Weten dat je niet kúnt weten

Eefde december 1988 | Dinsdagmorgen

Inleiding
[download]

We zijn begonnen met die merkwaardige observatie dat we ons hele leven lang het ‘ik’ versterken. We hebben daar lang bij stilgestaan, dat we vanuit het verleden nieuwe ervaringen opdoen – dat zijn dan eigenlijk geen nieuwe ervaringen, de oude ervaringen op een andere manier. Door dat te doen, aldoor maar, versterken we dat ‘ik’.
En we zien allemaal levensgroot dat dat ‘ik’ nu juist de oorzaak is van alle ellende, omdat we het verkeerd gebruiken. Dat ‘ik’ is eigenlijk als feitelijkheid, als mogelijkheid om als zelfstandige eenheid te opereren, daar is niets mee aan de hand, dat is prima. Dat hebben we ook nodig. En de vaardigheden hebben we nodig. Maar we zijn doorgeschoten en we menen nu dat die bundel ervaringen, die bundel kennis, die bundel verwachtingen, gehandhaafd moet worden, dat die verdedigd moet worden. En dat is heel onbewust, maar het is wel een feit.

Wat we geprobeerd hebben, alle eeuwen door, is dat ‘ik’ braaf te maken, dat ‘ik’ dus dat te laten zijn wat het niet is: altruïstisch, liefdevol, denken om een ander, niet ik maar wij, niet mijn wil maar uw wil geschiede… En het blijkt dat het niet lukt.
Dus daar moet ergens een kardinale misvatting zijn. Daar zijn we eigenlijk mee bezig geweest.

Toen hebben we ook, in het verlengde daarvan, ontdekt dat dat ‘ik’, zoals het is, niet kan veranderen. Het kan wel groter worden, het kan meer omvatten, dat kan. Of het kan kleiner worden. Maar in principe blijft het een bolwerk van zelfverdediging en zelfhandhaving.
Dat is een heel belangrijk iets, dat je dat inziet. Dat je dus vanuit de toestand van het ‘ik’ niks kunt, dat je het zelfs niet op kunt geven. Dat is een van de grootste misvattingen, je kunt het van daaruit niet opgeven, dat gaat niet. Je kunt alleen zien hoe het werkt, je kunt zien wat het doet.
Dat is, denk ik, een van de allermoeilijkste dingen, om te zien wat je doet en dan niet onmiddellijk in een reactie te gaan van ‘oh, wat slecht’ of ‘oh, wat goed.’ Want dan versterk je het ‘ik’ weer.

Dit is een punt wat we allemaal mentaal wel snappen. Ik heb het ook al zo vaak gezegd, je weet het niet eens meer omdat ik het al zo vaak gezegd heb.
Maar nu in de praktijk. Hoe doe je dat. Als je dus ziet, als je dus echt aan jezelf gaan opmerken hoe jij in het leven handelt, denkt, voelt, ervaart. En je weet dus, vanuit dat ‘ik’ kan ik het niet rooien. Het moet dus vanuit een andere dimensie komen.
En dan krijg je de volgende valkuil en dat is dat je je gaat indenken hoe die dimensie er wel zal uitzien: ruimte, leegte, verlichting, afijn, de hele kerstboom. Ja, dan ben je ook weer in het ‘ik’. Dan stelt het ‘ik’ zich voor hoe dat zal zijn en dan probeer je jezelf naar aanleiding van die voorstelling om te vormen. Ben je weer dus vanuit het ‘ik’ bezig.

Dus het enige wat mogelijk is, is voortdurend te blijven zien wat je doet. Stop! Niks daarna! Niet corrigeren, niet voornemen anders te doen, alleen maar constateren. Want als er iets gebeuren kan, dan is het alleen maar daardoor. Helemaal toelaten wat je ziet, het helemáál toelaat. Want op het moment dat je het helemaal toelaat, kan er iets gebeuren, het gaat ver boven jou uit.
Eigenlijk draait de hele meditatie er om: hoe kan ik toelaten, hoe kan ik zo zijn dat het kan gebeuren. Terwijl je niet weet wat er gaat gebeuren. Je weet alleen, zoals het nu is, dat is ellende, niet alleen voor mezelf, maar ook voor alle anderen. Dat is je enige uitgangspunt, dat heb je gezien, dat heb je héél helder gezien. Als je dat niet helder gezien hebt, zijn al je pogingen vruchteloos. Dat is het begin. Heel helder zien hoe het in elkaar zit. En elke dag opnieuw zien. Nooit denken: oh, ik weet het al. Dat is het ‘ik’ weer namelijk, ‘ik weet het al,’ is het ‘ik’.
Dat moet je goed bedenken. Je hebt het mij al heel vaak horen zeggen, dus het zou héél begrijpelijk zijn dat je zou zeggen: nou ja, dat weet ik wel, dat weet ik wel. Dat doet hij meer, want het ‘ik’ weet. Maar waar het hier over gaat is niet iets wat je weten kunt, het is iets wat moet gebeuren. En het moet niet op een moment gebeuren, het moet aldóór gebeuren.
Je moet dus aldóór blijven inzien. En aldóór weigeren om tot een conclusie te komen. Het is net als met dat staan daarnet, je staat geen enkel moment goed, alleen als je voortdurend in beweging blijft. Je kunt nooit zeggen: ‘nu sta ik goed,’ want dan ben je alweer verleden tijd.

Kijk, het is een kwestie van snelheid, je ‘ik’ is te traag. Je ‘ik’ houdt niet bij wat er aldoor gebeurt. Je ‘ik’ is altijd het verleden. Dus als je zegt: ‘ik weet het’, dan is het een teken dat je het niet weet.
Dus de enige zekerheid die het ‘ik’ heeft, dat is ook jóuw grote tegenstander. De zekerheid van het ‘ik’ is jouw grote tegenstander. Alle zekerheid houdt je vast. Kijk eens naar je leven, wat doe je voortdurend. Je speelt op zeker. Dus voortdurend knevel je jezelf. En je wordt door iedereen aangemoedigd daarin. Er zijn hele cursussen voor zelfs: assertiviteit, noem het maar op, profilering, hatsiekadee. De touwtjes nog een beetje vaster aan.

Het gaat dus om dat proces wat nooit oud is, wat nooit verleden is, wat alleen nu is en aldoor nu blijft. Waar je dus nooit weet, alleen ervaart. Waar alles in mag, want alles ben jij, ook die ander.
Dat is dus de werkelijkheid. De werkelijkheid is dat voortdurende niet-geweten, verschuivende evenwicht. Maar ja, zo zitten we niet in elkaar. En we hebben een heel leven lang zo gedaan: wél weten, wél onszelf verdedigen, wél oordelen – zodat we de hele wereld hebben verdeeld in belangrijk en onbelangrijk en die is aardig en die is niet aardig, enzovoort. Dat is dus de structuur, die is aanwezig. Dus die is niet zomaar weg.
Dat is een van de allergrootste misvattingen, dat mensen denken van whap! en dan is het gebeurd. Dat is niet waar. 

Maar, als je een keer echt voor jezelf ervaren hebt dat het proces is: voortdurend bewust zijn van hoe je leeft, dan is dat niet erg dat die erfenis er is, want dan herken je die erfenis. Dan zeg je: ja, sorry, dat is dan nog zo. Maar elke keer dat je het herkent, elke keer dat je het herkent, elke keer dat je het ziet, elke keer dat je het voelt, elke keer dat je het ervaart, hoe je jezelf vasthoudt in die oude structuur, wordt het iets minder gebiedend, heeft het iets minder greep op je. 

Dat is dus het grote proces, maar je kunt dat grote proces natuurlijk herkennen in allerlei processen die daarmee verband houden.

[interruptie, niet verstaanbaar]

Ja, maar het grote proces is juist omdat het zo dicht op je huid zit. Het zit dicht op je huid, maar je kunt ook nog zien dat er een aantal andere processen zijn, die  daar heel direct mee te maken hebben, maar die eenvoudiger van samenstelling zijn. Dan heb je adem, houding, energie, beweging. En daar geldt eigenlijk aldoor hetzelfde. Maar daar kunt je makkelijker oefenen. En als je daar oefent en daar gaat het gebeuren, dan gaat er natuurlijk in het totaal wat gebeuren.

Maar het is wel zo, Hein, dat als je alleen maar in deelprocessen oefent, dat je dan wel eens het zicht kwijtraakt op dat allerlaatste proces. En dan krijg je dat je verleid wordt om een prestatie te leveren in een van die deelprocessen.

[reactie, niet hoorbaar…]

Ja, en als je dan daar in zit, in de prestatie in het deelproces, dan ben je weer terug bij het ‘ik’. Want het ‘ik’ glorieert in die prestatie.
Dat is natuurlijk doodzonde, want dat deelproces is heel belangrijk om het daarin te beleven. Als je dan eigenlijk de beleving inpikt en zegt, al is het maar heimelijk: kijk ikke eens … dan ben je net terug in dat wat je niet wilde. Want je bent in die deelprocessen bezig, omdat het een makkelijkere ingang is, of liever gezegd, het is misschien niet eens makkelijker, maar je ziet duidelijker wat er aldoor plaatsheeft. 

Er zijn ook door de eeuwen heen aldoor twee stemmen geweest. Er is een stem geweest die zegt: als je het inzicht hebt is het gebeurd. En de andere stem zegt: oefen nou maar, dan kom je er wel. Allebei is waar, alleen ze vergeten één ding te zeggen: dat het er dan wel van af hangt hoe intens je het inziet. Als je het inderdaad voor tweehonderd procent inziet, dan is het gebeurd.
Maar de mensen die dat zeggen, vergeten wel eens dat ze onbewust eigenlijk al geoefend hebben, dat ze vaak al uitgaan van een positie die de meesten van ons gewoon niet hebben. Maar het normale proces voor hele gewone mensen, zoals wij zijn, is dat je aan beide fronten oefent. En niet zegt: het is dat óf het is dat. Nee, het is beide, het bestaat uit twee delen. Inzicht moet dagelijks geoefend. En de deelprocessen moeten dagelijks geoefend. Soms is het echt heerlijk om met de deelprocessen bezig te zijn. Dan heb je het gevoel, hé, er gebeurt iets, geniet ervan. En soms voel je weer, ja, dat andere moet ik niet vergeten. En alleen zo, met die twee, kun je verder.

Wat dan beslist van je afvalt is haast daarbij, want je ziet, het gaat niet zo, je kunt niet in de tijd dwingen. Dat gaat niet. Je kunt alleen proberen steeds meer intensiteit in jezelf aan te boren. En dat gebeurt onder andere doordat je in contact blijft met wat er in de wereld gebeurt, dat je ziet wat er in de wereld gebeurt.
Voor jou ligt het verband heel duidelijk met waarmee je bezig bent. Daaruit put je een geweldige intensiteit. Je hebt het gevoel, ja, ik moet mijn tijd niet verdoen, het is nodig. En tegelijkertijd zie je dat je het niet kunt versnellen. Het moet in jou worden. En je kunt niet willen. Daar is ook geen versnelling in, althans van die kant.

En nou moet je jezelf goed leren kennen. Sommige mensen zullen gewoon aldoor moeten doen, vooral niet nadenken erover, doen, doen, doen, doen. En in dat doen merken ze. Andere mensen zijn al gewend om te doen, en merken dan niet wat er gebeurt. Die moeten een beetje meer stilstaan.
Maar dat kun je zelf gewoon te weten komen. Dat is niet zo moeilijk. Als je echt van jezelf houdt, dan kom je dat te weten. En je merkt zelfs dat er perioden zijn, er is een periode waarin je alleen maar doen moet, en er is een periode dat je meer stil moet staan. Dat wisselt af, en je weet niet wanneer dat is. Dat is net als met regen en zonneschijn, dat wisselt af. Meegaan, meegaan met de afwisseling, die er blijkbaar is. En jij weet niet hoe dat komt. Dat is ook niet belangrijk. Maar het is belangrijk dat je meegaat met die afwisseling, dat je niet denkt: oh ik ben dat type, altijd doen. Of: ik ben het type dat stil moet staan, altijd stilstaan. Zo is het niet. 

Maar zorg dat je erin blijft, want erin blijven is niet-weten – en ook weten dat je niet kunt weten.
Nou, dat is duidelijk, hè.


naar boven

<< Terug | Einde