De breuk
Proloog

De grote jager woonde alleen in het witte huis aan de rand van het oerwoud. Niemand wist meer wanneer hij hier gekomen was. Zijn vrouw was allang geleden gestorven. Een haarlok van haar droeg hij aan een koordje gestrikt om zijn hals. De bevolking eerde hem omdat hij tijgers afschoot, die hen overlast gaven. Hij deed het zonder te richten. Geladen hing het dubbelloops geweer met glad gesleten kolf aan een sling om zijn rechterschouder. Was het moment van schieten daar, dan gleed het geweer vanzelf in zijn armboog en ging af. Soms koos hij een jonge vrouw, die een poosje bij hem woonde. Een enkele keer kwam daar een kind uit voort. Hij trouwde dan met de vrouw, want gewezen echtgenotes van de grote jager stonden in hoog aanzien. Op een dag vergat hij de haarlok om zijn hals te hangen. Het geweer ketste en de tijger besprong hem. Het hoofd van de jager vond men ongeschonden terug. Het had een spottende, verbaasde uitdrukking.

De gouvernante sprak vloeiend drie talen en gaf wiskunde. Opgevoed als een adellijke freule, vervulde ze haar onderwijstaken bij kinderen ver van de beschaving. Moeder zei dat ze mijn grootmoeder was. Haar gemetselde graf ligt niet ver van het witte huis waar de grote jager geleefd heeft en waar ik nu met mijn ouders woon. Ik kan de schrifttekens op het graf nog niet lezen. Voor mij is de gouvernante er altijd. Ze kijkt me aan wanneer ik bij het graf sta, tenminste als ik goed sta. Ik moet zorgen dat mijn ene schouder in de zon, en mijn andere schouder in de schaduw is. Dan kan ik met m’n gezicht naar de letters toe, haar binnenin me horen.

De grote jager en de gouvernante zijn mijn eigenlijke ouders. De een leert me luisteren, de ander alles wat ik verder nog nodig heb. Als het erop aankomt staat de grote jager over me heen gebogen en luistert, en de gouvernante bemoedigt me glimlachend en herinnert me met zachte stem aan wat is verdwenen.


naar boven

Blader verder via bovenstaande navigatie balk.

< terug naar Online bladerboeken