgvuldige mensen, het zijn mensen die het eigenlijk af laten weten.
Dat wordt altijd door elkaar gehaald, we denken dat we vóór alles begaafd moeten zijn. Dat is helemaal niet waar. We hebben natuurlijk onze begaafdheden. Maar er is niets tegen om dingen die je moeilijk vindt toch zorgvuldig af te handelen. Als je zorgvuldig bent, doe je daar iets heel erg belangrijks mee, iets universeels. Daarmee laat je namelijk alles precies in zijn waarde: je verkleint het niet, je vergroot het niet, je verschuift het niet, je laat het zíjn leven leven.
Dat geldt ook voor je eigen leven: ga zorgvuldig met je leven om. Je hebt maar één leven, en niet twee. Dus als je dat voorbij laat gaan, is het voorbij. Het is echt waar, het is voorbij. Dus elke seconde is belangrijk.

Beleven van het moment

Als je je even herinnert wat ik het daarnet over die herhaling gezegd heb, ga je begrijpen hoe catastrofaal die is. Want daarin laat je steeds het moment voorbij gaan: het moment van opmerken, het moment van zien, het moment van voelen. Wat wij doen is een soort afbetalingssysteem hanteren, we beginnen ons er pas voor te interesseren als het al voorbij is. De wereld is er vol van.
Daarom is deze week belangrijk, probeer inderdaad elk moment te beleven.
Als je dat probeert, zul je merken hoe je aan elkaar hangt van herhalingen. Het is ongelooflijk, als je er goed op let word je er bijna wanhopig van. En iedereen vindt het heel gewoon. Het wordt zelfs aangemoedigd, want dan blijf je tenminste op zijn plek, dan blijf je tenminste herkenbaar. Maar het is beter om hier wanhopig over te zijn, dan het gedachteloos te continueren.
Als ik dus bepaalde voorstellen doe – bijvoorbeeld voor het eten even te staan en in onze basis terug te keren – is dat een vriendelijke, maar hele zwakke poging om je erop te wijzen en te laten ervaren hoe belangrijk het is om, als je aan een volgende fase begint, even, heel even, al is het maar drie minuten, terug te keren naar het niets, naar je basis. En niet al het plannetje te hebben om die en die aan te spreken strakjes terwijl je aan het eten bent. Het kan best zijn dat er tijdens het eten iets ontstaat en dat je daarop ingaat. Ik hoop dat je daarmee die gretigheid om altijd maar buiten jezelf te zijn leert kennen. Want dat is gewoon een vlucht.
In een traditionele zen-sessie blijf je, als je eenmaal binnengekomen bent, zwijgen totdat je weer weggaat. Dat is natuurlijk een hele radicale manier om te zorgen dat er dan althans niet gepraat wordt. Maar ik heb het gevoel dat je dan niet aan de kern toekomt. Omdat het je verboden is, merk je dan natuurlijk wel dat je eigenlijk een geweldige kletsmeier bent, want je wilt zo vreselijk graag. En het is de eerste dagen natuurlijk ook een heel vreemde ervaring, dat je aldoor mensen tegenkomt en niemand wat zegt. Maar het jammere is dat je dan niet beseft wat het nu eigenlijk is.
Misschien ben ik inderdaad een grote optimist om te denken dat het langs deze intelligente weg ook zou kunnen. Maar ik probeer het elke keer maar weer, misschien lukt het toch.
Besef waar het om gaat, je hebt in deze week een geweldige kans om dat allemaal op te merken. Niemand die hier nu aanwezig is denkt dat als jij niets zegt, je daarmee die ander te kennen geeft dat je hem niet aardig vindt of zoiets. Dat weten we nu. We proberen ieder voor ons, op onze manier, te ontdekken hoe ons mechanisme in elkaar zit. We proberen ook te ontdekken hoe ongevoelig het is geworden, zodat we tegen elkaar moeten zeggen: kijk eens hoe mooi het buiten is!
Het is echt van de gekke, het zou heel normaal moeten zijn dat, als je naar buiten kijkt je in contact ermee bent, dat je de wereld voelt, dat je de stemming van de middag, de stemming van een ochtend, de stemming van de nacht, ervaart. Dat het niet alleen is dat het licht uitgaat, maar dat het meer is dan dat.
Zo ga je in de wereld leven, de wereld waar je op dat moment bent – en niet alleen in de eindeloze corridor van herhalingen, die we ‘gezelligheid’ noemen, die we ‘relaties’ noemen.
Ik denk dat dat echt belangrijk is dat we dat proberen. Laten we dat héél serieus nemen, laten we erop ingaan met al onze vezels, ook in het gesprek; laten we eerlijk voor de draad komen. Want we zijn er maar een wéék, onder mensen die weten waar het om gaat. Daarna is het veel moeilijker, daarna moet je op je uppie in de gewone wereld hetzelfde proberen. Dus het is een geweldige kans.
Er zijn mensen die dan bang zijn dat de persoonlijke verhoudingen in de war raken. Daar hoef je helemaal niet bang voor te zijn, die zijn zo taai en zo hardnekkig, die zorgen wel voor zichzelf.
Het is zelfs zo dat als je doordringt tot je eigen mechanisme, je ziet hoe je eigenlijk altijd uit bent op zelfhandhaving – behalve gedurende enkele héél sporadische momenten dat je echt jezelf vergeten bent, bij de ander bent of bij het andere. Die momenten kunnen veelvuldiger voorkomen als je hygiënisch met jezelf omgaat. Dan hoeven we niet ingewikkeld te doen, die kosmische werkelijkheid, die krachten in de kosmos, werken altijd, net als die stenen die naar beneden vallen. Dus als jij schoon schip maakt en kunt luisteren, gaan ze in je werken. Niet omdat ze barmhartig zijn, maar omdat het nu een keer zo is: water zoekt het laagste punt, en deze krachten zoeken elk moment dat er ontvankelijkheid is, dan doen ze hun werk. Het is heel concreet, heel alomvattend.

Open raken voor de wereld

Dan hoop ik dat we langzamerhand ook een héél klein beetje open raken voor wat er onophoudelijk in de wereld gebeurt. Hoe we onophoudelijk het goede bedoelen en het verkeerde doen, hoe we onophoudelijk elkaar uitbuiten, elkaar schade doen in de naam van allerlei mooie dingen – maar het gebeurt wel. Nog altijd zijn er miljarden mensen die in bittere armoede leven. Daar hebben wij mee te maken.
Maar om dat gestadig, continu, voor jezelf te ervaren, moet je schoon schip gemaakt hebben met alle kleine dingetjes waar je nu in blijft steken: je persoonlijke moeilijkheden, je persoonlijke pijntjes, je persoonlijke vreugde. Het is niet anders. Je wordt voor dat grote gebeuren om je heen, ver weg en dichtbij, pas ontvankelijk als je stil kunt zijn, als je niet aldóór vervuld bent met wat ook maar – als je zo leeg bent en zo ontvankelijk dat het binnen kan komen.
Want dan kun je meedragen aan het grote gebeuren, ook al ga je niet naar Afrika.
Dus laten we het deze week proberen, laten we ons daar echt met ziel en zaligheid inwerpen. Dan denk ik dat deze week heel belangrijk voor ons is.

naar boven

Gesprek (fragment)

– Vraag: Je kunt op een psychologische manier werken aan je ‘ik’. Een soort verbeteren, schaven. Ik geloof niet dat je dat bedoelt?

– Antwoord: Ik bedoel juist niet werken aan je ‘ik’, maar het leren kennen alsof je een liefdevolle vader of moeder was die zijn of haar kind leert kennen. Als een ouder die eerbied heeft voor het kind en die probeert voorwaarden te vinden waarin de ontplooiing van het kind kan plaatsvinden.
Het is belangrijk dat je houdt van de mens die je probeert te leren kennen. Anders gaat het niet. Je moet alles kunnen ontvangen, ook dat wat minder aangenaam is, om jezelf te kunnen ontdekken. Daarom leg ik er zo de nadruk op dat je jezelf vanuit je basis onderzoekt. Het je thuis voelen bij jezelf is heel lichamelijk. Voor je onderzoek heb je kracht en gevestigd zijn nodig.


naar boven