Ons kosmisch erfdeel

Toespraak augustus 2022
 > Archief Toespraken
Sterrelaan '88-'89 | 24 JUNI '89

Inleiding [download]
Zomer op de Sterrelaan, door de open ramen raast het verkeer. Excuus voor het ongemak.

Ik denk dat het zinnig is om de laatste keer dat we dit seizoen bij elkaar zijn, te proberen om tot de basisuitdaging terug te keren.

Als ik het héél simpel stel dan hebben we aan de ene kant ons vergankelijke leven van geboorte tot dood. Dat houdt voor de meeste van ons alles in: het geboren worden, het opgroeien, het je verbinden, soms kinderen krijgen, je geleidelijk aan terugtrekken, en sterven.
De meeste problemen die we hebben, de uitdagingen, de agressie, de wanhoop, de vreugde, dat speelt zich allemaal daarin af, dat is het stuk waar we, of we willen of niet, mee geconfronteerd zijn.
En naarmate wij welvarender zijn, hebben we meer gelegenheid om op alle bewegingen van ons gevoel en van onze gedachten in te gaan. We zullen steeds gedetailleerder de zaken uitpluizen, we zullen steeds meer gaan ontdekken hoe dat vergankelijke leven in elkaar zit, wat nodig is en wat niet nodig is. En ieder van ons heeft een groter of een kleiner ‘ik’, heeft meer mogelijkheden of minder mogelijkheden, is begaafder of is minder begaafd.
Maar dat alles is het vergankelijke leven, dat eindigt bij de dood.

En dan is daar, bijna vergeten, dat andere: de evolutie van het bewustzijn.
De evolutie van het bewustzijn heeft dat vergankelijke leven nodig: zonder dat vergankelijke leven is de evolutie van het bewustzijn onmogelijk, ze zijn als het ware vast ineen geklonken.
Maar als wij ons leven leven zoals miljarden dat leven, dan is de evolutie van het bewustzijn minimaal, is het niet veel anders dan dat van de planten, de dieren, de mineralen, die ook voortgaan te evolueren, maar dermate langzaam dat wij dat op geen enkele manier kunnen registreren. Dat is miljarden jaren aan de gang, en dat zal nog miljarden jaren duren.
Maar de mens heeft de mogelijkheid om zich bewust te worden van zichzelf als bewustzijn dus niet alleen van zichzelf als vergankelijkheid, of als man of vrouw, maar van z’n kosmische erfdeel.
En dat is toch eigenlijk waarvoor wij hier bij elkaar zijn.

Wij kunnen niet heen om de mens in de tijd, met zijn verleden, met zijn honderdduizend strevingen, verlangens, wensen. Dat is de mens tegen wie ik spreek, dat is de mens die strakjes weer naar huis rijdt. Alleen door die mens heen is het mogelijk om dat wat totaal niet van de vergankelijkheid is, te bereiken.
Het is denk ik erg belangrijk dat we zien dat geen moment in je leven, geen honderdste van een seconde, de vergankelijke mens afwezig is. Maar net zo goed is geen honderdste seconde de eeuwige mens afwezig.
En nu gaat het er eigenlijk om dat we voor die onvergankelijke mens, dat bewustzijn dat voortgaat zich te ontwikkelen en dat in ieder van ons een net iets andere samenstand van factoren heeft – dat we in die mens plek inruimen voor dat grote gebeuren dat niet van de tijd is, dat zich dus niet ontwikkelt, dat niet groter wordt en niet kleiner, maar dat zich alleen in ons leven kan openbaren, zó als het is.
Het is heel moeilijk om te beseffen dat er iets is dat zich niet ontwikkelt, dat niet groeit, dat niet leert, maar dat is. En wat zich in ons leven kan openbaren, zó dat wij er stem en uiting aan kunnen geven, niet alleen door wat we zeggen, maar door wat we zijn, door wat we doen, door wat we uitstralen.

Maar dat is al een hele tijd, zou ik haast zeggen. Maar wat ons het allereerste te doen staat, is plek inruimen. En wat betekent dat, ‘plek inruimen’ – in dat hele drukke, onrustige, brutale, gewelddadige, elkaar beconcurrerende leven?
Het betekent dat we aandacht moeten geven. Dat blijkt heel moeilijk. Onze aandacht wordt altijd weggetrokken, of door de dingen die gebeuren moeten, of door de problemen die ons niet loslaten, door de dingen die we nog vreselijk graag willen verwerkelijken in dit leven en die zo aanlokkelijk schijnen, door het nieuw leven dat groeit, om ons heen, in onszelf soms.
En het betekent dat we dat alles vriendelijk, zonder dwang, zonder forceren, even loslaten. Dat we kunnen luisteren naar de stilte die in alle geluid is, die zelfs in de agressie aanwezig is, en in de vreugde. De leegte die alles omvat, waar alles in plaats heeft, en die op geen enkel moment besmet wordt door wat er gebeurt.

Zoals de maan niet beïnvloed wordt door de wolken die er voorlangs gaan, of het kroos op de vijver dat de weerspiegeling belet – zo wordt de stilte en de leegte niet aangetast door alle dwaasheid die we uithalen.
En ook als deze planeet misschien, omdat we onwijs zijn, beschadigd wordt – en daarmee beschadigen we onszelf evenzeer – is daar de leegte, waarin het ontstaan is en waarin het weer terug zal keren.
Het is nodig, bitter, bitter nodig, dat wij daar een plek voor inruimen in ons leven.

Zo oud als de wereld is, zo lang zijn er altijd aanwijzingen geweest hoe je dat voor jezelf kunt verwerkelijken: inzichtelijke wegen, oefenwegen via de lijfelijkheid, oefenwegen via de wil.
Ik denk dat ik lang genoeg met jullie opgetrokken heb om duidelijk gemaakt te hebben dat in ieder geval de weg van de wil in wezen een beschadiging is.
Net een week geleden las ik een boek over de taoïstische zienswijze in de Ming-periode in China, waarin letterlijk staat: hij die tracht te dwingen, beschadigt zichzelf en de ander.
Dat laatste is een zwaar woord, dat je niet alleen jezelf beschadigt maar ook de ander.
Ik denk dat we, als we verstandig zijn, zowel de lijfelijkheid oefenen als het inzicht. Maar ik denk ook dat uit het inzicht de motor voortkomt, de motor om door te gaan als het gedruis en de gewelddadigheid van het gewone zintuiglijke, vergankelijke leven heel erg is – dan heb je inzicht nodig om je zonder dwang terug te trekken, je terug te nemen, en weer even te luisteren naar de leegte en naar de stilte, waar je uit voortgekomen bent.

Het is iets heel moois dat we dit gekregen hebben als mens, dat we als mens die mogelijkheid gekregen hebben om je bewust af te stemmen op datgene wat niet van dit voorlopige leven is. Ik denk dat dat ook een aanwijzing is hoe je verder kunt, met je problemen, met je strevingen, met de dingen die je nog wilt volvoeren, met de dingen die je niet kunt. Want je zult daar pas mee in het reine komen als je het in z’n relatieve perspectief kunt zien, vanuit de leegte, vanuit de stilte.
Je zult voor jezelf moeten uitvinden wat voor jou de beste, de gemakkelijkste weg is, of dat is door altijd weer terug te keren tot de basis in je lichaam, of dat het is dat je merkt dat er dingen in het leven zijn die zó onophoudelijk je aandacht vragen, dat je vanzelf tot de stilte terugkeert.
Dat moet je voor jezelf uitvinden. Maar dat het gebeuren moet is zeker, want vóór die tijd kun je doen wat je wilt, je kunt slim zijn, je kunt knap zijn, maar er is geen probleem in het vergankelijke leven dat werkelijk opgelost wordt voordat je vanuit de leegte je daartoe verhoudt.

En dit zeg ik zo, en ik weet dat het wél of geen betekenis voor je heeft. Maar ik kan niet meer doen dan te proberen het elke keer op een andere manier duidelijk te maken. Zodat wij ook met elkaar kunnen zijn op een manier waarin dát centraal staat.
Dat andere is er ook, en het is heel fijn dat het er is: dat is de menselijke nabijheid en alles wat dat inhoudt. Ieder van ons heeft met ieder ander een persoonlijke verhouding. Dat is prima, dat is geweldig, maar … het mag niet dat alleen zijn. Het moet ook z’n voeding hebben, z’n dialoog hebben met het andere, in jezelf en in de ander.
Daarom is de Sterrelaan zo’n bijzondere plek, daar kunnen we dat met elkaar beoefenen. We hoeven ons niet te verbergen, we hoeven niet net te doen alsof alleen maar de leegte en de stilte hebben, dat hoeft niet. We hoeven ons niet anders voor te doen dan we zijn, we zijn zoals we zijn, geworden zoals we zijn. Maar we kunnen hier met elkaar die combinatie hebben – en dat is ook heel oud, dat is niet van vandaag. Om zó samenzijn mogelijk te maken, moeten we werken, moeten we ons inspannen. Het komt niet vanzelf, het komt niet uit de hemel vallen.

Het fijne vind ik dat we, zoals we hier bij elkaar zijn, beide kunnen. Dat we niet, zoals altijd weer gebeurd is, zeggen: nee, dat wereldse leven, weg ermee! … het is alleen maar dát…
Dat is een illusie, dat gaat niet, maar het is wel altijd geprobeerd.
Wat wij proberen is om het beide evenwaardig, naast elkaar – zoals het ook is – een kans te geven. En daar zullen we altijd weer mee bezig zijn, op een steeds andere manier.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Je hebt op allerlei manieren aan de orde gesteld dat je je dagelijkse leven moet integreren in je meditatie, en omgekeerd. Je hebt het in dit verband nog eens extra benadrukt, en toen bedacht ik dat ik in mijn beleving van mensen een soort tweedeling aanbreng: enerzijds zijn er de ‘mensen van vlees en bloed’, die ik in m’n dagelijkse leven tegenkom, op m’n werk of in de buurt of waar dan ook. Die staan voor ‘the real thing’. Terwijl als ik dan dacht aan mensen die ik van meditatie ken – die ik allemaal heel graag mag – bleken ze allemaal te zweven…

– Maarten: Jij brengt dus een tweedeling aan, je hebt de gewone mensen, de zondige mensen, en de mensen die op weg zijn, de ‘mediteerders’.

– B.: Maar wat bedoelde hij precies?

– Maarten: Hij zei aan het begin dat vlees en bloed, dat is the ‘real thing’. Zo voel je het, hè. Dat vond ik juist heel duidelijk. Dat andere is iets voor de zondag, om het zo te zeggen.

– B.: Maar vlees en bloed is wel de basis. In het zitten met je aandacht naar de grond, dat is dat toch ook dat je dat de hele tijd maar blijft voelen.

– C.: Maar A. brengt toch die tweedeling aan. Die is er toch niet, die brengt hij aan. Dus je hoeft jezelf toch niet te verdedigen of je dit of dat bent. Iedereen is toch van alles. Ook al is iemand zeer aards, dan is hij dat andere ook. Maar jij brengt er een tweedeling in aan.

– A.: Ja, ik heb dus de neiging om bij die ‘mensen van vlees en bloed’ dat andere te ontkennen.

– C.: Dan zouden wij zweverig moeten zijn.

– B.: Nou, dat waren we ook.

– D.: Ja, maar ik voel best wel wat A. vertelt, wat je nu zegt merk ik zelf ook in mijn werk. De manier waarop ik studenten benader is een hele tijd toch aan de oppervlakte gebleven. En nu langzamerhand zie ik een heel duidelijke relatie met hoe ik zelf ben en hoe ik zelf dan op mijn voeten kan blijven staan, doordat je dat diepere van die ander zelf eigenlijk ook aan durft te raken. Ik krijg ook opeens ontzettend veel reacties van hen daarover, want ze vinden het op zich heerlijk dat ze daarop aangesproken worden.
Terwijl ik heel goed kan invoelen wat jij zegt, want die mens van vlees en bloed, dat is die mens die gewoon bezig is met al die plannen, die wil een diploma halen, die wil een studie doen. Dus op die manier word je daar ook op aangesproken. En ik heb bij mezelf ook een splitsing daarin gezien, dat ik eigenlijk heel veel accent legde op die manier en ze aanspreek op hun studieresultaat. Tot op een gegeven moment met een bepaalde groep iets ontstond waarin dat dieper ging.
Maar opeens zijn die mensen voor mij ook best heel andere mensen geworden. Maar mijn ervaring is eigenlijk dat het inderdaad iets was wat puur in mijzelf zat. Want ik kon in die situatie, waar dan een bepaalde taak van mij verwacht werd, daar niet verder op ingaan. Terwijl ik dat hier natuurlijk meteen al heb. In die zin kan ik die tweesplitsing van jou heel goed aanvoelen.

– A.: Ja, ik vind het vaak ook afschuwelijk dat bij mensen die je dagelijks tegenkomt, van te voren al weet dat er een grens is waar je niet voorbij komt, ook al wil je het. Je wil er doorheen, maar je hebt het eigenlijk al helemaal vastgelegd.

– D.: Ja, en mijn ervaring is juist dat als je dat inderdaad openlaat, je soms zo’n zelfde soort contact kunt hebben als met iemand die in een winkel staat.

– A.: Je merkt op een gegeven moment dat je met die mensen niet verder komt…

– Maarten: Ja, dat is zijn ervaring. En dat is omdat hij die tweedeling aanbrengt.

– C.: Maar je hoeft toch niet iets met iemand?

– Maarten: Wat nu aldoor onzichtbaar is gebleven dat is dat hier iets aan vooraf gaat. En dat is hoe je met jezelf omgaat. Want A. constateert dat zijn contact met andere mensen op verschillende manieren kan, en hij wil heel graag die verdergaande verbinding hebben. En hij merkt dat hij dus een tweedeling aanbrengt en het zich daardoor onmogelijk maakt.
Maar waar we het nog helemaal niet over gehad hebben, is dat dat betekent dat je in jezelf ook die tweedeling aanbrengt. Dat je dus in jezelf ook een ‘lege A.’ hebt en een ‘volle A.’ hebt. En is dat zo? Dat is eigenlijk wat C. aan je vraagt. Is dat zo, A.?

– A.: Je bent al snel geneigd de ‘lege A.te associëren met degene die wat nastreeft, dat is natuurlijk sowieso al een misverstand. Ik kom niet veel verder dan zo nu en dan tegen mezelf te zeggen dat ik eventjes moet stoppen of stilstaan, wat toch vanuit het bedachte komt. Voor de rest blijf ik doorrennen, dus er is weinig ruimte

– Maarten: In die hele vraagstelling van daarnet is iets buiten beschouwing gebleven: waar identificeer je je mee, waar voel je je het meeste mee verbonden? Er werd gezegd: ja, dat vlees en bloed, dat is de werkelijkheid – zo voel je dat althans – dat andere dat is een schone belofte.
En daar draait het nou juist om. Hoe kan die schone belofte werkelijkheidswaarde krijgen in je leven? Dus dat het niet iets verhevens is, wat eigenlijk buiten het leven staat. Hoe kan het dus een duidelijk vol bestanddeel van je leven zijn. Dat is eigenlijk de vraag. Ja, je hebt van het andere gehoord, je hebt het soms wel eens gevoeld, maar dat is, zoals de Duitsers zeggen, een ‘Sternstunde’. Hoe kan dat – dat is eigenlijk waar we het over hebben – in je leven zo aanwezig zijn dat het er niet meer uit weg is.

– B.: Maar ik geloof dat als het er niet meer uit weg is, dat je dan ook niet meer met je wil te werk gaat.

– Maarten: Nee, natuurlijk niet, waarom zou je?

– B.: Maar pas dan is dat wilsstreven dus echt over.

– Maarten: Ja. Maar dat is dus als het gebeurt is, hè, waar je het nu over hebt. Als het er is. Maar zo is onze positie natuurlijk niet, onze positie is dat we het vergankelijke leven als het meest werkelijke voelen. En nu, hoe is dat andere mogelijk zonder die wil. Want als je die wil niet hebt als het er is, ja, dat is duidelijk. Maar juist daarvóór. Dat is waar we allemaal mee bezig zijn, waar de meeste systemen kapseizen. De vraag is of het mogelijk is om dat wat je op bepaalde momenten in jezelf wezenlijk ervaart, een groter bestand van je leven te laten zijn, zonder dat je daar naartoe werkt, voor inspant, afijn, noem maar op. Hoe kan dat gebeuren zonder die enorme schade van de inzet van de wil.


– E.: Als jij het over wil hebt, merk ik dat je voor mij een bepaald soort wil bedoelt, namelijk een waar heel veel dwang achter zit. Maar voor mij is het wel belangrijk om onderscheid te maken tussen wat ik wil omdat ik vind dat het moet en omdat er dwang achter zit, en het soort willen wat veel vloeiender is, namelijk, iets redelijk graag willen.

– Maarten: Dat is dus verlangen, laat ik het dan zo zeggen.

– E.: Oké, jij noemt dat verlangen. Ik merk dat als ik echt van harte iets wil, dat ik dan zelfs de inspanning graag wil en dat inspanning een andere hoedanigheid krijgt. Dus dan is het niet ‘hoe kan je dat bereiken zonder inspanning’, maar ‘hoe kan ik de inspanning graag willen zodat het vloeit naar wat dan ook’.

– Maarten: Helemaal eens, E.. Dan is de vraag eigenlijk: hoe kan het zo helder voor me worden dat die wil van de inspanning niet hoeft. Op het moment dat je beseft dat je verdwaald bent en je hebt misschien al een tijd lang rondgerend, sta je stil – niets, je laat alleen tot je doordringen. En dan vind je de richting.
Dit helder hebben is ongelooflijk belangrijk. Dat je aan de ene kant ziet dat de wil om iets te bereiken, wat het ook mag zijn, niet kan helpen. En dat je dus op een punt komt dat je zegt, oké, dat kan echt niet. En dan proberen bij jezelf te ontdekken of dan niet de vraag komt: ja maar, wat dan? Want als je dat zegt: ja maar, wat dan, dan ben je weer terug. Dus kun je die toestand van dat inzicht van harte laten voortduren.

– E.: Ja, ik dacht eerst van nou moet ik er dus bijblijven. En dat ik merk dat het voor mij een manier is om erbij te blijven om dan heel erg te voelen wat ik op dat moment echt graag wil, wat het ook is. En dan schrik ik me wild als dat televisie hangen is, want dan komen al mijn oordelen boven. Maar als het dat wel is, dan heb ik gemerkt dat het niet om de inhoud gaat maar om het proces. En dat het eigenlijk geen ene moer uitmaakt of ik er nou oordelen over heb. En dat gaat heel ver.

– Maarten: Ja, het is ontzettend veel wat je zegt. Ik weet niet of jullie beseffen, dit is genoeg voor een heleboel uren. Wat E. zegt, gaat over de vraag of je ooit wel eens iets helemaal zonder enige aanleiding uit jezelf doet. Of produceer je altijd in antwoord op iets? Omdat je een volle maag hebt of dat je iemand aardig vindt of dat de kat schreeuwt. Dan beweegt er iets in je in antwoord op. Wat zij aan de orde stelt is eigenlijk: kun je zomaar vanuit jezelf zonder directe aanleiding ergens naartoe uitgaan.

– A.: Dat is het moment dat alle voorschriften voorbij zijn.

– Maarten: Ja natuurlijk. Maar waar het eigenlijk aldoor om gaat is niet ‘haal je het of haal je het niet’ of ‘lukt het je of lukt het je niet’, maar: zijn deze verschijnselen voor jou van belang.

– D.: Is dat niet een soort overgeven aan je proces?

– Maarten: Ja inderdaad, dat is het ook. Maar daar gaat aan vooraf dat jij dat proces belangrijk genoeg vindt om het op te merken. En daaraan gaat vooraf – en dat is wel een bewuste daad – dat je daar plek voor inruimt in je leven. Want als je dat niet doet, dan gebeurt het gewoon niet, hoor. Het komt niet uit de hemel vallen

– E.: Ik heb nooit zo bewust plek in geruimd. Het gebeurt.

– Maarten: Ja, ha ha. We kennen elkaar langer dan vandaag. Jawel. Maar je blijft altijd weer tegen hetzelfde aanlopen. Want dat zeg je nou: ‘plek inruimen’, maar hoe doe je dat. Als je ver genoeg doorgaat dan kom je toch bij die basisvraag: is het proces wat zich in je bewustzijn voltrekt, voldoende van belang voor jou? Of is dat proces van belang om iets in je leven te bereiken? Het feit dat we erover praten maakt al dat het moeilijker wordt

– A.: Ja, want ik heb ook het gevoel dat het voor mij met name buiten alle ideeën of voorschriften staat, dus ook die van Zen.

– Maarten: Natuurlijk, dat is duidelijk. Dat is zo’n geweldig iets, dat we het blijkbaar niet aankunnen. Wat in de meeste Zen systemen gebeurt is dat eerst alles wat je al kent eruit wordt geramd, en dan blijft er dat over wat daar gezegd is, en dan moet je dat ook vergeten. En de vraag is eigenlijk of het niet onmiddellijk kan. Ik denk dat dat kan. Maar dat betekent dat je je hele leven moet accepteren, en er zo op ingaat dat vanzelf die behoefte ontstaat om eruit te komen. Dat je echt ingaat op je leven, hoe je het gedaan hebt, hoe je het nog doet, hoe je de mensen benadert, hoe je van mensen houdt of ze veroordeelt, hoe je in je werk staat. Alles, alles. Als je daarop ingaat, omdat het je interesseert.

– E.: Dat noem jij erbij blijven.

– Maarten: Dat noem ik erbij blijven, maar ik ben me heel goed bewust dat dat niet uit de hemel komt vallen. En nu vraag ik me alleen af – en dat heeft me al die jaren beziggehouden – hoe je dat zo kunt doen zonder daar een vorm op te bouwen, dat je blijft proberen zonder reden. En dat kan naar mijn gevoel alleen maar vanuit het inzicht wat er aan de hand is; het inzicht van wat je doet, van wat er gebeurt, het inzicht wat een ander is, het inzicht van hoe je antwoordt, hoe je doet, afijn, dat hele proces van het leven. Dat je dat helder krijgt

– E.: Hoe krijg je het helder?

– Maarten: Door het te doen, door te leven! Je blijft dus in het ervaren. En daarbij gaat het om die speciale manier van ervaren waarin geen wens meer zit, waarin geen voorstelling meer zit. En dat krijg je naar mijn gevoel alleen maar door te leven, maar op een manier te leven waarin het tot je door kan dringen. Dat is anders dan wanneer je oefent naar iets toe.
Ik weet wel dat ik toen ik met meditatie begon – dat is nu vijfendertig jaar geleden – ik in een boekje gelezen had dat je adem dan langzaam ging. Dat is mijn vertrekpunt geweest. Maar die adem ging helemaal niet langzaam, want ik had een rottijd in die tijd. Maar ik ben jarenlang doorgegaan met te zitten en ben gewoon blijven kijken wat er gebeurde. En ja goed, op een bepaald moment kwam Dürckheim in mijn leven, die heeft me toen nog eens een paar aanwijzingen gegeven, maar dat was niet wezenlijk. Maar geleidelijk aan ging ik merken dat dus het leven is wat belangrijk is.

Afbeelding bovenaan: 
Cosmic Cliffs, Glittering Landscape of Star Birth, 2022.  
James Webb Space Telescope (zie https://www.nasa.gov/webbfirstimages voor een toelichting),

naar boven

<< Terug | Einde