Laten gaan

Het lijkt zo eenvoudig tegen jezelf te zeggen, “laat maar gaan”: als je dan zorgvuldig opmerkt wat er gebeurt, merk je dat je het eigenlijk niet wilt laten gaan maar jezelf wilt dwingen het tóch te laten gaan.
Hoe ga je op dit geweldige obstakel in?
Het begint ermee dat je ziet, zonder omwegen en zonder verontschuldigingen, dat het obstakel er ís.
Je hebt je leven lang gedaan alsof dit zou zijn op te lossen, maar hoe meer je er op ingaat, hoe meer je merkt dat het niet op te lossen ls. Want bij elke oplossing komt er een nieuw verlangen in je om vast te houden, al is het maar de oplossing die je gevonden hebt.

Dat geldt ook heel direct voor het doen van je oefening. Ben je je wel bewust dat je iets wilt bereiken met die oefening?
Ben je je bewust dat je met dat bereiken het onbekende geen kans geeft? Want wat je bereiken wil weet je toch al!
Daarin kan het onbekende niet zijn. Wat je weet is van je denken en weten, dat is het verleden. En je ging juist oefenen om los te komen van dat verleden, van dat bekende, van dát waar in je teleurgesteld bent, en dat je wilt goed maken.

Kun je bij dit hele complex, waar je je hele leven nu al in hebt doorgebracht, ècht stilstaan? Kun je er jezelf toe zetten om te accepteren dat je tot nu toe vruchteloos bent bezig geweest, ondanks alle heilige boeken, leraren en meesters die je gezegd hebben dat het toch wel mogelijk was om hier uit te komen.
Ben je bereid om tegen jezelf te zeggen: nee, denkend en me inspannend is het niet mogelijk. Heb je opgemerkt dat je dan onmiddellijk zegt: “wat dan?” En is dat ’wat dan’ niet direct weer aanleiding om op dezelfde manier door te gaan?

Kun je nadat je het al die honderden keren zo geprobeerd hebt, zeggen: “nee, het gaat niet, het gaat echt niet, het is onmogelijk, dat zie ik!”

En wat dan?
Een hele tijd niets, nog langer niets, nog langer … Nee, toch niets, dat andere weet ik al, dat is eindeloos.

Misschien, je kunt geluk hebben, blijf je stil bij jezelf, zonder vervolg.

Je staat stil midden in het bos en laat alles tot je doordringen. Dan kan het gebeuren dat je plotseling weet dat je niet verloren en verdwaald bent maar dat je bij jezelf bent, verbonden met alles wat er is. Waar je in verdwaalde was het verleden, dat armzalige kleine stukje dat jij je wereld noemde.
Zelfs dat armzalige stukje is verbonden met het totaal waar je nu in bent.
Misschien ben je die verbondenheid het volgende ogenblik wel al weer verloren, omdat je het weer toeschrijft aan je lichaam, aan de situatie, of aan een ander met wie je was. Je moet leren alleen maar stil erbij te zijn.
Dát is de opgaaf van je leven, van je hele leven, leren verbonden door het leven te gaan, telkens opgeschrikt en weer eruit vallend, maar toch doorgaand, omdat je het één keer beleefd hebt, onverwacht en niet uitgenodigd.
Je begint te merken dat er al vele van zulke momenten zijn geweest, zonder dat je ze voor jezelf ècht opgemerkt hebt, je ècht erin hebt laten gaan.
Je dacht: “oh dit is een geluk”, en terwijl je het dacht was het weg.
Nu weet je dat je daar heel voorzichtig en zorgvuldig mee moet omgaan.
Je láten gáán, het onbekende in je laten opbloeien.