Van seconde tot seconde loslaten

Eefde juli 1985 | Zaterdag

Inleiding
[download]

Gisteren had ik het over de voorlopigheid, ik wil proberen om het iets concreter te maken. Want het blijvende gevoel in jezelf van de voorlopigheid van het leven maakt het loslaten gemakkelijk, het is de stap die nodig is om die grotere werkelijkheid te kunnen beleven.
Voor de meesten van ons is die grotere werkelijkheid een abstractie. Hij bestaat misschien wel, maar we hebben er geen boodschap aan. Maar het gevoel voor voorlopigheid is iets dat we geleidelijk aan in ons leven kunnen verwerkelijken. Het gevoel dat na de adem waarin je bent, een volgende adem komt, en weer een volgende. Wat z’n parallel heeft in het gevoel dat na dit leven weer een leven komt, en weer een leven. Totdat je dat volledig beseft.

Dit is zo belangrijk, omdat onze hele cultuur, onze hele maatschappij en onze hele opvoeding gericht geweest is op vasthouden, verzamelen en vermeerderen – dat zijn de drie sleutelwoorden: vasthouden, verzamelen en vermeerderen. Daar is onze hele maatschappij, onze hele opvoeding op gebouwd.

Bij vermeerderen moet je niet alleen denken aan vermeerderen van materie, van bezit, maar ook aan vermeerderen van kennis en macht. En in zijn meest directe vorm het vermeerderen van het aantal ervaringen. Er is geen mens die niet uit is op het opdoen van meer ervaringen.

Waar heeft dit zijn wortel? In het schijnbesef dat er iets blijvends zou zijn in de schepping. Op dat misverstand berust het. Maar als je dat een keer onbewust hebt aangenomen, zal je willen vermeerderen, zal je meer ervaringen willen opdoen.

Vierentwintig jaar geleden zei Krishnamurti in één van zijn toespraken: “Zolang je uit  bent op ervaring, kun je niet mediteren.”
Ik snapte er geen bal van. Toch is het heel duidelijk en concreet gezegd. Zolang je het nog verwacht van het volgende moment – dat is nu heel dichtbij gehaald – kun je dit moment niet beleven, want je bent al dáár met je aandacht. En zo is ons hele leven, altijd maar weer het volgende, het volgende, het volgende. Dat belet je om de kwaliteit van je doelen te beseffen en je te ontdoen van het onnodige. Want ontspannen is ook het zich ontdoen van het onnodige.

Wij hebben allemaal heel veel moeite met ontspannen. Het drukt zich uit in ons lichaam, maar zeker ook in onze geest. Dat komt omdat we overweldigd worden door de schijnmaatschappij. Dat gebeurt al heel vroeg, soms al een maand na de geboorte. En die schijnwereld staat haaks op onze diepste werkelijkheid, waar we als kind nog in zijn. Als je een pasgeboren kind ziet, kunt je het soms nog waarnemen, daar is het nog aanwezig. Maar soms al niet meer, omdat bij de geboorte iets gebeurd is waardoor het kind overweldigd is.

Ik gebruik het woord ‘overweldigd’ heel opzettelijk, het is echt overweldigd. Of als je het nog sterker wil zeggen: het is verkracht. Want dat is wat er gebeurt. Volkomen in alle onschuld, maar het gebeurt.
Wij moeten de weg terug vinden, de weg naar het besef dat we hier even zijn, dat we verdergaan. En het blijvende is de verandering, èn het bewustzijn van die verandering.

Het bewustzijn van die verandering maakt dat we los kunnen laten. Want we kunnen wel oefeningen doen en daarin ontspannen, maar waar ik het nu over heb is de totale ontspanning. De totale ontspanning die er kan zijn terwijl je lichaam misschien al zo vergroeid is, dat het niet meer volledig ontspannen kan zijn. 
Het is van een ongelooflijke schoonheid als je even beseft dat, ondanks alle handicaps die in ons leven aanwezig kunnen zijn, hele crue handicaps van ons lichaam of van de leefomstandigheden, we toch tot volledige ontspanning kunnen komen. Dat meten we het niet meer af aan een ‘leeg’ been bij tai chi, maar nemen alles mee wat niet meer te veranderen is in dit leven.

Waarmee ik eigenlijk wil zeggen, werkelijke ontspanning gaat veel verder dan onze oefening ons ooit kan brengen. Nog een duidelijker aanduiding dat de oefening een voorlopige zaak is. Waarmee de waarde van die oefening alleen nog maar vergroot wordt, want er is geen volledige ontspanning mogelijk dan door te oefenen – behalve de heel grote uitzonderingen. Zoals het in de bijbel staat: “Die God liefheeft geeft Hij het in de slaap.”
Die enkelen zijn er. Maar als je daar niet toe behoort, zal je moeten oefenen.
Dat oefenen hoort bij de ballingschap. Maar dat is geen zure plicht, het is een voorrecht dat je kunt oefenen. En dat er in de hele wereld geen enkele handicap is die je daarvan kan weerhouden. Je kunt altijd een weg vinden om de oefening te doen.
En ik zeg je: laat je niets aanpraten, door niemand, ook niet door de heilige boeken. Ga je weg, oefen, en je zult ontdekken.

Wat dan tegelijkertijd van je afvalt – dat is heerlijk – is dat je iets moet betekenen. Want ‘iets betekenen’ hoort bij de wereld die vastzit, die nog gelooft in het verzamelen, vermeerderen en beheersen. Waarom zou je in die wereld iets willen betekenen? Dat is de wereld die je los moet laten.
Je kunt dit in alle fasen van je leven terugvinden.

Het betekent ook niet afgeleid zijn. Want afgeleid zijn betekent dat je zó vast zit aan waar je mee bezig bent, dat je er niet meer van los komt.
Ik weet niet of jullie beseffen wat een geweldige onvrijheid het is, als je afhankelijk bent van het opdoen van ervaringen, van kennis, bezit, macht, van positie. Dat is een geweldige onvrijheid.
Iemand die iets werkelijk beheerst, die iets moeiteloos kan voltrekken, een echte meester dus, is noch ijdel noch zal hij zich laten gelden. Maar zolang iemand nog iets van erkenning nodig heeft, dan weet je, het klopt niet, hij wil nog wat zijn in die wereld die totaal onbelangrijk is, die een handicap is, die je terughoudt, vasthoudt.

Hetzelfde geldt ook voor relaties. Een relatie is een bewegend, veranderend iets.
Een ander kan op een bepaald moment voor jou de poort zijn, waar je doorheen gaat naar de werkelijkheid. Maar dat is niet die ander. Die ander is de gelegenheid en moet ook zijn eigen weg kunnen gaan. Maar wat doen wij, wij zijn er diep van onder de indruk en zeggen ‘Hatsikidee, vasthouden, niet weglopen.’
Daar is onze hele maatschappij op gebouwd.

Wat ik nu aansnijd, gaat diep. Besef nou eens goed wat dat betekent. Van al die instellingen, van al die filosofieën, van al die romans die erover geschreven zijn, deugt geen snars. Het zijn wel beschrijvingen van wat er aldoor plaatsheeft, maar het is niet datgene waarvoor wij gemaakt zijn. Wij zijn gemaakt om vrij te worden, om totaal te beseffen waar het om gaat. En omdat we zijn zoals we zijn, en omdat de maatschappij is zoals hij is, moeten we oefenen.
We kunnen daarin ver gaan. We kunnen bijvoorbeeld als we met iets bezig zijn, de proef nemen of we ons daaraan kunnen onttrekken, en zeggen ‘Nu houd ik ermee op, ik ga even iets anders doen.’ En als we er dan weer mee doorgaan, merken we dat we er meestal nieuwer tegenover staan.
Maar dat vergt een geweldige discipline, het gaat terug op het besef dat je anders vergeten bent dat het voorlopig is.

Veel mensen zullen dan denken ‘Ja maar, dan begin ik nergens meer aan.’

Probeer het maar. Als je zegt ‘Dan begin ik nergens meer aan’ zit je in je hoofd. Dat is het logische denken, niet de werkelijkheid. De werkelijkheid is hoe jij bent.
Het betekent in wezen dat je van seconde tot seconde los laat wat er niet meer toe doet. Dat is een hele lange oefening. Er is zo’n mooie romantische uitdrukking voor gevonden: ‘Leven in het nu’. Toen ik nog jong was, was dat in zwang. Het is een hele mooie kreet, maar het betekent dit.
Daar moeten wij voor oefenen, dat is onze ballingschap.

Die basiswaarheden vind je in alle religieuze stelsels terug. Alleen zijn ze steeds verder vertaald naar de gesloten wereld van het vasthouden. De lijst er omheen is veel en veel dikker, groter en, ja, walgelijker geworden dan de inhoud. Daar zitten we mee.

Dus probeer het dicht bij huis te houden. Zie hoe jij ook erop gericht bent om alsmaar kennis te verzamelen, kennis van het hogere. Wie heeft dat niet graag gedaan?
Zie gewoon dat het eigenlijk precies hetzelfde is als wanneer je drie auto’s wilt hebben. Dan kun je het langzamerhand in vrijwel alle uitingen van het leven bij jezelf terugvinden.

Daar is nog een ander aspect aan. Als je dit echt doorhebt, heb je alle begrip voor de mensen om je heen die nog druk bezig zijn in de grabbelton. Je zult ze op geen enkel moment veroordelen of minderwaardig vinden. Je ziet, ze zijn er nog mee bezig.
Aan de andere kant is het een zweepslag voor jezelf om nog dieper door te dringen in het voorlopige van alles. En heel in het bijzonder in het voorlopige van een verbintenis met een ander mens, op welk niveau dan ook.
Er gaat een ongelooflijke hoeveelheid schoonheid verloren, wanneer je een verbintenis die op het moment dat ze ontstond, en misschien nog een heleboel jaren daarna, volledig voldeed aan het groeien aan elkaar, theoretisch verlengt op het moment dat het voor ieder van de deelnemers beter is om uit elkaar te gaan.

Als je dat gebied binnen je innerlijke aandacht neemt, loop je keihard tegen jezelf aan. Dan merk je ook hoe behoudend je bent. Daar kom je niet tussenuit door te zeggen ‘Ach ja, dat is in de natuur zo gegeven.’
Dat is niet in de natuur zo gegeven, dat hebben wij ervan gemaakt.
‘Ja’ zeggen mensen dan, ‘waar blijf je dan.’
Wel, dan kom je bij de werkelijkheid. Dan kun je niet meer in een verbintenis vluchten of daarin rusten, want dat is de herberg van het misverstand.

Je werkelijke thuis, daar waar je altijd kunt zijn, is in die aandacht voor wat steeds plaatsheeft, buiten je en in je. Dat is je eigenlijke thuis, dat verandert van moment tot moment, of je arm bent of rijk, of je veel hebt of weinig.
Het betekent werkelijk los zijn van bezit. Het gaat er niet om of je veel of weinig hebt, maar het gaat om jouw verhouding daartoe, die bepaalt.

Ik weet niet of jullie begrijpen dat daarmee de bron van alle angst verdwenen is. Want je hebt niets meer te verliezen. Niets meer te verliezen van de wereld van het voorlopige. Want zoals wij zijn hebben we altijd de angst om een stukje van het voorlopige te verliezen.
We weten allemaal dat we dood zullen gaan, maar voor geen van ons is het echt een werkelijkheid dat we dood zullen gaan. Dat stellen we uit.
En dat is een misverstand, écht een misverstand. Want dat betekent dat we het uitstellen tot het moment dat we niet meer alle vermogens tot onze beschikking hebben om te sterven. We moeten sterven in het volle bezit van alles wat we zijn. Als we dat niet doen, laten we de mogelijkheid voorbij gaan. Dan zijn we echt slachtvee, gaan we naar dat moment toe zonder te weten wat het betekent.

Het besef dat je moet sterven in dit leven, groeit vanzelf door het steeds diepere gevoel van voorlopigheid. Dat diepere gevoel van voorlopigheid maakt je op een hele vriendelijke manier los van alles waar je nu aan vastzit, ook in je lichaam, maar zeker ook in je geest, en in je hart. Dat is de schoonheid ervan, dat het een kracht is die jou heel vanzelf als het ware dát laat doen wat in het belang is van die voorlopigheid.

Daarmee verandert onze hele verhouding tot het sterven. Dan wordt het sterven een geweldige mogelijkheid. Want het is eigenlijk een mogelijkheid om vrij te worden. Het is eigenlijk de mogelijkheid om nergens meer aan vast te zitten. Om niet alleen zelf vrij te zijn, maar ook om anderen vrij te laten. Niet alleen niet meer bij jezelf in te grijpen, maar ook niet in het leven van een ander.
Ik weet niet of jullie beseffen hoe je eigenlijk voortdurend ingrijpt in het leven van andere mensen. En wat je daarmee aanricht.

Ik weet niet of het voor jullie nu eens concreet wordt wat meditatie betekent. Want dit is geen mooi verhaaltje, dit is concreet.
Dat doe je je hele leven lang: je grijpt in bij jezelf, je dwingt jezelf; je grijpt in bij een ander en je dwingt anderen. En dan ben je verbaasd dat je allerlei kwalen krijgt en dat andere mensen allerlei kwalen krijgen en er ziektes ontstaan, dat wanhoop ontstaat en angst, en af en toe een oorlog.

Maar het begin ligt hier, bij onze niet-bereidheid om los te laten.
Daarvoor is het nodig dat je echt tot in je diepste vezels beseft wat niet-loslaten is. Dat is geloven in de kermis van het voorlopige; net doen alsof dat voorlopige niet voorlópig is.
Daaruit ontstaat ook de hele ceremonie over de dood, de begrafenis en alle trammelant er omheen, en alle geweeklaag en verdriet.

Het mooie is, je kunt het in alles oefenen, als je een teen ontspant, ben je ermee bezig. Als je een houding in tai chi volledig vrij maakt, ben je eraan bezig. Als je je eigen gedachtegang kunt onderbreken, omdat een ander iets tegen je zegt, ben je eraan bezig. Ook als je iets weggeeft, ècht weggeeft, zonder er voorwaarden aan te verbinden.

Ik zie het zo vaak gebeuren, iemand geeft iets aan een ander, merkt dat die ander het weer doorgegeven heeft aan een derde en is daar helemaal upset over. Maar dan heb je het niet echt weggegeven, dan heb je er een clausule aan verbonden. En dat vindt iedereen heel gewoon.
Of er ligt een brief voor je en je meest naaste leest hem en zegt er wat over, terwijl het helemaal je bedoeling niet was dat hij het zou lezen. Maar waarom was het je bedoeling niet? Heb je een geheim in deze wereld, een particulier iets? Of komt dat voort uit dat merkwaardige idee dat er iets op de wereld is dat van jou is, helemaal particulier?

Waarom hebben wij het woord ‘intiem’ eigenlijk uitgevonden. Omdat wij, zoals we zijn, geen eerbied hebben voor elkaar als wezenlijkheid. Daarom zetten we schermpjes om ons heen en zeggen ‘Dat gebied is intiem.’
Maar dat is helemaal niet nodig, als wij de ander wezenlijk zien als een groot geheim is dat niet nodig.

Ik weet niet of ik duidelijk kan maken hoe wij bijna alles wat er bestaat hebben voorzien van een schilletje. Met dat schilletje duiden we het aan en doen net alsof dat schilletje de werkelijkheid is.

Ik zou nog heel lang door kunnen gaan. Het is onvoorstelbaar veel wat wij bedekt hebben, wat we niet in zijn oorspronkelijkheid laten. Er is bijna niets wat wij niet in zijn groei belemmeren. Er is bijna niets wat we niet vast willen houden.
En toch is het nodig dat we dat helemaal beseffen, tot in alle vezels, tot in onze dromen toe – dat we beseffen dat we dromen, met open ogen en met gesloten ogen.

Het is nodig dat we op een prettige, zorgeloze manier uit de droom stappen, dat we wakker worden. Dat we wakker worden en de totale voorlopigheid die wij zijn en die om ons heen is aanvaarden. Niet alleen aanvaarden, maar ook omarmen, omdat het zo schoon is, zo fantastisch. Dan heb je geen moeite meer om de seconde die achter je ligt los te laten.


naar boven