Het openbaart zich aan je

Eefde juli 1985 | Donderdag

Inleiding
[download]

Waarom dring ik er eigenlijk steeds op aan, dat je kunt voelen dat je op jezelf staat, dat je kunt ervaren dat je zelf iets bent. En dat je om te zijn, niet afhankelijk bent van alles waar je nu van afhankelijk meent te zijn.

Weinig mensen zijn zich ervan bewust dat ze leven vanuit een steeds terugkerende afhankelijkheid. Daarmee bedoel ik uitdrukkelijk niet die soort van afhankelijkheid die gewoon bij het leven hoort. We hebben andere mensen nodig, niet alleen voor voedsel en onderdak, we hebben ook de nabijheid van andere mensen op een of andere manier nodig. Maar die afhankelijkheid bedoel ik dus niet, die is natuurlijk, gezond, normaal.
Ik bedoel die andere afhankelijkheid, waar we ons zelden bewust van zijn, die maakt dat we eigenlijk stilstaan, dat we onszelf voortdurend herhalen, steeds hetzelfde blijven zoeken. Een speurtocht – verheven of banaal, dat doet er dan niet toe – die ons afsluit voor heel veel wat voor ons van belang is.

Als we gewoon ons leven leven, zonder dat we hier aandacht aan geven, zal het leven in het algemeen er wel voor zorgen dat we er telkens aan herinnerd worden dat we afhankelijk zijn op de verkeerde manier. We verliezen een geliefde, er sterft iemand, we verliezen dingen waar we heel erg op gesteld zijn. Dat zijn even zovele aanwijzingen van een soort van afhankelijkheid die niet bedoeld is, zou ik haast willen zeggen.

We hebben op allerlei manieren geprobeerd om te ontkomen aan die wurggreep van afhankelijkheid. Er zijn mensen die proberen hun gevoel op slot te zetten. Dat kan je heel aardig lukken, maar je merkt dat er iets fout is, je hebt jezelf dan helemaal in de hand.
Zo zijn er legio gevallen waarin je je van te voren beveiligt voor de werkelijkheid van het leven. De werkelijkheid van het leven die eigenlijk voortdurend iets geeft, opdat je ervan zult gebruiken, en die het dan weer terugneemt.

Dat laatste is voor ons altijd hetgene waar we dan gaan rebelleren. Wij zijn helemaal ingesteld op het pakken, op het toe-eigenen, en helemaal niet geoefend in het loslaten. Maar alle processen in de natuur zijn ingesteld op komen en gaan. Dat brengt het met zich mee, dat is het vergankelijke. De stofwisseling, de geestelijke omzetting – het is aldoor een verdergaan. En wat wij nastreven is steeds hetzelfde blijven doen.

Zelfs als je dit in je eigen leven goed hebt opgemerkt, merk je toch dat je bezig blijft met vergaren en vasthouden. In diepste zin komt dat omdat we het gevoel hebben dat wij in die relatiewerkelijkheid pas onszelf zijn. Ik kan het anders zeggen: dat wij geen echte basis hebben van waaruit we in dit leven staan, een basis die niet beïnvloedbaar is door alles wat ons overkomt.

De meeste mensen denken dat dat betekent dat je dan niets meer overkomt. Nee, dat blijft gewoon doorgaan. Maar de wijze waarop jij in de verandering staat is dan veranderd. De verandering blijft. Dat hangt samen met je lot, en dat lot ligt vast. De levensloop is voor iedereen verschillend, maar waar het om gaat is hoe jij daarin staat, of je op jezelf kunt staan of niet. En dat op jezelf kunnen staan heeft verband met hoe je jezelf ervaart.

Een heleboel mensen vinden dat een vreemde uitdrukking: ‘hoe je jezelf ervaart.’
Maar toch is dat zo, de een ervaart zichzelf heel anders dan de ander. Je kunt jezelf ervaren – dat komt het meeste voor – in antwoord op hoe andere mensen op jou ingaan. Dat is een soort van spiegel, een spiegelwerkelijkheid. En daar zijn we ons niet van bewust.

Hoe kom je los van dat grote weefsel van betrekkingen die ieder mens heeft, zonder het weefsel te verlaten? Het is merkwaardig, maar waar het om gaat is niet om uit het weefsel te stappen. 
Hoe kun je onafhankelijk van het weefsel komen en er toch in blijven? Daar gaat het eigenlijk om. Daarvoor is nodig dat je jezelf kunt ervaren los van dat weefsel. Dat je dus je meest oorspronkelijke kant, je oorzakelijke kant – de oorzaak van je zijn hier op aarde – kunt ervaren. Dan kun je van daaruit je leven leven.

Het is duidelijk, als iemand zichzelf kan ervaren onafhankelijk van wat er om hem heen gebeurt, dan verandert zijn aanpak en zijn wijze van in het leven staan fundamenteel. Hij heeft geen behoefte meer om zich door te zetten, om zich te laten gelden. Hij heeft geen behoefte meer om in het leven van andere mensen in te grijpen of daar iets in te doen. Hij heeft geen haast. Hij hoeft niet iets te bereiken, want hij is er al, hij is bij zichzelf.

Als je je leven bekijkt vanuit die gezichtshoek, merk je dat je altijd weer behoefte hebt om iets te zijn, om een betekenis te hebben voor anderen.
Ik kom zoveel mensen tegen die zeggen ‘Niemand geeft iets om me.’ Dat is een uitdrukking daarvan. Met dat ‘Niemand geeft iets om me’ ben je zélf gedevalueerd. Ontzettend dwaas natuurlijk, maar zo is onze toestand.

Als je gaat mediteren – dat betekent eigenlijk dat je probeert te ontdekken wat werkelijk is – zou je kunnen ontdekken hoe jouw positie in het leven is, hoe jij je in het leven verhoudt ten aanzien van anderen, ten aanzien van alles eigenlijk: de situatie waarin je bent, de dingen die je omringen, de mensen om je heen. Maar om dat te kunnen ontdekken, om dat helemaal te kunnen beleven, heb je een basis nodig – je hebt een basis nodig die jou in de gelegenheid stelt om te ontdekken. Want zolang je alleen maar in dat netwerk zit, kun je niet ontdekken.

Je weet ook – tenminste dat hoop ik – dat je geen steek verder komt door je te onttrekken aan dat netwerk, door je er uit terug te trekken. Want dan zet je een levend gebeuren in jezelf als het ware stil. Dan kun je niets meer ontdekken.
Tragisch genoeg is het wel eeuwenlang een aanbeveling geweest om in afzondering te gaan. Maar dan is het hele spel uit. En naar mijn gevoel is het eigenlijk een zwakte. Het gaat er om in het spel te blijven en toch jezelf zoals je bent te leren kennen in het spel, in de relatie, in de vreugde, in het verdriet, in de boosheid, in alles wat je kent.

Om die basis gaat het dus, die basis die jou in staat stelt om in dit leven te ontdekken. En dat moet een basis zijn die niet behoort tot één van de waarden van dat weefsel van relaties. Het moet iets zijn dat op zichzelf is.

We hebben in de loop der eeuwen ontdekt, dat die basis het eenvoudigste gerealiseerd kan worden door terug te gaan naar de meest eenvoudige processen in onszelf – die weliswaar niet zo eenvoudig zijn, maar toch in verhouding eenvoudig, processen waar we bij kunnen, waar we ons in kunnen begeven. En dat is dan een diepere lichaamsbeleving, een lichaamsbeleving waarin we de ritmes, de stiltes en de pauzes gaan opmerken. Dat kan alleen maar wanneer we onze aandacht omwenden, door aandacht te geven aan die eenvoudige dingen in onszelf. En daarin als het ware tot rust te komen, daarin onze balans te vinden.

Dat is eigenlijk waar de eerste fase van meditatie om draait, dat je die balans vindt. Maar je wordt er voortdurend af geroepen door het netwerk van relaties waar je in zit.
Van dat eenvoudige werk word je altijd weer van afgehaald. En het is al een heel ding dat je, als die roep klinkt, er niet in verdrinkt, zo meegenomen wordt dat oefenen voor jou gewoon een theoretische zaak wordt, zoiets van ‘Goh, dat moet ik ook nog doen.’
Net als een som die je niet hebt afgemaakt en nog even moet oplossen.

Het gaat erom dat je ziet dat je tijdens het oefenen er vanaf geroepen wordt, gewoon, omdat je bent zoals je bent. Je bent nog altijd vastgeklonken aan dat relatienet. Dus zodra dat eventjes niet normaal is, zodra er maar iets in gebeurt, een kleine rimpeling, ben je whap weg van je oefening. Het is heel bijzonder als je inziet wat er eigenlijk gebeurt, dat je eraf geroepen wordt.

In het verleden hebben we gezegd ‘Ja maar je hebt de plicht op je genomen om te oefenen, dus je oefent.’
Daar komt de dwang binnen. Dat is geen inzicht, dat is dwang. Je hebt dat op je genomen, dus je doet het. Of, als je zoals we zeggen ‘onverantwoordelijk bent’, dan doe je het niet. Maar dat is heel wat anders dan wanneer je inziet dat je eraf geroepen wordt. Dat is een heel ander iets.
Daarom is inzicht zo ongelooflijk belangrijk, want je vermijdt dan die hele lange lijdensweg van verplicht zitten of verplicht oefeningen doen – je doet het niet met je hart.

Als je echt inziet dat je af geroepen wordt van iets wat heel wezenlijk voor je is, dan kun je ook weer terugkeren. Dan kun je zeggen ‘Oké, ik word er nu vanaf geroepen, ik heb dat in de gaten, maar ik kan ook vrijwillig weer terugkeren naar mijn oefening.’

Dat is ook één van de redenen waarom de oefening heel simpel moet zijn. Dan kun je de oefening hervatten zonder dat je je weer hoeft in te leven. Dat is aanwezig, je kunt verdergaan.

Meditatie betekent dus: leren beseffen dat je eraf geroepen wordt en dat je daartoe terugkeert. Dat is ook een proces, iets wat gebeurt. Dan heb je ook helemaal geen meester nodig of wat ook maar, je hebt niemand nodig die je er erbij houdt. Dat doe je zelf, want je ziet waar het om gaat.
Dat is oneindig veel belangrijker dan dat iemand je begeleidt en een eindweegs op weg brengt: dat je zelf ziet wat je doet, van waaruit je het doet en hoe het zich in jou voltrekt. Dat je dat beseft. Dan kun je elke keer weer oefenen zonder schuldbesef, zonder verplichting, zonder één van die vele dingen waar we nu altijd maar weer afhankelijk van zijn.

Op het moment dat je inziet wat er steeds gebeurt, valt alle haast weg. Het is een begin van vrij zijn, als je door inzicht zoiets simpels kunt doen als het oefenen zonder de zweepslag van verplichting, van voornemens. Dan sta je al heel anders in de oefening. Je hebt als het ware iets geschapen waardoor je de oefening met meer zelfvertrouwen kunt doen. Je hebt ook de voorwaarden geschapen waarin je beter kunt voelen wat die oefening aan jou doet. Want je hoeft niets te bereiken, je weet alleen dat gekluisterd zijn in het weefsel van relaties een herhaling is. Zo intelligent ben je wel. En je hebt ook ingezien dat daaruit stappen ook geen zin heeft, want dan is het spel uit, dan kun je niet meer waarnemen. Dus je weet dat je moet oefenen midden in het leven, midden in alles wat er met je gebeurt.

En nu onderzoek je voor jezelf welke voorwaarden dan nodig zijn.
Nou, dat is dus in het bezit zijn van een eenvoudige oefening. Een oefening die zo simpel is, dat je daarin de meest primaire ritmen en werkelijkheden in het leven kunt ontdekken: Hoe gaat je adem? Wat betekent het dat je adem zo en zo is? En als je gemerkt hebt of als je gezegd is dat daar iets in veranderd kan worden, hoe kun je dat dan zo goed mogelijk doen? En waarmee staat die adem in verband?

Je hebt allang gemerkt dat de adem ook in verband staat met je gevoelswerkelijkheid, met je mentale werkelijkheid, maar ook met energie-aspect in jezelf. En je gevoelswerkelijkheid en je mentale werkelijkheid zijn veel gecompliceerder dan dat energie-aspect.
Dus is het verstandig om te zeggen ‘Als ik de adem nu heb leren kennen, ga ik aan het energie-aspect werken. Dat is eenvoudiger dan het gevoels- en het mentale aspect. Ik ga daaraan oefenen, en ik heb daar – want dat heb ik nu zo langzamerhand wel geleerd – geen haast mee. Ik laat het zich als het ware rustig in mezelf vertonen, het zich aan me openbaren.’

Als je oefent zoals ik nu heb proberen te beschrijven, is dat een totaal andere manier van oefenen dan wanneer je er toch iets van denkt te ontvangen. Je ziet het meer als iets wat zich aan jou openbaart. Het is er allang, maar het openbaart zich nu aan jou. Dat is een totaal ander iets dan wanneer je toch heimelijk denkt ‘Daar zal ik beter van worden’ of ‘Het zal me hierdoor beter gaan.’ Je ziet in dat het enige wat gebeuren moet is dat het zich aan jou openbaart.
Dat is heel anders, dan ben je pas voor het eerst bezig zonder belang. Je wacht af wat zich wil openbaren. Het enige wat je doet is de voorwaarden scheppen waarin het zich kan openbaren. Het scheppen van die voorwaarden waarin het aan jou geopenbaard kan worden, jou duidelijk kan worden, door jou ervaren kan worden, is iets wat je, vertrouwend op de degenen die je voorgegaan zijn, te weten kunt komen.

Dat is een totaal ander iets dan wanneer je jezelf probeert te veranderen. Veel mensen denken dat ze zichzelf kunnen veranderen. Dat gaat niet. Dat kan niet. Je kunt alleen de voorwaarden scheppen waarin een proces op gang komt waarin jij veranderen zult. En als jij de voorwaarden schept, treedt die verandering in. Dat is gewoon zo.

Het is dus heel belangrijk om die voorwaarden te scheppen, voorwaarden waarin je echt oefenen kunt.
Eén van die voorwaarden is dat je een eenvoudige oefening doet. En in de oefening ook weer de meest eenvoudige processen als uitgangspunt neemt. Dat is houding, adem en in dit geval energie.

Er zijn mensen die zeggen ‘Adem is niet nodig, aan houding en energie kun je oefenen.’
Ik geloof dat dat waar is. Maar of je nu adem, houding of energie neemt, in ieder geval is het duidelijk dat je terug moet gaan naar het meest eenvoudige, dat wat je altijd ter beschikking hebt; naar dat waar je altijd aan kunt oefenen, onder alle leefomstandigheden.
Of je in gevangenschap bent, of een vrij mens bent – wat wij dan vrij noemen – dit soort oefening kan altijd. En het is op zichzelf al een grote bevrijding als je merkt dat je iets kunt ondernemen, wat je niet afgenomen kan worden. Wat je zelfs niet afgenomen kan worden door ziekte, ongeluk of tegenslag – als je maar voortdurend in de gaten hebt waar het om gaat. En beseft dat jij de enige bent in het hele bestel die bepaalt of je je zult laten afleiden of niet.

Het schept een geweldige vrijheid, als je echt inziet dat jij degene bent die dat bepaalt. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat die afleiding niet een geweldige rol in je leven blijft spelen. Natuurlijk. Want je bent tot nu toe groot geworden in die afleiding. Je bent niet meer dan afleiding eigenlijk. En sommige afleidingen hebben een heel geregeld karakter, houden je in het gareel. Je werk en een heleboel relaties zijn een soort van geregelde en constante afleiding. Hoe meer je daarin vastzit – als er dan maar niks gebeurt – hoe meer je denkt dat het leven goed gaat. Maar dat is niet zo. Dat is gewoon omdat het leven je als het ware in de slaap met rust laat.

Dus die afleiding blijft gewoon spelen, natuurlijk. Maar je wordt er steeds minder afhankelijk van. Hoe constanter je oefent – dat is dus dat scheppen van die voorwaarden en het oefenen in die voorwaarden en het doorgaan daarmee – hoe losser je ervan komt.

Dan, plotseling, blijken al die deugden die ons altijd voorgehouden zijn, zichzelf te vervullen. Daar hoef je helemaal niet meer naar te streven, je hoeft er niet meer naar te streven om eerlijk te zijn of bescheiden of vriendelijk. Natuurlijk ben je vriendelijk. Waarom zou je niet vriendelijk zijn? Waarom zou je niet bescheiden zijn? Dat spreekt vanzelf. Dat is het grote keerpunt, dat je niet meer hoeft te streven, dat het in de oefening vanzelf gebeurt het.


naar boven

Gesprek (fragment)

– A: Om te oefenen heb je inzicht nodig. Maar ik heb geen inzicht en vind het toch heel moeilijk alleen maar te oefenen.

– Maarten: Wat ik vanochtend heb proberen uit te leggen is dat je begint te oefenen, om wat voor reden ook. Maar nu ben je aan het oefenen en dan gebeurt er van allerlei en je wordt afgeleid, je wordt ervan afgehouden. En dat gebeurt telkens. Nu gaat het er om dat je dat opmerkt en jezelf bewust maakt dat je afgeleid bent van de oefenen.
Het is heel belangrijk om een keer in je leven op te merken dat je door afleiding leeft. Dus dat je niet een eigen koers vaart, maar dat de omstandigheden jouw koers bepalen. Dat is heel normaal. Oefenen wil eigenlijk zeggen: dat je ingezien hebt dat dat zo is. En als je doorhebt dat je in het algemeen niet zelf doet, maar gedaan wordt, ja, waarom houd je er dan niet mee op?

– A: Ik zie wel in dat het bij mij niet van binnenuit gebeurt en dat ik meegenomen word. Toch twijfel ik aan de oefening. Jij zegt ‘Je oefent niet om wat te bereiken.’ Maar als ik ga oefenen doe ik dat duidelijk wel, ik wil uit deze situatie. Als ik ga oefenen denk ik dat ik daar beter van word. En dat is niet de bedoeling.

– Maarten: Het gaat er eigenlijk om dat het inzicht dat je meegenomen wordt zó diep in je gaat, dat je wél de beslissing neemt om nu zelf je richting te bepalen. Dus je hebt het ingezien – dat zeg je net – en nou ga je oefenen.
Dan loop je tegen de tweede grote weerstand aan, dat het meegenomen worden voor jou een gewoonte is. En dan komt het er op aan om telkens opnieuw in te zien dat je weer in die gewoonte geglipt bent.
Het misverstand is dat wij denken dat als je iets ingezien hebt, het dan klaar is. Maar dat is niet zo, want die mens die jij geworden bent tot op dit moment is het oudste gegeven, het inzicht is heel nieuw. Maar die oude mens is heel gevestigd in jouw leven, dus die zal elk moment zijn rechten proberen te hernemen. Dus zie ook dat die oude vorm moet uitslijten.

– B: Wat mij in mediteren aansprak is dat ik mijn hele leven, van jongs af aan, bij flitsen ervaringen had van diepe verbondenheid. Ik ben gaan mediteren omdat ik het gevoel had dat dit een weg was om hier dichterbij te komen, om er meer open voor te zijn. Voor mij is mediteren fijn, omdat het me in de sfeer brengt van diepe verbondenheid – niet altijd natuurlijk, maar toch. Ik voel me meer verbonden met iets waar ik anders helemaal niet bij kan.

– Maarten: Zo ligt het voor mij ook. Maar ik heb in al die jaren geleerd dat het voor de meeste mensen niet zo is.

– B: En met oefenen – ik bedoel dat niet onaardig – doe je afbreuk aan wat meditatie kan zijn. Oefenen is oefenen. En oefenen vergt toch taai ongerief. Meditatie is toch niet alleen maar oefenen, het is ook een wijsheid van beleven die je soms overkomt, een gift eigenlijk. Niet dat moeizame.

– Maarten: Ja, dat is zo.
Je kunt je natuurlijk nog een andere vraag stellen, namelijk hoe het überhaupt komt dat mensen gaan oefenen. Het lijkt dan alsof ze gaan oefenen omdat ze iets graag willen, maar dat is wat bewust is. Maar waarom ze eigenlijk beginnen weet niemand. Dat is echt een heel groot raadsel.


naar boven