Tao-zen, de weg van niet-dwang
2. Waar begint meditatie?

<< Inhoudsopgave

Meditatie of aandachtig zijn raakt alle gebieden van het leven.
Aandachtig zijn begint met op te merken dat je onrustig en onaandachtig bent. Dát opmerken maakt je zo aandachtig dat je je, tot je verbazing, ervan bewust wordt dat je in alles wat je doet – en daar horen denken, praten, luisteren en kijken ook toe – steeds op weg bent naar het volgende: de volgende gedachtewending: wat je wilt gaan zeggen, wat je antwoord zal zijn en wat de consequenties zullen zijn van wat je ziet.
Er is een of andere haast en onrust in je die maakt dat je weg wilt uit het moment zelf, alsof dát niet van belang is, maar alleen het volgende moment, dat je verwacht.
Zo leef je dus steeds in het verwachte, terwijl wat hier en nu werkelijk gebeurt je ontgaat – tot in de wijze waarop je handelt, denkt, kijkt en luistert toe.
De kwaliteit van wat je doet ontgaat je en daarmee de kwaliteit van wat je ervaart – je ervaart eigenlijk alleen wat je geleerd hebt te ervaren.

Wat je ervaart wordt meer bepaald door hóe je ervaart dan door wat er gebeurt. Dat is, als je het voor het eerst opmerkt, een verbluffende ontdekking.

Misschien heb je onverwacht, op een luie achternamiddag in de vakantie in de warme zon, terwijl je doelloos bij jezelf was, ervaren wat er om je heen gebeurde, zo maar, vanzelf, zonder jouw toedoen – je ervoer wat was; je had er geen enkele bedoeling mee.
Het is in je herinnering gebleven, omdat zich toen iets aan je mededeelde, dat anders geen kans heeft; je gewone haast voor het volgende maakt onmiddellijk ervaren onmogelijk.
Wat je je herinnert is dat ‘stil erbij zijn’ zonder bedoeling, zonder dat je denken het gebeurende verdeelt in vooraf, nu en erna.
Door die stille ongedeelde aandacht kon je meegaan in wat zich in de tijd voltrekt en was je zonder opzet buiten de tijd.

Je weet tot op de dag van vandaag niet hoe je in dat gebeurende bent gekomen, noch hoe je er weer uit wegslipte.
Toch was die volledige beleving zó indrukwekkend dat je er een vermoeden aan overhield; een vermoeden dat het mogelijk is zo te leven dat het gebeurende zich blijft openbaren.
Je herinnert je een gesprek, een boek of een lezing, waarin iets van dat vermoeden aanwezig was en je vraagt je af of je daar niet op in moet gaan. Als je dan geen genoegen neemt met een of andere verklaring daarover, kom je uit bij een van de oefensystemen waarvan de zenmeditatie, ontdaan van haar franje, een van de eenvoudigste is.

De basis van deze meditatie is het innemen van een rechte, ontspannen zithouding met een zachte tot in de diepte vloeiende adem, die je in je bekken doet rusten, zodat je je gedachten en spanningen kunt opmerken.
Jammer genoeg wordt vrijwel nooit vermeld, dat de oefening niet meer is dan het scheppen van de situatie waarin onmiddellijk ervaren mogelijk is. Daarom is het advies van de Vietnamese zenmeester Thich Nath Han zo juist: doe iedere dag een stukje, in een tempo dat bewust doen en opmerken mogelijk maakt – let wel: het doen zelf is belangrijk, niet wat er uit voortkomt.
Het is een van de meest doeltreffende vóóroefeningen voor het za-zen, waarbij je je, doordat je in afzondering zit, blootstelt aan de onrustige stroom van gedachtebrokjes, die door je heentrekt. Door in eenvoudige daagse handelingen te leren hoe je aandachtig kunt zijn, weet je nu hoe je met deze gedachtestootjes om kunt gaan zonder er door meegenomen te worden.

Meditatie begint dus daar waar je probeert je volle aandacht te geven aan het doen zelf.
Het zal nu wel duidelijk zijn, dat het aandachtige doen je onttrekt aan het onrustige en jachtige leven dat mikt op resultaat, terwijl je tegelijkertijd de onaandachtige delen van je leven direct opmerkt.
Eigenlijk begin je iedere dag opnieuw aan dit wonderbaarlijke doen, zonder te weten waar je uitkomt. Het doen zelf is de vervulling en de voortgang. Meer is niet nodig.

Vraag: Heb ik goed begrepen dat aandachtig doen vooraf gaat aan za-zen?
Antwoord: In het kloosterleven is alles wat je doet al voorbereiding voor het za-zen.
Slechts de za-zenoefening is naar ons overgekomen, niet de zorgvuldige aandachtige voorbereiding vooraf, waarvan alleen het ritueel als een stelsel van regels bekend is.
Maar wij, die niet in een klooster leven, maar in een jachtige en complexe samenleving, moeten voor onszelf uitvinden welk werk geschikt is voor het aandachtig worden.
Die jachtige samenleving is enerzijds een hindernis, maar anderzijds een extra stimulans om de rust in onszelf telkens weer te hervinden, door die rustig ademende basis in ons bekken bewust te maken en daarin te rusten. Vanuit die zelfgevonden oefening kunnen we steeds grotere oefengebieden vinden, die uitmonden in het grote za-zen dat tot in de slaap doorgaat.
Zo komen wij op onze wijze tot meditatief leven.
Anders gezegd: onze aandacht is al oefenende omgewend naar het innerlijk gebeuren, dat altijd in het gebeuren aanwezig was, maar pas nu door ons is opgemerkt. Vanuit verre tijden en landen zijn we terug bij het leven van onszelf nu. Dat is geen geringe omwending.

Vraag: Is dit een nieuwe aanpak voor de zenmeditatie?
Antwoord: In zekere zin; de essentie is hetzelfde, alleen de oefenvorm is van dit moment. We voldoen aan de karakteristiek van deze weerbarstige meditatie: onze eigen bewuste oefenvorm te vinden, buiten de traditie om. Dat is ware tijdloosheid, direct in praktijk gebracht.

Vraag: Is hiermee het eigenlijke za-zen niet op de tweede plaats gekomen? Is het overbodig?
Antwoord: Ik heb proberen duidelijk te maken dat de vooroefening én het za-zen elkaar nodig hebben. De vooroefening verbindt het dagelijks leven met za-zen en zuivert het van theoretische bijmengselen, die je anders jaren kunnen kosten. Het zijn geen twee oefeningen maar het is één oefening met twee beginpunten. Je behoeft dus niet eerst na-te-oefenen wat je voorgezegd is, maar je kunt direct vanuit het hart bezig zijn.

Vraag: Zijn hiermee alle leringen en meesters overbodig geworden?
Antwoord: Ik denk het niet: hoe zij oefenden en daaraan stem gaven, kan je aandachtigheid alleen verhogen nu je weet dat je hen niet behoeft na te doen of te evenaren. Zij helpen je beter te zien en te vernemen. Dat is echte hulp.

Vraag: Bedoel je dat je door het vinden van je eigen weg, juist de eigenlijk traditie voortzet?
Antwoord: Ja, want de eigenlijke traditie is het zich altijd weer vernieuwende verdergaan, met het bewustzijn en in de tijd waarin de oefenende zich bevindt.

Neem de tijd om jezelf te leren kennen, zoals je was voordat je het vele leerde, dat je nu belast. Wees alleen maar bij jezelf, stil en verlaten, opgenomen in het ene. Van daaruit tussen de mensen, het werk en het veelsoortige, dat voorbij en door je heen gaat, blijf je er luisterend mee verbonden.

Lees ‘Tao-zen, de weg van niet-dwang’ online via de navigatie hierboven.
Je kunt het boek ook uitprinten of als e-Book lezen.
< terug naar Online bladerboeken