Zeven poëtische sessie-toespraken (1)
Jij bent het spel

Ik hoor de tijd stromen…
En vraag me af: wat doe ik met die tijd
die ons voor dit leven toegemeten is?
Blijven we leven volgens plan –
zijn we ons bewust
dat we leven volgens plan?

Volgens plan leven…
dan vergaat de tijd. Letterlijk.
De dieren hebben geen plan,
die leven volgens een vast patroon.
De mens heeft de vrijheid
om zijn patroon te verlaten.

Ik weet niet of we dat beseffen:
ten eerste, dat je het patroon kunt verlaten,
en ten tweede, dat is het allerbelangrijkste,
dat je in een patroon leeft.
En dat je jezelf dat aandoet –
de maatschappij helpt je daar een beetje bij,
maar je doet het zelf.

Ik zat gisteren aan tafel tegenover iemand
die tijdens het eten wegdroomde…
Op een bepaald moment keerde hij terug
en verontschuldigde zich daar eigenlijk voor,
en zei toen ook nog:
‘Ja, in Zen is het toch zo
dat als je eet, moet je eten.’
Ik zeg: ‘Ja, dat kun je pas
als je lang genoeg weggedroomd hebt…’

Ik wou dat jullie eens begrepen
hoe ongelooflijk belangrijk het is
om toe te geven.
Jullie zijn allemaal, zonder uitzondering,
nog de overtuiging toegedaan
dat jij ’t op kunt nemen tegen het onbewuste.
Dat kun je niet, je bent een pluisje
in de orkaan van het onbewuste –
je bent niet eens een pluisje…

Het onbewuste is je vriend,
het is je oudste metgezel,
het is nog ouder dan je lichaam.
Je lichaam vernieuwt zich elke keer,
maar het onbewuste –
wat wij dan ‘het onbewuste’ noemen,
het is een heel ongelukkige term –
is veel en veel ouder,
het is zo oud als jij bent.

Er zijn allerlei namen voor gegeven:
Atman, Brahman, God…
Dat is het eigenlijke –
en dat ben jij,
van de aanvang af ben jij dat.
Het enige wat gebeuren moet is dat jij,
in het besef dat je dat bent,
in de schepping mééwerkt.

Daar kun je niet voor oefenen,
dat moet je zien, en ziende doen.
Als je het gezien hebt, kun je oefenen.
Als je het gezien hebt, kun je jezelf vergeven.
Als je gezien hebt, weet je
dat de vorm secundair is,
dat de vorm het resultaat is van jouw werken
en dat het erom gaat om erbij te zijn.

Kun je jezelf bewust zijn dat jouw plannetjes
uit een heel andere wereld komen…
dat jouw overtuigingen, jouw oordelen,
uit een heel andere wereld komen.
Die komen uit de wereld die jij opbouwt,
vanaf dat je geboren wordt tot op dit moment,
maar niet van daarvóór…

Waar het nou juist om gaat is
dat je je bewust wordt dat dat zo is,
dat jij de voorlopigheid leeft.
En dat je je in die voorlopigheid,
doordat je oplet
wat aan de voorlopigheid voorafgaat,
bewust kunt worden.

Dat betekent dat je die voorlopigheid –
dus alles wat je weet en alles wat je kent
en alles wat je denkt en alles wat je vindt –
vrijwillig tussen haakjes zet.
Dat je zegt: ja, dat is hetgene wat ik ken,
maar ik weet ook – zo dom zijn jullie niet –
dat ik een heleboel dingen doe
die helemaal niet kloppen met die voorlopigheid,
helemaal niet. Dus daar is iets anders…

En wat je nu doen moet is heel eenvoudig,
namelijk plaats inruimen voor dat andere.
En dat wil je niet,
want dat is akelig, dat is griezelig,
dat andere ken je niet…
Het is er wel, maar je kent het niet.
Je bent in het beste geval geneigd om te zeggen:
nou, als het er dan is,
dan moet ik het toch wel
onder kunnen brengen
bij wat ik al weet.
En dat gaat niet…

Zoals wanneer je erg veel van iemand houdt
en tegen jezelf zegt:
oh, zo zit het dus, dus voortaan is het zo!
Nou, dan is het weg,
dan heb je het wel ingelijfd,
maar dan is het weg…
Dan kun je beter tegelijk uit elkaar gaan,
dan heb je het,
als je er niet afblijft met je vingers,
heel voortreffelijk, vakkundig doodgemaakt.

Ons hele leven brengen we bijna door
om dat armzalige kleine stukje
wat we in kaart gebracht hebben
en wat we ons ‘ik’, ons ‘leven’ noemen,
te verdedigen
tegen de overmacht van de werkelijkheid.
Dat is het meest duidelijk zichtbaar bij de dood.
Daar kunnen we nog altijd niet omheen,
we kunnen niet aldoor blijven leven –
afschuwelijk is dat, hè,
dat we niet kunnen blijven leven…

Waarom is dat zo afschuwelijk?
Je vindt het toch ook niet erg
als een bloem langzamerhand verdort en doodgaat.
Dat vind je toch niet erg,
dat hoort toch in de schepping?

Je wilt vasthouden – en waarom toch?
Echt, dat meen ik, waarom toch?
Waarom kun je dat niet meemaken?
Waarom kun je een bloem niet echt zien verdorren
en zien dat dat ook heel mooi is,
zien dat de uiterlijke pracht naar binnen gaat,
zich weer vereenzelvigt met waar hij ooit geboren werd.

Ik heb twee keer in mijn leven mensen zien sterven,
dat was indrukwekkend, dat was zo mooi…
We hebben er allemaal denkbeelden over.
En in die denkbeelden leven we, leven we, leven we,
vechten we, bereiken we, verliezen we en sterven we.
En we snappen niet dat het meest wezenlijke er altijd is,
dat je dat niet hoeft te zoeken,
het is er nu en het volgende ogenblik.

Het gaat erom erbij te blijven
bij wat er aldoor gebeurt.
En niet van te voren te zeggen:
‘ja, als dát nu gaat gebeuren
dan is het goed,
en als dát nu gaat gebeuren
dan is het slecht…’
Dat is onze moeilijkheid…
om erbij te blijven.

Dat is het enige,
het enige waar het op aan komt
is het erbij blijven.
Dat is die aandacht.
Ja, ik weet, dat is heel moeilijk…
die aandacht waar niets aan ontgaat,
waar je geen enkel moment in je gedachten bent,
in je denken, je oordeel of je reactie bent,
waarbij je alleen maar dat wat gebeurt –
dat wat aldoor gebeurt – ervaart.

Dan is er geen dood –
niet in ónze betekenis.
Natuurlijk, je lichaam
is op een bepaald moment uitgewerkt.
Dat is net als met die bloem.
Maar waar het om gaat is dat jij erbij bent
als de uiterlijke pracht naar binnengaat
en daar doorgaat
en zich een nieuwe vorm kiest,
een nieuwe bloem kiest.
Daar hoef jij niets aan te doen,
je hoeft niet op zoek te gaan
naar een nieuwe bloem,
die is er al…
dat ben jij zelf, je bent die bloem.
En je maakt mee
dat die bloem langzaam vergaat –
dat is de buitenkant,
hij groeit naar binnen toe.
Maar omdat je je zó vereenzelvigd hebt
met de buitenkant,
heb je daar verdriet van.
Maar je gaat over, je gaat door…

Ik weet wel,
daarvoor heb ik lang genoeg geleefd,
dat dat héél hecht is –
die verbinding met de buitenkant is ongelooflijk sterk.
Daarom heb je het gevoel
als je iemand ontmoet
en van alles van ‘m houdt,
dat die er voor het eerst is.
Dat is natuurlijk niet zo,
het is die innerlijke pracht
die een nieuwe vorm gevonden heeft
en die zich weer aan je openbaart.


Wat betekent dat nou in de praktijk,
zo concreet, elke dag?

Dat betekent dat je aandachtig moet zijn.
Dat je alles wat je geleerd hebt,
ook alles wat je medegedeeld is, door anderen,
door mij, door wie dan ook,
desnoods door Onze-Lieve-Heer zelf,
vergeet.
Dat je beseft dat je erbij moet zijn,
dat je er alleen maar bij moet zijn…
En dat je dan vanzelf zult weten
wat je doen moet.

Je moet de dingen die gebeuren
elkaar laten ontmoeten in jou.
Dat doen wij niet,
we houden ze angstvallig uit elkaar, zeggen:
eerst dit, en dan dat, en dan dat…
We scheppen ruimte daartussen,
we houden ze uit elkaar –
terwijl ze bij elkaar horen,
ze waren bij elkaar
en ze zijn nu in ons uit elkaar gedreven.

Laat het allemaal bij elkaar komen…
Maar wees erbij, merk het op.
Zodat de dingen in jezelf in dialoog kunnen zijn,
dat je ze niet allemaal in hokjes hebt –
en dan mag dát hokje praten
en dan mag dát hokje praten…
Dat is ook een hele organisatie,
dat kost je een heel veel tijd.
Dat hoeft niet.

Laat je meest extatische momenten
praten met je meest sombere momenten.
Laat je grootste vertrouwen
praten met je wantrouwen.
En je zult zien, je hoeft zo weinig te doen…
Je hoeft het alleen maar te laten gebeuren.
Je moet één ding helemaal vergeten,
dat is dat jij zoveel moet doen…
Dat hoeft niet,
wat jij moet doen wijst zich vanzelf.

Maar dat betekent natuurlijk, in onze toestand,
dat je nooit van te voren weet waar je terecht komt
en dat willen we niet. Dat willen we niet…
En omdat we dat niet willen,
doen we elk leven weer precies hetzelfde –
eeuwige herhaling.
En héél, héél, héél, héél langzaam
is er wel eens een momentje
dat je beseft wat je aan het doen bent.
Maar ja, het volgende moment
komt er iemand zomaar uit de wereld en zegt:
‘Hé, wat ben je aan het doen…’
Nou, dan ben je weer terug
en dan ben je het weer vergeten
waar je mee bezig was.
En dan bereik je niks,
je hebt geen zekerheid en je bereikt niks.
Moet je eens goed voorstellen:
je bereikt niks, je wordt niemand, je wordt niets,
je hebt geen enkele status, je hoort nergens,
je bent voor de mensen volmaakt onbetrouwbaar –
dat is je toekomst
als je probeert te volgen wat er gebeurt.

Je moet jezelf daar dus
vriendelijk mee uiteen zetten.
Je hebt gevoeld,
er zijn zo van die momenten
dat het hele leven wat je leeft
er eigenlijk geen bal toe doet.
Maar dat vergeet je heel gauw.
Dan ben je niet respectabel meer,
dan ben je letterlijk een outcast.
Maar ik denk
dat we dat allemaal moeten worden –
je moet zelf maar beslissen
hoeveel levens je daar nog over wilt doen…

Ik heb in mijn eigen leven gemerkt,
als je je hiermee bezig houdt,
hoef je echt niet meer bang te zijn
dat je het vergeten zult.
Het komt altijd terug –
op de meest wonderlijke momenten
komt het terug.
En dan denk je:
oh ja, daar was ik mee bezig…
en dan ga je door.

Al die methodes –
de boeken staan er vol van:
hoe houd je je concentratie,
hoe houd je…
het hoeft niet!
Als je één keer gezien hebt hoe je leeft,
maak je dan geen zorgen,
het komt wel.
Je zult ongetwijfeld
nog miljoenen uitvluchten vinden
om het niet te doen.
Het hoort erbij, vergeef jezelf.
Ook als je het al een miljoen keer gedaan hebt –
het komt wel, het komt echt,
het is voorbestemd…
Het is voorbestemd dat je volledig zult zijn,
zonder onderscheid, zonder schotjes,
zonder iets ook maar.

Alle dingen die je in het leven ontmoet,
heb je zelf veroorzaakt
en je zult ze zelf moeten afwerken, natuurlijk.
Maar het gaat erom:
hoe werk je het af.
Je kunt het zo afwerken
dat het zich wéér zal herhalen
en wéér zal herhalen
en wéér zal herhalen…
Of je kunt het zo afwerken dat het áfgelopen is,
dat je het hele spel kent
en dat je daarin gelukkig bent.
Want jij bent het spel,
jij bent de wereld,
jij bent de schepping.
En je houdt op met jezelf af te scheiden
en te zeggen: ‘Ik moet er nog bijhoren…’
Je bent er al!

Dan heb je mij niet meer nodig,
niemand meer nodig,
dan ga je je weg.

Eefde, 29 april 1988.
De toespraak is te beluisteren bij /toespraken/eefde/april88/


naar boven