Kun je erbij blijven?

Eefde april 1991 | Woensdag

Inleiding
[download]

Ik heb gisterenavond twee passages voorgelezen van Krishnamurti.
De ene passage probeert duidelijk te maken wat mensen wezenlijk verbindt. Het is een heel kort fragment, over een oude dorpeling die daar langskomt. Wat Krishnamurti zegt, is dat er een communicatie kan zijn tussen mensen die verder reikt dan hun geloof, hun oordelen, hun vooroordelen, hun waardebepalingen, hun meningen. Terwijl wij eigenlijk altijd juist in dat geprogrammeerde gedeelte met elkaar verkeren – en het heel gewoon vinden dat we daarin verkeren.
In de andere passage zegt Krishnamurti heel duidelijk dat elke opzettelijke meditatie geen meditatie is. Ik heb dat ook echt met opzet voorgelezen, omdat wij hier dat natuurlijk wél doen.

Die twee elementen betekenen met elkaar iets wat je in ieder geval mentaal kunt begrijpen. En dan moet je maar hopen dat het geleidelijk aan zó duidelijk voor je wordt, dat je het ook kunt beleven.

Ik heb ook al een paar keer gerefereerd aan David Bohm, die heel duidelijk laat zien dat in het kamp van de vooraanstaande kernfysici een proces aan de gang is, waarin ze nog thuis moeten raken. Het besef namelijk dat de mechanistische visie op het heelal uitgaat van afgescheidenheden. Er is een tijd lang gedacht dat het kleinste partikeltje de bouwsteen van het universum is. Dat is op eclatante wijze door de kwantumtheorie van Bohr absoluut en voorgoed op zijn kop gezet. Daar kunnen ze niet omheen, er is geen enkele kerngeleerde die dat zou durven en willen ontkennen.
Maar de vraag is hoe ze zich in die werkelijkheid terecht kunnen vinden. Als ze gaan proberen het in woorden te vatten, blijkt dat ze telkens weer vanuit het verbinden van afgescheidenheden denken.
En dit is precies ook onze eigen moeilijkheid.

Dat hangt samen met een veel groter gebeuren, wat ver reikt over wetenschap, religie, wereldse moraal en culturen. Dat is namelijk het besef wat tot je door moet dringen – en wat je in je eigen leven kunt gaan opmerken – dat elk organisme en elk bewustzijn een werkwijze heeft, waarin het zich in de wereld terecht kan vinden. En die werkwijze is gebonden aan de factor tijd.

Dus tijd is natuurlijk een zeer rekbaar begrip. Je zou kunnen zeggen dat wij tijd toedichten aan al die verschijnselen, die lineair of tweedimensionaal of driedimensionaal voor ons niet te verklaren zijn. Daar hechten wij de factor tijd aan. Maar zou je bijvoorbeeld in vier dimensies kunnen zien, dan zou je opmerken dat waar wij tijd instoppen, helemaal geen tijd bevat.

Het beroemde voorbeeld is dat je je voorstelt dat je een tweedimensionaal wezen bent, dat om een kubus heen wandelt. Die kubus heeft verschillende kleuren: rood, geel, groen en blauw. Als je daar omheen wandelt, komt bij jou de notie op dat er seizoenen zijn en dat het altijd eerst rood is, dan geel, dan groen en dan blauw. Terwijl wij, als we naar een kubus kijken, natuurlijk die vlakken zien. Daar zit geen tijd in.

Dit is maar een grapje, maar op dezelfde wijze is voor ons tijd een verschijnsel waar wij dát in stoppen, wat niet klopt met onze manier van ergens betekenis aan geven.

Ik heb zo vaak het begrip ‘het voorlopige leven’ gebruikt. Er zullen een heleboel mensen zijn die dan denken ‘O ja, dat is tussen geboorte en dood, dat is ons voorlopige leven.’

Ik heb dat altijd maar zo gelaten, maar het zit natuurlijk anders. We beleven het als voorlopig, omdat wij leven zoals we leven. Eigenlijk is het niet voorlopig, het is óók tijdloos. Maar dat tijdloze stuk kennen we niet. Dus voor ons is het leven voorlopig. Daarom hebben we ook een Onze-Lieve- Heer nodig, die kunnen we niet kennen. Dat is dan makkelijk, daar maken we de boel mee in orde.

Maar zo zit het niet, het leven is én tijdloos én voorlopig.

Het wordt heel duidelijk dat ons leven voorlopig is als het organisme, het instrument, ophoudt. Maar de getuigenis van mensen die bijna dood waren, en alles wat daar – zowel uit de oudheid als recent – van overgekomen is, luidt heel anders. Meestal zijn die dramatisch; maar als je het drama er even vanaf haalt, komt het erop neer dat je dan beseft dat je eigenlijk je hele leven in een andere werkelijkheid óók hebt geleefd.

Het tragische is dat er dan weer hele volksstammen zijn, die zeggen ‘Dát is de eigenlijke werkelijkheid, ik heb mijn hele leven in een waan geleefd.’
Maar dat is niet waar! Je bént wel in die werkelijkheid geweest, maar je hebt hem niet beseft. Want – dan komen we op dat punt, wat ik gisteren heb proberen aan te roeren – we hebben teveel haast. Zó zijn we gegrepen door wat zich aan ons voordoet, door wat we willen. En wat we willen – we moeten goed beseffen wat voor gesloten systeem we daarvan gemaakt hebben – spruit weer voort uit wat we kunnen. Terwijl we dat wat we kunnen, zich altijd alleen maar hebben zien verwerkelijken in het voorlopige.
Dus we zijn aldoor op één vlak bezig. En of je nou psychologie bedrijft, of wetenschap, of filosofie, maar dáár ben je in bezig.

In de grote religies wordt wel gesproken over een soort van overgave, waarin de mens een andere werkelijkheid deelachtig wordt. Als je de wegen van de mystici leest, blijkt dat een heel moeizame weg te zijn, met veel knersing der tanden, ascese, overgave, enzovoorts.

Wat is eigenlijk de betekenis van wat daar plaatsheeft? Dat het instrument wat wij hebben – ons lichaam – door al die onthechtingen, onthoudingen, enzovoorts, gelegenheid krijgt zich opnieuw in te stellen.

Maar ik denk dat wij op het ogenblik helderder kunnen zien waar het om gaat. We kunnen zien dat we, onder andere in dat grensgebied van de energie, wezenlijk kunnen oefenen.

Dan komt een nieuw gevaar om de hoek kijken – ik heb het gisteren Krishnamurti laten zeggen – dat elke opzettelijke meditatie geen meditatie is, dat wil zeggen, het is geen wezenlijk je open maken. En waarom? Om dezelfde reden die ik daarnet zei, dat wij aldoor – dat is ons verleden, dat is de baarmoeder waar we in geboren worden, we komen uit de ene baarmoeder en gaan de andere in – in dat stelsel van het denken-voelen een werkwijze opgebouwd hebben, generaties lang. Die werkwijze is heel simpel gezegd – in feite ligt het veel ingewikkelder – dat je je eerst een beeld vormt en dan daar naartoe werkt.

Nou, die werkwijze gaat niet op, dat kan niet. Als je geopend wilt raken voor een over de tijd heen reikende werkelijkheid, moet je die werkwijze opgeven. Daarom zei ik gisteravond, in aansluiting op wat Krishnamurti zegt: ‘Je doet ontdekkingen, en in iedere ontdekking zit iets van dat andere. Maar je denken-voelen lijft het in bij wat het al kent, en onderscheidt dan niet het vernieuwende element erin.’

Wat doet het denken-voelen?
Ik hoop dat jullie het nu kunnen volgen, want het is een beetje moeilijk.
Het denken-voelen … doet nieuwe wijn in oude zakken. En daarmee is het geen nieuwe wijn meer. Dus je moet aandacht hebben voor de wijze waarop het denken-voelen werkt bij het zich bewust worden. Daar moet je op letten.

We hebben een tijdlang gedacht: bewustworden, beseffen, dát is zo belangrijk – jullie hebben het van mij ook wel gehoord. Maar: Hoe doe je dat? Kun je dáár bij? Kun je beseffen hoe je beseft?

Daar gaat het eigenlijk om. Dat is een zaak waar je de kwaliteit voor nodig hebt die je nou juist niet bezit. Dat is namelijk dat je ook beseft dat, als je iets ontdekt hebt wat jou een nieuw zicht geeft, het denken-voelen – als je niet héél oplettend bent – de volgende ontdekking in dezelfde richting gaat zoeken. En zo is het niet.
Daarvoor moet je, bewust en vrijwillig … kunnen stilstaan. En je afvragen ‘Wat hierin heeft nu een kwaliteit die niet in mijn denken-voelen past.’ Daardoor krijg je zicht op de werkwijze van het denken-voelen. En maak je een opening, waardoor die andere werkelijkheid beter tot je door kan dringen.
In dat doordringen vanuit die andere kant – zo noem ik het nu maar voor het gemak – kan het denken-voelen gereinigd worden, ook van zijn werkwijze. En dan pas komt het denken-voelen weer toe aan zijn eigenlijke functie, namelijk bewustworden. En zit het niet gevangen in zijn eigen spoor.

Daar krijg je dus die grote strijd, die is dan duidelijk: het denken-voelen is ons enige instrument om bewust te worden. En tegelijkertijd is het ook het instrument wat het ons onmogelijk maakt, omdat we gevangen zitten in die werkwijze.

Als je je nu afvraagt ‘Hoe kan ik daar nu concreet mee aan de gang’, komt het erop naar dat je eigenlijk alles wat je tegenkomt moet betwijfelen – maar op een hele bijzondere manier, namelijk je afvragen ‘Wat daarin is oud?’
Dat vraagt een ongelooflijke helderheid, een onbarmhartig erop ingaan, terwijl je – en dat is het punt wat het voor ons dan zo moeilijk maakt – helemaal niet weet waar je naartoe werkt. Je werkt ook niet ergens naartoe, je probeert je alleen bewust te worden.

Er valt dus niets te bereiken dan alleen je bewustworden. Dat is een bittere pil. Want ons hele  denken-voelen werkt niet op die manier. Het  denken-voelen wil eigenlijk helemaal geen helderheid, het wil bevredigd worden in zijn werkwijze. Daar hebben we allemaal hele mooie woorden voor, maar dit is de kern.

Dus probeer jezelf als het ware te trainen om bij de gebeurtenissen te blijven, en zo het moment dat je denken-voelen daarmee aan de gang gaat, uit te stellen. Zodat de beleving van het moment zó sterk is, dat je denken-voelen geen kans krijgt het weer te verstieren.

Dat is het begin. Dat verheldert ook dat leed en verdriet zo belangrijk zijn – als je niet daarop reageert met de oude werkwijze. Want met de oude werkwijze krijg je van allerlei: neuroses, depressies, en weet ik wat allemaal. Maar kun je erbij blijven, zodat dat altijd blijft oplichten uit de duisternis van de werkwijze van het denken-voelen.

En stel je niet tevreden met verklaringen uit het denken-voelen. Daar kun je je tevreden mee stellen, dat doen de meeste mensen. Maar kun je zó intens beleven, dat dat blijft. En kun je – als we even teruggaan naar het veel praktischer gegeven van de oefensituatie – ook in het oefenen steeds blijven beleven wat er gebeurt. Kun je in het oefenen steeds verder blijven gaan in het ontwarren van wat je denken-voelen met élke ervaring telkens weer doet, en wat de ervaring zélf is. Dat is waar het om gaat.

Ik heb twee keer het zitten een beetje begeleid en een heleboel mensen hebben nu al tegen me gezegd dat ze gemerkt hebben ‘Dat werkt!’
Ze voelen plotseling dingen die ze altijd al gevoeld hebben, maar niet kenden. Want ze zaten vast in dat stramien van ‘Als het zich kenbaar maakt, dan moet het er zó uitzien’. Ik zeg het nu heel gek, maar het is letterlijk zo. En: ‘Zolang het niet zo is als ik vind dat het zijn moet – je vindt het niet eens, het is allemaal onbewust – is het er niet.’

Daarom ben ik heel vaak sprakeloos als mensen zeggen ‘Ik voel het niet.’ Dan ben ik bijna machteloos, dan denk ik: hoe moet ik nu duidelijk maken dat het er wel is, maar dat jij het niet voelt. Dat komt gewoon omdat jij een andere kant uitkijkt.
Maar zo is het eigenlijk. En daar kun je dus niet over denken, je kunt het alleen maar doen.

Nu komen we bij die laatste woorden van Krishnamurti, waar hij het over meditatie heeft, hij zegt ‘Je kunt het alleen maar doen, je kunt alleen maar zien, horen, doen – zien, horen, doen.’

Dáárin ligt de mogelijkheid, óók als je zulke dingen doet als energiecirculatie, ademoefening of Feldenkrais oefeningen.

En nu als laatste: ik vrees dat wij toch heel gewoon zullen moeten oefenen. Gewoon omdat de wereld de richting uitgaat die hij uitgaat, namelijk steeds voller wordt, steeds meer huizen heeft, steeds meer door mensen gemaakte dingen heeft. Daardoor kunnen wij ons niet meer telkens weer regenereren aan de natuur, maar moeten we het hebben van het exploreren van onze binnenwereld.
Ik herinner me nog dat Dürckheim een keer zei: ‘We bouwen steeds betere voorzieningen, maar daar is een grens aan. We zullen gedwongen zijn naar binnen te kijken en te zien wat we aanrichten, elke dag opnieuw. Ten eerste in onszelf, en daarmee in de wereld.’

We hebben nu net een Golfoorlog achter de rug – er zijn natuurlijk veel grotere oorlogen, veel grotere rampen, waarbij soms miljoenen mensen omkomen. Als je nagaat dat ieder van die mensen in potentie dit in zich heeft, waar we het nu over hebben…

We hebben het er óók over gehad dat als wij het instrument wat ons ter beschikking gesteld is, wezenlijk gaan bewonen en verwerkelijken, dan eerst het moment gekomen is dat we in de evolutie meewerken. Want onze manier van werken met het instrument wat we hebben, maakt de volgende stap mogelijk. We weten niet welke de volgende stap is, maar in ieder geval wordt die dan mogelijk, omdat het instrument ook ontwikkeld wordt in het gebruik – anders dan bij een machine die eigenlijk van buiten af steeds aangevuld of vernieuwd moet worden.
Dat is de schoonheid van de grote natuur en ook van ieder levend ding: dat het zich door het juiste gebruik verder ontwikkelen kan. En als het niet juist gebruikt wordt, dan valt het uit, dat hebben we in de paleontologie gezien.

Dus meditatie in deze zin begrepen is een wereldprobleem. Ik heb het gisteren over het liefdesspel gehad, dat is maar even een uitstapje. Als wij in staat zijn om te beseffen dat een vereniging van een man en een vrouw méér is dan een zeker stellen van de soort – het lustgevoel is tenslotte ingesteld om die soort zeker te stellen – en een vereniging kunnen voelen in een totáál andere zin, hebben we daarmee in een nutshell een antwoord op het probleem van de overbevolking. Omdat dan die soort van vereniging die een kind voortbrengt, niet meer hét is waar het om gaat.
Maar dat betekent – dat is wéér hetzelfde – het doorbreken van een werkwijze van het denken-voelen. Want het  denken-voelen is nog ongelooflijk onderhevig, haast ondergeschikt, aan die geweldige krachten die daar ingelegd zijn van zelfhandhaving en van voortplanting.

Daarom zei ik gisteren ook, toen ik het over het liefdesspel had, dat dan ervaren kan worden dat een storm opsteekt. En dat je ook echt letterlijk ervaart dat die storm niet van jou is, het is een veel groter iets. Maar je hebt er wel mee te maken.


naar boven

<< Terug | Einde