Jezelf leren kennen in de beweging

Huissen april 1998 | Zaterdag
Inleiding 
[download]

We hebben de afgelopen dagen met elkaar een aantal omzwervingen gemaakt door onze eigen geest en we hebben daar allerlei dingen opgemerkt, maar we zijn eigenlijk niet aan de kern toegekomen. De kern is namelijk: kunnen we onszelf gadeslaan? Kunnen we onszelf gadeslaan zonder dat we de boel proberen stil te zetten? Kunnen we onszelf gadeslaan zonder dat we iets proberen te bereiken? Kunnen we onszelf gadeslaan zonder dat we een oordeel hebben?Kunnen we onszelf gadeslaan terwijl we een groot probleem hebben? Kunnen we onszelf zien en horen zonder bedoeling?
Want als we dat niet kunnen, zullen we nooit een ander kunnen begrijpen, nooit. Noch zullen we wezenlijk met een ander kunnen uitwisselen. En jammer genoeg – en dat vind ik echt heel tragisch – zijn alle systemen zó, dat ze eigenlijk de geest proberen te dresseren om een bepaald resultaat te bereiken.
Als Zen zegt: geloof niet iets anders dan je eigen ervaring, dan lijkt dat fantastisch vrij, maar hoe je ervaart blijft open. Daar wordt eigenlijk niet eens aan gedacht.

Hoe leer je jezelf kennen? Want als er iemand is die je kan leren kennen, ben je het wel zelf, die ander is buiten je. Die moet het hebben van wat je hem vertelt, of van wat je uitstraalt, of hoe je beweegt. Dat is al tweedehands.
Maar ik begrijp steeds beter, als ik bijvoorbeeld vraag – een van de weinige dingen die ik vraag – om zwijgzaamheid te betrachten en niet aan tafel, onder andere, geweldig te praten, dan begrijp ik nu toch wel goed dat dat ook een begin is van een dressuur. Dat is nog van het oude, dat is nog een restant van de oude systemen.
Toch heb ik ervaren in mijn leven dat het van het hoogste belang is dat je jezelf leert verstaan. En het leven is verandering, het leven is beweging. Dus als je jezelf zou kúnnen leren kennen, kan het alleen maar zijn in de beweging.
Dat is natuurlijk oneindig veel moeilijker dan eerst de geest murw te maken, zodat ie stil is, uitgeput. Want het betekent dat je niet eerst moet veranderen, dat je niet weet hoe je het moet doen. Maar dat je, terwijl je leeft, werkt, moe bent, fris bent, vol van vertrouwen bent, neerslachtig bent, bang bent, boos bent, blij bent, in slaap valt, wakker wordt, je oefeningen doet, met een ander praat, met een ander leeft, ziet, hoort, opgeschrikt wordt – het hele leven, met alle gecatalogiseerde problemen daarbij. Want dat hebben we ook gedaan, we hebben alles al gecatalogiseerd…
Hoe kun je terwijl je leeft, jezelf leren kennen in de beweging. Want dat is het enige wezenlijke waar het omgaat: hoe beweeg je, hoe handel je, hoe spreek je, hoe luister je, hoe kijk je?

Ik moet zeggen dat ik mensen, waarbij ik dat kon merken dat ze belang stelde in zichzelf, eigenlijk nog niet tegen gekomen ben, ja, in mijn leven twee of drie. Bijna alle mensen die ik ontmoet stellen er belang in iets te worden, of ze proberen los te komen van iets wat ze hindert, of ze hebben iets opgemerkt wat hen erg goed en mooi lijkt en dat willen ze worden. Dat is in de religieuze wereld natuurlijk schering en inslag. Maar je kunt je die vraag stellen: stel ik echt belang in mezelf? Of stel ik belang in wat me pijn doet of wat ik worden wil, enzovoorts?
Hebben we er wel eens gedacht aan wat geboren worden eigenlijk is? En hebben we wel eens stilgestaan, niet een dag maar alle dagen, bij sterven? Dat zijn toch de twee belangrijkste momenten uit het leven van ieder mens. Wat dat is? Wat er gebeurt? Hoe dat gaat?
Dan zul je zeggen: ja als man kun je je moeilijk geboren worden voorstellen, maar dat is niet waar. Maar in ieder geval kan ieder mens belang stellen in het sterven: het komen van het leven en het wegtrekken van het leven zoals we dat zintuiglijk kunnen waarnemen. Hoe dat is? Wat daar gebeurt? En niet omdat er in een of ander boek staat dat het zo belangrijk is, maar uit eigen interesse gewoon. Of zullen we altijd maar blijven ronddobberen in onze problemen, in onze interesses, in onze verschuivende aandacht, van het een naar het ander, en van het ander naar het een, zodat we afhankelijk blijven van boeken en leraren en methodes.
Is het eigenlijk niet beschamend dat we dat allemaal nodig hebben? Terwijl we zelf de mogelijkheid hebben om te onderzoeken hoe onze adem gaat en wat er gebeurt, hoe die gaat en komt. Hoe in je lichaam een heleboel gebeurt dat te maken heeft met jouw manier van leven. Terwijl we natuurlijk onze manier van leven voortdurend proberen te veranderen, want we hebben gehoord: kijk als je nou dat en dat doet, dan …
Zo is toch ons leven? We stellen eigenlijk geen belang in onszelf. Ja, we hebben af en toe pijn, geestelijk of lichamelijk, en daar staan we bij stil en we vragen ons af hoe dat komt. Dat is al heel mooi als we ons dat afvragen. Maar meestal vragen we ons af: hoe kom ik er af? En we vragen ons af: hoe word ik stil?
Maar één ding weigeren we, dat is: onszelf op te merken. En ik vrees dat, als we dat weigeren, we ons hele leven blijven zwerven, buiten onszelf om. Dat we afhankelijk blijven van waar we terechtkomen, wie onze ouders zijn, het land waar we in wonen, de cultuur waar we in leven, daar zijn we dan afhankelijk van. En daardoor worden we gevormd en dat is dat.
Als we lichamelijk of geestelijk pijn hebben gaan we naar een specialist toe en vragen we: wat moet ik doen? Dat is ons leven.
En we zijn natuurlijk bezorgd over wat er in de wereld gebeurt. En we zijn bezorgd over wat er met onze buurman gebeurt of met onze buurvrouw. Of we zijn jaloers op de mensen om ons heen en we vragen ons af: ja, waarom ben ik niet zo? We merken dan niet dat we ons weer richten naar een voorbeeld. Dat we weer niet bezig zijn met: wie ben ik? Hoe leef ik? En dan niet naar een voorbeeld, maar gewoon te merken hoe je bent. Dus niet dat je zonder problemen wilt zijn, of dat je een langzame adem wilt, of dat je stil wilt zijn, want dat is gewoon gek, dat slaat nergens op.
Maar hoe kun je jezelf opmerken? Ja, ik stel die vraag nou, maar misschien is het helemaal geen vráág voor jullie.
Vind je jezelf belangrijk genoeg om te bestuderen? En dan niet op de manier van een object buiten jezelf, maar van binnenuit. Je bent het, je bent die mens.
Dan kom je voor een gigantische vraag te staan: is dat mogelijk? Is het mogelijk om jezelf te leren kennen, in alle situaties, om al je gedachten te leren kennen, alle gevoelens die je hebt?
Als je werkelijk belang stelt, oordeel je natuurlijk niet, dat is duidelijk. Als je van een kind houdt, echt van een kind houdt, dan kun je hem begeleiden. Maar als je vindt dat het kind zus of zo moet zijn, nou ja, dan begint de dressuur. En we zijn natuurlijk allemaal gedresseerd, dat is toch duidelijk. Of door een religie, of door een ideologie, en natuurlijk door onze ouders. Dus dat is duidelijk, we zijn gedresseerd. En sommige dressuren zijn aangenaam en andere dressuren zijn vervelend.
Maar wat zijn we zonder dressuur? Hebben we in onszelf al dressuur ontdekt? Durf je naakt te zijn voor jezelf?
Rare vraag hè, maar het is echte vraag: durf je naakt te zijn voor jezelf … en dus op te merken dat je altijd de kleren van de dressuur aanhebt, altijd.
En die moet je altijd maar aantrekken, en altijd maar aanhouden. En daar ben je al zo aan gewend dat je het niet eens merkt. Dus die mens die daaronder is, die ken je niet.

In Japan heb je de zogenaamde marathonmonniken, die een maand lang elke dag tachtig kilometer moeten lopen. En dan moeten ze bij alle tempeltjes en bij alle heilige plekken moeten ze dus stilstaan en buigingen maken en hele ceremonie volvoeren, en dan moeten ze weer verder. Ze mogen maar vijf uur slapen per etmaal.
Daar is van bekend, dat als ze dat achter de rug hebben, ze  zogenaamd de verlichting bereikt hebben, ze zij stil geworden. Maar drie maanden daarna is het weer weg, moeten ze opnieuw een maand lang… [gelach]
Het is echt zo, het is geen grap!
Dat is dus een duidelijk beeld van hoe we de geest dresseren.
Maar we doen het natuurlijk allemaal, een beetje zachtzinniger doen we precies hetzelfde.
Dus hoe kun je de geest in beweging opmerken, zonder verbodsborden, zonder doeleinden? Hoe kun je de dressuur opmerken? Want dat is eigenlijk de vraag.

Ik weet van mezelf, dat die belangstelling is er of is er niet. Díe belangstelling, die dus volkomen nutteloos is, die geen enkel doel dient, die geen resultaat heeft, waar je alleen maar van kunt constateren dat die er is of dat die er niet is. En als die er is, hoe lang is die er? Is die er een half uur per dag, of een uur per dag, of is die er altijd… Is die er ook als je verontwaardigd bent, is die er ook als je in de knel zit, is die er ook als je pijn hebt of als je ziek bent? Is die er ook als je bedreigd bent? Is die ook bij degene díe je bedreigt, of is die er alleen maar bij gratie van het feit dat jij bedreigd wordt?

Dat is eigenlijk de vraag waar alles om draait, en waarom we eigenlijk hier zijn met z’n allen.
Dat is de reden waarom ik nu al veertig jaar lang in mijn optimisme dit organiseer, en nog altijd meen dat het zin heeft wat ik doe. Terwijl ik merk dat we toch eigenlijk alleen belangstellen in wat zich op een bepaald moment aan ons voordoet. En op alle momenten dat het zogenaamd goed gaat, zijn we het vergeten en leven we gewoon.
Dus we merken dan de beweging van de geest niet op – de beweging van onze geest merken we niet op. Daarom worden we ook niet eens moe van die beweging van de geest, want we zijn die beweging van de geest, die ongearticuleerde, eindeloos doordraaiende beweging. Dat zíjn we.
Het lichaam kan, als we ‘s nachts slapen, dan tot rust komen, maar die geest is eeuwig in beweging. En omdat die zo snel ronddraait, ziet die van alles maar een klein stukje. We zeggen dan: dat zijn onze ervaringen. Maar we zouden moeten zeggen: dat is, dat zijn de schilfertjes van onze ervaringen, de kleine schilfertjes, aan de buitenkant. En met die kleine schilfertjes hebben we het al moeilijk.
Maar hoe komen we aan de kern van die beweging?
Weet je, als je daar niet aan toe komt, kun je oefenen wat je wilt, je kunt tachtig kilometer per dag gaan lopen, noem het maar op. Je kunt elkaar in therapeutische sessies uit elkaar pulken wat je wilt, je komt niet toe aan datgene wat er eigenlijk op aan komt.

Kun je dus echt naar binnen gaan, dus niet bij de kleren van de dressuur blijven hangen. En de verschillende dressuren met elkaar vergelijken en zeggen: kijk die is beter dan die? Kun je dat doen? Dóen kun je het niet, maar je kunt wel die intense belangstelling hebben voor dat wonder dat je bent. En waar je mee omgaat alsof het een wegwerpartikel is, met bepaalde eigenschappen die je weer kunt vergelijken met eigenschappen van een ander, enz. enz..
Maar kun je ertoe doordringen – en niet aan de hand van allerlei voorbeelden, maar kun je die intensiteit opbrengen om naar binnen te gaan, rustig dag aan dag, om jezelf in de beweging van het leven te leren kennen, en te zien waarom je ijdel bent en arrogant en zelfverzekerd en bang? Hoe dat allemaal is, hoe dat samenhangt, hoe dat samenspeelt, elkaar bevecht? Hoe verdeeld je bent, dan hier, dan daar, dan daar, dan daar… Dat je eigenlijk helemaal niet zeggen kunt: dat ben ik. Dat er heel veel ikken in jezelf zijn, compartimenten, soms ben je hier en dan ben je daar en dan ben je daar en dan ben je daar en dan ben je daar en dan ben je daar…
Maar wat is nou daarin de kern? En is die belangstelling, die vraag, blijvend in jezelf … is die echt blijvend? Want als je die vraag niet blijvend in jezelf hebt, kan er niks gebeuren. Dan kun je telkens een andere dressuur aannemen. Dat gebeurt ook.
Maar kun je die blijvende vraag vervolgen in jezelf, in je leven? Of is dat teveel gevraagd? Moet je je tevreden stellen met die deelactiviteiten, dan dit, dan dat, dan dat, dan dat? En moet die onrust, omdat je altijd in die deelactiviteiten bent, blijven bestaan? Is dat het nou? Is dat het leven? Ga je zo met die deelactiviteiten sterven, om dán pas te merken dat je niet geleefd hebt?

Is dat ons perspectief? Dat we het maar uitstellen, uitstellen, uitstellen, uitstellen, om dit of dat of dat of dat of dat te bereiken?
Hoe kom je daarachter? Hoe kom je erachter hoe je leeft – en weer niet naar een voorbeeld, maar hoe je leeft? Dat kan toch alleen maar doordat je écht op jezelf ingaat en niet om iets te bereiken, maar echt gewoon omdat je jezelf belangrijk genoeg vindt om te leren kennen. En niet volgens Freud, of Jung of Adler, of Reich, of weet ik wat. Omdat je jezelf als totáál wilt leren kennen. Omdat je te weten wilt komen wat  nou een afwijking is – waar we het zoveel over hebben? Wat is dat eigenlijk, is dat er überhaupt? Of is het alleen maar omdat we weigeren onszelf te kennen?
Wat is spontaniteit? Spontaniteit kan ook van de dressuur zijn.
Ben je bereid om dat allemaal te onderzoeken? Of ga je altijd ergens vanuit, zeg je: ja kijk, dat staat vast, zó ben ik, en nou ga ik onderzoeken. Maar dat is natuurlijk een aanfluiting.

Kun je jezelf leren kennen?
Die vraag kun je alleen maar beantwoorden door het te proberen. En als je dat probeert, zul je merken dat je heel armzalig bent in de intensiteit, die is zo weg. Nou, dat is al heel nuttig om dat te ontdekken, dat die dóórgaande belangstelling, dat die er dus niet is. Dat is het begin, dat je altijd weer afglijdt naar wat er bereikt kan worden, hoe je worden kunt, wat het beste is. Maar het is niet anders.
Maar dat je je gebrekkigheid leert kennen. Dat je je afgeleid zijn leert kennen. En dat je tegen jezelf kunt zeggen: ja, dat hoort bij het proces. Nou kan ik wel weer een of ander methode volgen waarvan gezegd wordt dat je dan geconcentreerd raakt, natuurlijk, dat kun je altijd doen. Maar dan ben je weg van die steekvlam van de aandacht.
Dat je dag in, dag uit, blijft volgen wat er gebeurt. En niemand is daarin een autoriteit, niemand en niets. En natuurlijk ben je alleen, natuurlijk, dat is duidelijk. Is dat erg? Is dat erg dat je alleen bent?
Bij die vraag kom je natuurlijk, natuurlijk ben je alleen. Da’s heel mooi, dat je alleen bent. Want niemand kan jou daar volgen – als je dat onderzoek doet kan niemand jou volgen, dat is de reis binnendoor. En de reis binnendoor is altijd alleen, dat is nooit anders geweest. Je bent je eigen autoriteit.
Je merkt hoe ongelooflijk kwetsbaar die autoriteit is, dat alleenzijn is. Het is heel kwetsbaar. En je bent wel al zo intelligent geworden op die reis, dat je niet meer denkt dat je je daarvoor beschermen moet – ook een van die vragen die ik eindeloos krijg. Dat kan niet. Het hoort erbij dat je kwetsbaar bent, dat je verdriet hebt, dat je wanhoopt, dat de grond onder je voeten verdwijnt. Dat was natuurlijk een illusie, die grond, maar dat merk je nu.
Maar dat dat diepe verlangen om jezelf te leren kennen, je niet los laat. Dat je geen enkel vergelijkingsmateriaal meer hebt.
Kun je daarin blijven? Want alleen als je daarin bent, kun je iets voor een ander zijn, dan heb je geen last meer van je dressuurkleren. Dan kun je horen wat die ander je vraagt, je kunt daarbij blijven en je kunt geduldig luisteren.
Dan kun je pas met de ander zijn … als je alleen kunt zijn. Voor die tijd is het een heel ingewikkeld samenstel van afspraken, onuitgesproken afspraken, waaraan je moet voldoen. Maar als je op het punt van sterven staat – weg is dat alles … dan sta je voor een heel groot mysterie.
Maar ik denk dat het voor ons heel belangrijk is, om voordat we doodgaan daarmee geconfronteerd te zijn, met het alleenzijn – het meest kostbare wat er is. Het alleenzijn met de oorzaak van ons zijn op aarde. Het alleenzijn met onze bestemming – dat heel wat anders is dan de toekomstplannen die we hebben. Het alleenzijn met waarom we hier zijn.
Daar hebben we helemaal geen bijval voor nodig. Daarvoor hoeven we nergens toe te behoren. Het is voldoende dat je bij je bestemming bent. Dan komen al die dingen, waar we het natuurlijk in meditatiekringen heel veel over hebben, vanzelf aan bod. Dan ben je stil, dan ben je aandachtig. Dan besef je elk moment dat je voorlopig bent. Want dat merk je dan: je bent voorlopig … en je bent tevens op weg door de eeuwigheid. Tegelijkertijd.


naar boven