Als je geboren bent aan de rand van het oerwoud op Java, heb je je vanaf de eerste ademtocht heel klein en toevallig gevoeld in een zwijgende aanwezigheid die alles omsloot.
De kerstviering hier met z’n bezige drukte vooraf, de mooi versierde boom (straks verbrand), de vaak kostbare cadeaus eronder, het grote eten en de dranken die het samenzijn zullen opluisteren, lijken je ver verwijderd van die onzichtbare aanwezigheid.
Daarom kijk je vol verwachting naar de gezichten van de vierenden, die toch iets zullen weerspiegelen van die verre gebeurtenis, waarvan je verteld is dat ze de harten van de mensen ontvankelijk maakte voor het Onnoembare.
Je wacht op het moment dat voelbaar zal worden dat de cadeaus, de kostelijke maaltijd en het gezellig bijeenzijn plotseling te klein zal blijken te zijn voor dat andere waarin de bezige voortgang van het bekende vervluchtigt.
Je wacht. De tijd stroomt traag verder.
Herinneringen van het afgelopen jaar en wat er in de wereld gebeurde worden opgehaald, en gedachten tasten naar de toekomst.
Je wacht en kijkt naar buiten.
Boven de rosse gloed van de stad staat de geduldige hemel met de sterren die het dichtbij ineenkrimpen tot een stilte buiten verleden of toekomst. En terwijl je de deur zacht dichttrekt loop je dat andere binnen dat er altijd geweest is, en dat de mensen binnen proberen te vieren.
Maarten Houtman, december l991