ZEN notities onderweg (27)
De verlichting als prestatie

In ieder meditatieverloop komt, soms na maanden, soms na jaren, de vraag op naar de betekenis van de verlichting. In onze huidige samenleving waarin prestatiegevoel en -plicht vooraan staan, wordt onbewust de verlichting gezien als het eindpunt. Het wordt gevoeld als een legitiem diploma, dat eens behaald de meditatiepositie veilig stelt. De verhalen over de Zenmeesters en -leerlingen, uit het verband gerukt van land, volk en traditie in een bepaalde tijd, hebben ook aanleiding gegeven tot dit gevoel.
Toch zal iedere oprechte Zen-beoefenaar die zijn natuurlijke gevoel voor verhouding nog niet verloren heeft, ervan uitgaan dat de verlichting iets is dat én onvoorspelbaar is, dus geen eindpunt van een volgehouden inspanning, én geen doel op zichzelf kan zijn.
Naarmate de tijd verstrijkt en je steeds gemakkelijker in het Za-Zen kunt verwijlen, raak je vanzelf je notie omtrent de verlichting kwijt. Je merkt steeds duidelijker dat het Za-Zen van het moment het enig werkelijke voor je is; steeds gemakkelijker glijdt de opwinding en onrust van het oppervlakkige leven van je af; steeds vanzelfsprekender voel je je opgenomen in het ritme van de adem, vooral het uitstromen en lichter worden in de uitademing en het daardoor steeds vaster geborgen zijn in het dragende midden, diep beneden. Je ontdekt dat wat je dacht vrede te zijn, heel anders voelt in de echte ervaring; een dynamische, stille aandacht die moeiteloos naar alles kan uitgaan, zonder zich erin te verliezen. Een werkelijkheid die er is of niet is, maar niet bereikt kan worden; een geschenk dat tot je komt als je de situatie in jezelf hebt laten rijpen die het ontvangen mogelijk maakt. Dat belangeloze laten rijpen is je Za-Zen, iedere dag opnieuw.
Zo voltrekt zich onbedoeld een diepte-inkeer, die ook alweer niet nagestreefd, de vanzelfsprekende geborgenheid in het dragende midden tot ieder leefmoment laat doordringen. Je krijgt voor alles de tijd, zowel voor wat je vroeger belangrijk vond als wat je onbelangrijk voorkwam. Gemakkelijk en vloeiend ga je van het een naar het ander, zonder inspanning en in blijheid met alles wat op je toekomt. Je afhankelijkheid van stemming, oordeel vooraf, verwachting en bedoeling is zonder enige opzettelijke inspanning verdwenen en daarmee alle verspilde energie en spanning die de vroegere voorgeprogrammeerde gevoelens met zich meebrachten. Je wordt minder afhankelijk van de oppervlakte-rimpelingen van gevoel en denken en de daarbij optredende opwinding in jezelf en om je heen, omdat de diepe onderstroom van de grote beweging – die ongemerkt alles doordringt en de aanleiding is van wat aan de oppervlakte schijnbaar toevallig gebeurt – heel direct merkbaar is.
Zoals een organisme op de zeebodem meebeweegt met het in en uit van het water dat er doorheen stroomt, zo beweeg jij mee met de grote beweging van het bewustzijn dat tijdloos in en door alle dingen is; met dit verschil dat jouw eigenheid in die beweging toch een eigen, pas in de realisatie merkbare richting heeft!
Zó steeds dieper rustend in je Za-Zen, iedere dag opnieuw, verdwijnt de hele idee van het bereiken van de verlichting uit je bewustzijn. De direct ervaarbare werkelijkheid van het Za-Zen zowel in het zitten als in het dagelijks leven zelf vraagt niet om iets anders. Vanzelf ga je steeds meer oefenen, omdat je je opgenomen voelt in een proces dat je meer vervult dan kennis of sensatie vermogen.
Je begrijpt nu ook hoe die hunkering van vroeger in je is ontstaan; de rimpelingen aan de oppervlakte, de enige werkelijkheid voor je toen, maakten dat je een hunkering overhield naar de grote beweging, hoewel je niet wist hoe dat was. Je was altijd onderweg van het Nu naar iets anders, je vluchtte naar een romantisch droombeeld: de verlichting.
En omdat het nog zo ver weg was wilde je wel de zekerheid dat je het eens zou bereiken.
Maar het tragische is natuurlijk dat je zolang je werkt aan iets dat in de door jou gedachte toekomst moet plaats hebben, je niet in staat bent op te merken wat er nu in je en buiten je gebeurt. Het ontgaat je dan ook dat in het Za-Zen zelf een werkelijkheid groeit, die van veel grotere betekenis is dan de idee omtrent de verlichting. Het ontgaat je dat je steeds minder snel reageert op vermeend aangedaan onrecht, dat je schouders geduldiger zijn geworden, dat je vaster en met meer vertrouwen op je benen staat, dat je onopzettelijk meer belangstelling hebt voor alles om je heen; hoe het zich verhoudt, met elkaar is en zich ook weer afscheidt.
Je blijft in het Za-Zen oefenen voor de toekomst, terwijl het eigenlijke je daardoor voortdurend moet ontgaan. Zo oefenende kun je jaren doorbrengen zonder echte verandering, want die is pas mogelijk als je bereid bent te sterven aan het voorbijgegane, aan dat wat je geworden bent tot nu toe.
Als je eenvoudig zit, zoals je geleerd is, zonder enige gedachte waartoe het leiden zal, zonder ongeduldige opmerkingen in jezelf, zo maar in vertrouwen en om niet, kan het Onuitsprekelijke in je werken buiten jouw directe bewuste weten om, in stilte, onophoudelijk. Dat is het Za-Zen waar alle meesters op gewezen hebben, de vervulling in het doen zelf.

Vraag: Is die prestatiegerichte maatschappij van nu veel anders dan vroeger? Hebben we niet altijd naar een resultaat toegewerkt?
Antwoord: De maatschappij van tegenwoordig is veel duidelijker prestatiegericht, het wordt ook op alle fronten geprezen als een hoog goed, maar ook vroeger werkten we in vrijwel alle arbeid naar een resultaat toe, zonder voldoende aandacht te geven aan het werk zelf op het moment dat het gedaan werd; zonder echt aandacht te geven aan wat er eigenlijk tegelijk in jezelf gebeurt als je werkt.
De grote ommekeer is er pas als je tijdens het werk er volledig bij bent. Dan is het werk zelf de beloning. Dat betekent dat je het resultaat waar je naar toe werkt niet van te voren hebt vastgesteld. Je weet waar je aan bezig bent en je weet ook waar je naar toe wilt, maar je bent aandachtig in het doen zelf, waardoor je iets beleeft dat ver uitgaat boven wat straks het resultaat is; voorbeeld: een kunstenaar tracht een idee zichtbaar te maken; als hij uitsluitend toewerkt naar dat idee ontgaat hem wat voortdurend onder zijn handen ontstaat en ontgaat hem ook dat kostbare moment dat iets ontstaan is dat veel verder reikt dan zijn oorspronkelijke idee – ontgaat hem wat zijn handen volbrengen ondanks alles wat hij vóór had: de argeloze uitdrukking van het eigenlijke dat door zijn aandacht en aanwezige vaardigheid heen komt.

Vraag: Je staat nogal lang stil bij wat zich in het Za-Zen kan voltrekken. Dat is heel mooi, maar ik ben bang dat ik nu dáár naar toe zal gaan werken, als ik niet meer naar de verlichting toewerk.
Antwoord: De taal gebruiken betekent beelden overdragen aan een ander. Maar het overdragen van die beelden kan het ontdekken voor die ander onmogelijk maken. Je gaat weer af op wat je verwacht te beleven. Dat is het gevaar van elke uiting. Ik ben me daar heel goed van bewust, maar zie geen andere weg dan het gesproken woord te gebruiken om aan te duiden waar het om gaat.
Het betekent eigenlijk dat jij, dit horende, de woorden en de beelden moet vergeten om dat waar het voor staat in jezelf toe te laten. Dat is een kunst, de kunst van de leerling. De leraar is gehouden zoveel mogelijk alleen de oefening in al zijn aspecten duidelijk te maken zodat de leerling zelf kan gaan. Hoogstens geeft hij enkele eenvoudige, direct controleerbare karakteristieken aan, die je helpen, door hun herkenning, de goede richting te houden.

Vraag: Je zegt dat we eigenlijk altijd op de vlucht zijn, maar ik ervaar dat niet zo en vraag me af waar ik voor op de vlucht ben!
Antwoord: Je voelt heel iets anders: je voelt onrust en ongedurigheid, die je gewoon bent te verdrijven door indrukken, sensatie, beweging, verandering, praten, muziek en verstrooiing; je wilt weg uit het moment waarin je bent (waarin je je eigenlijk verveelt door onaandachtigheid) omdat je aan de ene kant alweer bezig bent met het volgende – voor jou in de toekomst – deels teleurgesteld bent door wat zich aan je voordoet, waarvan het grootste deel je ontgaat door onaandachtigheid. Die twee werkingen samen veroorzaken die voortgaande vlucht uit het moment waarin je bent, terwijl je dan ook nog voortdurend onverwerkte ervaring opstapelt, die weer om gehoor vraagt en daarna om verwerking.
Het meest praktische is te proberen het moment waarin je bent volledig in je door te laten dringen, er de tijd voor te nemen, zodat alle aspecten ervan tot je kunnen komen op het moment zelf. Dus aandachtig leven.

Vraag: Ik kan wat je zegt niet in verband brengen met het vele leed in de wereld, dat voortgaat de mensen te ontkrachten en te vernederen en uitzichtloos te laten vegeteren.
Antwoord: Ik dacht dat het duidelijk was dat een mens die onrustig en ongedurig en in onvrede is, onvrede en vaak daardoor ook agressie verspreidt, ook zonder dat hij iets ervan uit. Er is niet zoveel fantasie voor nodig om te begrijpen dat miljarden mensen diezelfde onvrede en ongedurigheid en het vluchten voor de werkelijkheid van het moment kennen en dat dát gebundeld op ons afkomt in de gruwelijke vormen die we dagelijks tegenkomen of vernemen.
Je weet ook dat je dát niet in een ander kunt veranderen, maar alleen in jezelf. Je kunt alleen aan jezelf werken. Al het gruwelijke om je heen is een dwingende oproep dit werk aan jezelf niet aflatend voort te zetten. Dat is het eigenlijke werk aan de wereld, onafhankelijk van welke omstandigheid ook, ongeorganiseerd en door niemand geweten, dan door jou die werkt.
Wat het resultaat zal zijn? Niemand weet het; het enige belangrijke is dat je werkt aan de basis zonder afgeleid te worden.