Een aandachtig mens

Een impressie van een deelnemer aan de meditatiedriedaagse die door Thich Nhat Hanh geleid werd en voorafging aan de werkkonferentie.

Het is een lichte, regelmatige tred op de wenteltrap van de zen-zolder naar beneden; eerst even het wuiven van een pij, dan de mooie regelmatige gang van de voeten, dan Thich Nhat Hanh zelf, niet verbaasd, ook niet verblijd, ook niet verstoord, maar vriendelijk aandachtig.
Later, terwijl we in de kring om hem heen zitten, merk ik op dat hij, voordat hij begint, luistert naar iets dat van ver weg tot hem komt en toch helemaal aanwezig is, een werkelijkheid die ons ontgaat terwijl we er toch uit bestaan.
Hij begint zijn verhaal of hij al een poos bezig was, zonder inleidende volzinnen, alleen stem gevend aan dat gedeelte uit het grote verhaal dat voor ons van belang is.
De beelden zijn zo eenvoudig, aan het simpele direkte leven ontleend, dat zelfs het andere verre land, Vietnam, geen belemmering is om te voelen en te begrijpen wat er mee gezegd wil zijn. Zijn gezicht is in rust met een levende flauwe glimlach, die zijn eigen woorden èn onze opkomende reakties relativeert. De vragen die gesteld worden lijken in geen verband te staan tot wat hij gezegd heeft, zo op het eerste gezicht, maar ze zijn meer het gevolg van wat hij in ons heeft aangeraakt in zijn inleiding. We worden zó direkt geraakt door wat hij aan de orde stelt, dat we vanzelf de gewone vragenreeksen overslaan. In zijn antwoorden merk je dat de vraag voor hem een heel groot gebied omvat, waar hij naar kijkt om dàt te kunnen kiezen dat voor de vrager waarschijnlijk het meest geschikt is. Niemand heeft moeite met die kleine pauze, want we voelen haast lijfelijk dat een geweldige aandacht, ook in dat wachten, werkt. Soms kan hij het niet laten je aan te raken, om de overdracht die zo hoogstnoodzakelijk is, gemakkelijker en intenser te maken. Soms merk je dat de vrager geen vraag stelt, maar een verborgen standpunt oppert, in vraagvorm gekleed. Eerst tracht hij duidelijk te maken dat er eigenlijk geen vraag is, maar als de vrager erbij blijft, wijzigt hij zijn koers en vraagt dat standpunt helemaal te vervolgen, zonder aandacht te verliezen voor wat er gebeurt, al doende. Zo in gesprek zijn is een heel bijzonder gebeuren in deze wereld waar we doof voor het ons omringende alleen maar onze eigen argumentatie horen. Thich Nhat Hanh is niet ergens op uit, maar probeert alleen de diepe onderstroom van het leven opnieuw een kans te geven door alle belemmeringen heen te breken, hoe het ook moge zijn en welke weg er ook voor moet worden bewandeld. Het enige wat er op aankomt is dat de stroom moet blijven stromen.

Maar wat ik het duidelijkste voor me zie is zijn zazen en kinhin. Hij zit opzettelijk naast de plaats van de leraar, stil en aandachtig met geloken ogen, even natuurlijk als de bloemen op het altaar, een kleine roerloze gestalte, waaruit alle spanning is weggevloeid, rustend in zichzelf. Wat van hem uitstraalt is vriendelijkheid, mededogen en tegelijkertijd een geweldige kracht, die je niet opzij schuift, maar je doordringt en verwarmt. In zijn lopen is dezelfde lichtheid en bevalligheid van op de trap, vermengd met een resoluutheid die duidelijk maakt dat wat hier gebeurt van wereldbetekenis is. Het is ook van wereldbetekenis want hier wordt voorgeleefd hoe het is als je bezig bent met de eerste zaak die er op aankomt, jezelf zoals je bent te ontledigen van alle voorstellingen en belemmeringen en je opnieuw te laten doorstromen door dat wat is voor alle dingen en ook nà alles. Geen argumenten, geen konferenties, geen proklamaties, geen gelijkhebberij noch diskussie, alleen maar volkomen eenzijn in het leven dat één is. Geen aandacht meer voor alles wat daarvan afleidt, maar ook geen stap opzij wanneer op die weg een obstakel zich voordoet. Ik zal hem nog lang zien zitten, die kleine in een bruine pij gehulde gestalte op het zwarte zitkussen, roerloos, ademend vanuit de Eén in de Eén.

Twee dagen later hoor ik in de gerenommeerde zenkringen dat Thich Nhat Hanh toch geen echte meester is: Er werd geen zwijgregel opgelegd, de tijden waren flexibel, er werd op geen enkele wijze aangedrongen op een prestatie, ieder kreeg de gelegenheid in zijn eigen ritme samen met hem te mediteren.
Ik denk dat juist zijn weinig vastgelegde, maar totaal op de groep en het gebeuren daar ingestelde wijze van zazen de meest komplete zazen is. Bij alle regelingen en normen die we in zen kennen, is gedacht aan het voortbestaan ervan ná het zazen van dit moment, en dat is – hoe begrijpelijk ook – geen zazen meer. Als je niet van moment tot moment kunt beslissen wat er nu op aankomt en hoe het nu moet, loop je in een zazengareel. Daarmee komen al die verhalen van het zazen bij een temperatuur van meer dan tien graden onder nul, de precieze wasvoorschriften, de juiste wijze van vragen en antwoorden, de strak aangehouden tijden, in een koud en doods licht te staan, en je hebt het gevoel, terwijl er een glimlach door je heen trekt, dat dat alles eens verwaaien zal in de warme milde wind van de liefdevolle aandacht.

Maarten Houtman

Tijdschrift ZEN Nr. 10, juli 1982