Amersfoort december 1983 | Vrijdagavond
Inleiding
[download]
[Deze toespraak werd door Maarten Houtman thuis opnieuw ingesproken.]
Aan het begin van deze vijfdaagse is dit oude verhaal uit India, dat daar sinds onheuglijke tijden van mond tot mond gegaan is en uiteindelijk ook is vastgelegd, van, naar ik geloof, grote waarde.
Het is het merkwaardige verhaal van de jonge brahmaan Vasudeva, die op een dag voelde dat het leven dat hij tot nu toe geleid had – hoewel het voldeed aan de voorschriften die de brahmanen hadden – hem toch net niet dat bracht waar hij vagelijk en toch ook heel duidelijk naar verlangde. Na overleg met zijn vader en met vrienden, met wie hij al lange tijd was samen geweest, met wie hij gespeeld had en groot was geworden, en na overleg met zijn jonge vrouw die ook – zoals het een goede brahmaanse betaamde – haar plicht deed, besloot hij om zo mogelijk in de leer te gaan bij een echte wijze, liefst een heilige.
En zo ging Vasudeva op weg, te voet, door dat grote continent dat India heet.
Telkens hoorde hij van een heilige en wijze, ging er naartoe, maar merkte vaak in het gesprek dat dit niet de heilige zou zijn die hem verder kon helpen. Het bleek dat hij telkens moest constateren dat wat hem meegedeeld werd, toch voor zijn gevoel nog te veel schools was. En hij wilde iets horen dat hij nog nooit gehoord had, maar dat toch moest bestaan.
Na vele maanden hoorde hij in een streek dat er een heilige was die zich had afgezonderd van de wereld, in een landstreek waar water ontbrak.
Op aanwijzingen van dorpelingen begaf hij zich op weg en op een dag kwam hij inderdaad bij een oude heilige, die in de schaduw van een grote boom roerloos in meditatie zat. Hij naderde voorzichtig en door zijn bewegingen en het schrapen van zijn keel, werd de heilige opmerkzaam op Vasudeva.
Toen Vasudeva vroeg aan de heilige, waarvan hij, zonder dat er nog een woord was gewisseld, het gevoel had dat deze hem dat waar het om ging zou kunnen laten ervaren, of hij zijn leerling zou kunnen worden.
De heilige zweeg lange tijd en keek Vasudeva toen met grote vriendelijkheid aan, greep naar een kan achter zich en zei: Vasudeva, je kunt mijn leerling worden als je eerst deze kan met water vult in het nabijzijnde dorp, zodat wij beide voor enige dagen water hebben.
Vasudeva dankte de heilige en nam de waterkan die de heilige naar hem uitstrekte aan en vertrok. Het leek hem dat de voorwaarden van de heilige niet in verhouding waren tot de vreugde die hem doorstroomde, dat hij nu eindelijk zijn meester gevonden had.
Toen hij ongeveer een halve dagreis onderweg was, kwam hij bij het dorp wat hem was aangeduid en hij vroeg bij het eerste beste huis om water. Maar dat bleek een moeilijker opgave dan hij zich voorgesteld had, want ook in het dorp was water schaars. Na tevergeefs bij enige huizen geprobeerd te hebben, kwam hij bij een groot voornaam huis, waar hij eigenlijk aarzelend aanklopte. Hij moest een poos wachten en werd toen opengedaan door een jonge vrouw, die zo mooi was dat hij alles vergat en meende regelrecht in de hemel te kijken. Hij zweeg een tijd, keek toen nogmaals en zag dat zij lachte en dat ze hem binnen noodde. Hij zette de kan die nog met water gevuld moest worden naast zich voor de deur en ging met haar naar binnen.
Het was hem te moede alsof alles was voorzien. En waarschijnlijk was dat ook zo, want Vasudeva raakte niet alleen in gesprek met de schone, maar hij verloofde zich ook met haar. Niet lang daarna was de jonge brahmaan Vasudeva gelukkig getrouwd met de schoonste en liefste vrouw ter wereld. Hij was alles wat daarvoor gebeurd was totaal vergeten en bouwde niet ver vandaar aan de oever van een grote rivier het huisje waar hij met Sita en de kinderen – het werden er vier uiteindelijk – gelukkig woonde.
En zo zou het verhaal geëindigd zijn als niet, zoals in het Oosten gebruikelijk is, rivieren af en toe buiten hun oevers treden, wanneer de regens losbreken. Ook deze rivier trad op een dag buiten haar oevers, nadat het enige uren zwaar geregend had. En omdat het in die streken al zo lang droog was geweest, had niemand er meer aan gedacht om de huizen zover van de rivier vandaan te zetten dat een overstroming onmogelijk is.
Ook het huis van Sita en Vasudeva was vlak aan de oever gebouwd. En toen midden in de nacht de donder langs het zwerk trok, de regen neerstroomde, waren velen ongerust, waaronder ook Vasudeva. Maar niemand had gedacht wat ging gebeuren: de rivier zwol aan en alras stroomde het water tussen de huizen en nam ze mee, ook het huis van Vasudeva. In de paniek die ontstond wist Vasudeva toch nog zijn kinderen bij elkaar te krijgen, zodat hij meende misschien uit het water te kunnen komen en hen althans te redden. Sita was al weg. Hij deed zijn uiterste best, maar op een moment voelde hij dat de onweerstaanbare kracht van het water hen allen zou verzwelgen.
En op dat moment uitte hij in wanhoop de naam van de heilige. En plotseling was hij terug bij het moment dat hij de kan van de heilige aannam, om deze te gaan vullen met water.
Goede vrienden, het verhaal van Vasudeva is ons leven. Voor ieder van ons is er het moment dat we weten op weg te moeten gaan, om dat te vinden wat niet omschreven kan worden. En we zijn naar ons gevoel in staat om dat te vinden, als we maar alles geven wat we te geven hebben. En we gaan op weg en we vinden een ingang en we zijn bereid te doen wat van ons gevraagd is. En dan herneemt het oude leven, de ontwikkeling en al datgene wat ons af kan leiden, zijn rechten. En we zijn totaal vergeten waarvoor we op weg gingen. En pas dan, als al datgene wat ons tot dan toe heeft kunnen bekoren en ons in de ban houden ons ontvalt en we menen dat leven wat we kennen te verliezen, is het dat we herinnert worden aan ons voornemen, soms van bijna een leven terug.
Dat wij hier bijeen zijn op deze vijfdaagse, is voor ons allen de mogelijkheid om ons te herinneren waarvoor wij op aarde zijn. En daaraan bewust, vastbesloten en met vreugde, te werken.