Bij jezelf komen zonder argumenten

Eefde december 1989 | Zondagmorgen

Inleiding
[download]

Ik denk dat de grootste blinde plek voor ons is om op te merken wie we zijn. Zoals we leven, leven we in gedachten of in gevoelens. En in die gedachten en in  die gevoelens zijn we niet aanwezig in het moment zelf.
Er zijn maar enkele momenten in het leven dat we er wel zijn, en dat is op hele heftige momenten: boosheid, ergernis, verdriet, soms blijheid. En vanaf dat hele intense moment cirkelen we daar omheen. Totdat er een volgend moment komt en dan cirkelen we daar weer omheen. Maar opmerken wat er aan de hand is, dat lukt maar zelden.

Daarom kunnen we dus ook moeilijk ergens bij stilstaan. Zodra we dat proberen – als je dat eens een keer zorgvuldig opmerkt – ergens op te concentreren, dan komen er allerlei associaties en die nemen ons mee. En zo zijn we eigenlijk aldoor bezig.
Je zou ook kunnen zeggen: we zijn aldoor in het verleden, bij wat gebeurd is. En daar gaan we eindeloos op door. En alleen een heel heftig moment doorbreekt dat.
Ik denk dat een stuk van onze hang naar sensatie daarvan afkomstig is, zo’n moment heb je het gevoel van leven, van erbij zijn. Maar zodra is dat voorbij, of je bent weer in een … eigenlijk in een niemandsland. En als zodanig zou leed, verdriet, eigenlijk welkom moeten zijn, want dat haalt je naar het moment waar je in bent. En al de andere tijd draai je daarom heen. En je kunt er eindeloos mee doorgaan, je kunt er van allerlei over denken, je kunt er van allerlei over voelen, je kunt je er allerlei over afvragen. Maar al die tijd bevind je je niet in het levensmoment waar je bent. 

Daarom kun je dus ook niet stil zijn. Je kunt niet zijn, bijvoorbeeld, bij een moment dat er niets gebeurt, zoals in het zitten. In het zitten gebeurt niets. Geen nood, zeg je, ik zal wel zorgen dat er wat gebeurt… En dus ga je in gedachten.

Het begin is dat je leert om te voelen dat je zit, om te voelen dat je ademt. En dat kost ons al hele grote moeite.
Ik heb vroeger wel eens gezegd: zorg dat als je zit, dat er voortdurend wat gebeurt, dat wil zeggen, dat je voortdurend ervaart. Maar het is een aanbeveling die, geloof ik, niet helpt.

[stilte]

Kun je alleen maar registreren dat je ademt. En is dat genoeg. Wil je toch liever iets moois – een mooie toespraak, een mooi gevoel, een mooie gedachte die je edel voorkomt. Eigenlijk wil je weg uit het gewone leven, het gewone leven met zijn zorgen, met zijn moeite, met zijn ergernissen, met zijn korte momenten van voldoening. Wil je eigenlijk weg uit je leven? En mediteer je om daaruit weg te komen? Of ervaar je wat meditatie is – meditatie, die uiterste concentratie is op wat je bent. Niet gisteren, niet morgen, nu. Wat daar gebeurt in jezelf. En kun je daarbij blijven? Of ga je toch weer weg.

En als je weg wilt, kun je dat dan opmerken van jezelf, dat je weg wilt? Of ben je boos omdat je niet weg kunt. Of ben je boos op de omstandigheden die niet zó zijn dat je weg kunt naar het volgende.

[stilte]

Ik heb op vrijdagavond gezegd: ‘Wat zou je voor jezelf nog willen kennen als je wist dat je morgen zou sterven’ – en ik heb daar iets mee gedaan wat blijkbaar te moeilijk is. Want dat veronderstelt dat je stil kunt staan, dat je je dat in kunt denken, dat er dus niets meer hoeft te gebeuren; dat je alleen nog maar jezelf hebt, waarvan je weet dat je de volgende dag er niet meer zult zijn.
Dat betekent dat je stil moet kunnen staan bij jezelf. Dus niet stilstaan bij je angst, niet stilstaan bij je hoop dat het misschien toch niet zal gebeuren, maar bij die je nu bent, met die wetenschap. En dat je weet: het is nog maar vierentwintig uur, nu kan ik nog bij mezelf zijn, wie die iemand ook is. Ik heb geen uitstel meer, ik kan niet denken: nou ik zal nog wel een paar jaar oefenen, ik zal het nog wel horen van een ander

Als ik het nu niet doe, is het voorbij. Dus je hoeft geen plannetjes meer te maken, ook niet voor je eigen zieleheil.

Kun je dus daar zo bij blijven dat je vanzelf door al die bodems heen zakt, waar je je hele leven op gewandeld hebt. Bodems die over de leegte heen gebouwd zijn, gelaagd zijn. Want er is niets anders dan het leven wat zich voltrekt, in jou, om je heen, in de wereld. En als je dat niet in jezelf kunt voelen, als je altijd maar bezig bent in dat wereldje wat je jezelf gebouwd hebt – en dat is natuurlijk een wereldje wat nét iets anders is dan dat wereldje van je buurman of buurvrouw, of van je liefste. En dus naast die ander, afgescheiden van die ander. Maar niet vanuit de leegte, vanuit het niet met de ander zijn, omdat je met jezelf kunt zijn. Omdat je de ander niet gebruikt omdat je niet bij jezelf kunt zijn. Dat is onze afhankelijkheid, dat we niet bij onszelf kunnen zijn, we hebben altijd maar anderen nodig.

En vanuit die kleine wereld willen we weg. Maar we oefenen op de manier van de kleine wereld. En dat kan nooit tot de grote wereld leiden, dat is onmogelijk.

[stilte]

Hoe kom je bij jezelf zonder argumenten.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Als ik je hele verhaal hoor, dan vind ik het nogal streng.

– Maarten: Wat is er streng in?

– A.: Je zou er gemakkelijk een soort strenge godsdienst in kunnen horen. Ik hoor je bijvoorbeeld zeggen: een afhankelijkheid in relaties die niet zuiver of niet echt is, daar zou je je van moeten onthouden; meer op jezelf zijn, niet afhankelijk zijn; je bent eigenlijk nietig in de manier waarop je oefent, enzovoorts. Voor mij wordt dat een soort strengheid naar jezelf, die juist het ik-gevoel kan versterken. Dat is ook eigenlijk mijn vraag. Terwijl het tegelijkertijd, tenminste dat meen ik te begrijpen, juist vanuit een zachte kracht moet gebeuren, een zachte drijfveer.

– Maarten: Wat ik heb geprobeerd te doen is constateren wat er eigenlijk aan de hand is. En dan zien dat als je dat niet voor jezelf constateert, je dan noodzakelijkerwijs op een manier bezig bent die nergens toe leiden kan.
En nou is het leuke dat jij zegt: ‘Nou, dan moet je je daar maar van onthouden,’ dat onthouden in precies hetzelfde vlak zit. 

– A.: Ja, dat past helemaal in de schuld en boete cultuur die leidt tot versterking van je ‘ik’.

– Maarten: Ja, en ik leg je eigenlijk de vraag voor: waarom is het blijkbaar zo moeilijk om alleen maar rustig bij jezelf te zijn in het moment waarin je nu bent. Waarom is dat zo moeilijk. Waarom tracht je aldoor maar te ontsnappen. Waarom is stil ademen onvoldoende. Waarom is bij een mens zijn onvoldoende. Waarom moet er voortdurend wat gebeuren. Waarom verveel je je als je niks doet. 

– B. : Ik denk dat ik op een zekere weerstand stoot om met het lichaam bezig te zijn. Alsof dat te onnozel is, bij wijze van spreken.

– Maarten: Ja, dat is een oude rest van het christelijk geloof, de scheiding tussen lichaam en geest. Je kunt natuurlijk voelen dat het een geheel is. Je kunt ervaren dat het welzijn van het lichaam inwerkt op de geest, en omgekeerd, het welzijn van de geest inwerkt op het lichaam. En als je dat echt voor jezelf constateert en je blijft daar eens bij, je laat het als het ware de kans om in jezelf te groeien, te beseffen, dan verdwijnt het.
Dat komt dus neer op, los van alles – en dat is heel moeilijk – wat je geleerd hebt en alles wat je gelooft, op een vriendelijk, open manier, waar nog niks in vastligt, in te gaan op wat zich voordoet, in jezelf en buiten jezelf.


naar boven