Ons werk is terugkeren naar ons Zelf. Je kunt pas terugkeren naar je Zelf, als je zo stil bent dat je dat Zelf kunt ervaren.
Stil worden is alleen mogelijk als je eerst de onophoudelijke wiebelbeweging van je bewustzijn hebt opgemerkt. Ik bedoel onmiddellijk, actueel opmerken. Opmerken dat er ononderbroken een stroom van gedachte-gevoelens en voorstellingen door je heen gaat. De stroom wordt durend op gang gehouden door zintuiglijke prikkels en opwellingen in jezelf. Een onophoudelijke wiebelbeweging die je de dag door verdeeld, ongeïnteresseerd, ongedurig en ongeconcentreerd laat zijn. Dat is de staat van je bewustzijn.
De eerste stap is echt inzien dat het noodzakelijk is dit voor jezelf op te merken. Let wel: alleen maar opmerken, niet er iets van vinden.
In het opmerken zelf kom je losser van die onophoudelijke, buiten jouw toedoen aanwezige beweging.
De tweede stap is dit opmerken zoveel als mogelijk is te doen.
Maar om te kunnen opmerken moet je vanuit een basis van kalmte en aandacht kunnen uitgaan. Die basis is een juiste lichaamshouding, een juiste natuurlijke, ongestoorde ademhaling en een blijvende gerichtheid als gevolg van het inzicht dat je jezelf moet leren kennen.
Het za-zen en de aanvullende oefeningen van het staan, lopen en bewegen is het oefentuig dat de leraar je aanreikt. Hij doet het je voor, jij doet het na; eerst uiterlijk, allengs innerlijk. Hoofdzaak is dat je het zonder er iets van te willen begrijpen, doet. Dat is za-zen.
Behalve het iedere dag één- tot tweemaal doen van za-zen moet je jezelf vier- tot vijfmaal terugnemen uit de gewoontebeweging van je bewustzijn door uitsluitend dat te doen, wat je doet; zitten, staan, lopen, bewegen, met volle concentratie. Door dit bewust jezelf terugnemen voor korte tijd ontwikkel je het vermogen van kunnen opmerken.
Daardoor ervaar je steeds meer van wat er allemaal om je en in je gebeurt. Je raakt steeds meer open voor alles wat zich voordoet. Je kiest niet meer.
Dit vermogen, dat je dagelijks voedt reikt zonder jouw toedoen steeds verder en verder in omvang en diepte. Je ontvouwt je aan jezelf. Daardoor verdwijnt moeiteloos alle gejaagdheid en ongedurigheid. Je leest je eigen boek. Een boek dat je zelf geschreven hebt en dat je nu leest terwijl je ongeweten weer verder schrijft.
Dit ontvouwen reikt zó ver dat je uiteindelijk bij de basisconflicten komt. Hét basisconflict is dat er tussen jouw Zelf en de actuele ervaring van nu een scherm van het denken-voelen staat. Dat scherm heet ‘ik’. Dat ‘ik’ heb je zelf vanaf je geboorte, met behulp van anderen en alles wat tot je kwam, opgebouwd.
Wat zich steeds verdergaand aan je ontvouwt zijn deelaspecten van dat ‘ik’.
Maar omdat je geleidelijk aan het vermogen ontwikkelde op te merken wat er steeds maar gebeurt, kun je je – en dat gebeurt in een flits – de totale illusie bewust worden. Je ziet de totale samenhang van jouw reactie op wat gebeurt.
In die flits ben je gevestigd in je Zelf, dat geen centrum, geen voor- of achter, geen tijd, geen opeenvolging kent.
Maar de illusie van het ‘ik’ is taai. Je zult steeds intenser moeten oefenen; nog meer gelegenheden aangrijpen om tot de stilte in jezelf te komen. Maar omdat je dat tijdloze moment gekend hebt is de opgave duidelijker en lichter van karakter geworden.
Het oefenen zelf, soms in leed, soms in vreugde is een vervulling. De oefening zelf is de vervulling, niet wat er uit voortkomt. Dat zorgt voor zichzelf.
Inleiding voor de 5-daagse van 12 t/m 17 januari 1982 te Bloemendaal