Het ‘ik’ intact laten

Sterrelaan '96-'97 | 20 OKTOBER '96

Inleiding [download]

We weten allemaal dat als we een gedachte of gevoel hebben, we in ons ‘ik’ zitten. We beseffen zelden dat als een oefening nog een oefening is, zij ook vanuit het ‘ik’ plaatsheeft.
Het is natuurlijk een hele dwaze toestand dat je een oefening doet vanuit iets wat je los wilt laten. Want je beseft dat, zolang het ‘ik’ werkt, met z’n gedachten, met z’n verleden, met z’n reacties, we afgescheiden zijn van het totale gebeuren van het leven.
We kennen eigenlijk geen andere toestand dan de toestand van ons ‘ik’, in een of andere wijze: of onze gevoelens nu heftig of minder heftig zijn, of we nu gelaten zijn, wanhopig, of blij – het zijn allemaal werkingen van de afgescheidenheid van het ‘ik’.

Ook als je gaat mediteren, doe je dat vanuit het ‘ik’. Zolang dat zo is, is een losmaking daarvan ook gekleurd door dat ‘ik’: het kan heel heftig zijn, het kan heel vriendelijk zijn, maar het is allemaal van hetzelfde.
De vraag is hoe dat dan moet. Het is nodig dat je wat gaat doen, dus je gaat oefenen. Je hebt ontdekt dat alle andere dingen die je geprobeerd hebt niet dat gevoel geven van vrijheid, van los zijn, van volstrekte onafhankelijkheid. Je bent natuurlijk afhankelijk van de levenssituatie waarin je bent, de mensen om je heen, het voedsel dat je tot je neemt, dat is duidelijk. Maar ik bedoel de innerlijke onafhankelijkheid, die maakt dat je ook heel goed beseft dat je voorlopig bent.
Dat is het meest opmerkelijke wat ik er van kan zeggen: je voelt dat je voorlopig bent. Als dat gevoel heel sterk is, kun je je niet meer opwinden over allerlei dingen die in je leven plaatshebben. Dat geldt met name voor gevoelsrelaties – en alle relaties zijn gevoelsrelaties. Kun je het gaan voelen als iets wat wel plaatsheeft, maar wat jij eigenlijk niet bent? Als het gevoel van voorlopigheid heel sterk is, kun je je niet meer identificeren met het vele dat je denken en je voelen, dat je ‘ik’, je van seconde tot seconde brengt. De vraag is alleen: kun je je daarvan bewust worden? Het is niet iets wat je bereiken kunt of wat je doen kunt, het is alleen maar iets om je bewust van te zijn.

Dat is, naar mijn gevoel, voor bijna iedereen het grote dilemma: iedereen denkt dat hij nog wat doen moet. Het is uitsluitend bewust worden, uitsluitend beseffen. Dat kan niet alleen op je bankje of kussentje, dat moet gewoon in het dagelijkse leven. Daarin word je je bewust hoe je bent, tegenover de anderen, tegenover de dingen die je gebruikt. Alleen als je je bewust wordt dat je verwacht – het mag heel subtiel zijn, het mag heel grof zijn – weet je dat je zolang je dat doet in je ‘ik’ zit.
Je hebt niet meer dan constateren hoe je bent. Je kunt daar ook niet iets in corrigeren, je kunt er niet aan werken. Je kunt je alleen maar bewust worden, steeds opnieuw. En dan niet met op de achtergrond iets wat je zou moeten zijn: vergevingsgezind, gedogend, altruïstisch, noem het maar op. Zodra dat op de achtergrond is kun je niet beseffen.

Het is dus een uiterst intens en subtiel iets. Echte meditatie vraagt alles van je. Je hebt geen alibi meer, in de zin dat je ooit iets ergs meegemaakt hebt en nu dus bent die je bent. Dat is een smoesje. Het werkt wel zo, maar het is allemaal van het rijk van het ‘ik’. Kun je dat beseffen zonder jezelf om de oren te slaan. Kun je daar rustig in zijn? Kun je ook nalaten je af te vragen waar dit naartoe leidt, zodat je van moment tot moment alles intact laat, ook je ‘ik’? Het is namelijk nodig dat je ‘ik’ intact blijft, anders kun je het niet onderzoeken, anders kun je je er niet van bewust worden. Op het moment dat je het ziet als een noodzakelijkheid dat het ‘ik’ er is, sta je er al anders tegenover. Je kunt je dan ook niet meer schuldig voelen, want degene die beseft wat het ‘ik’ doet, is natuurlijk al niet helemaal meer het ‘ik’. Dat neemt die basisspanning uit je weg die het ‘ik’ heeft om zich op een of andere manier te handhaven, bijvoorbeeld zich te handhaven door vreselijk braaf te zijn, alles zo te doen als moet; dat is weer een andere vorm van zich handhaven.

Meditatie behelst dus eigenlijk een poging om al die honderdduizenden uitingen van het ‘ik’ (en dat is wat je bent) bewust te krijgen – zonder daar in de verte een doel achter te hebben, en zonder in de kramp te komen van het te willen verbeteren: dat is natuurlijk de zekerste manier om de zaak vast te zetten. Het is een poging om te beseffen dat je, behalve het ‘ik’, ook iets anders bent wat dat ‘ik’ in al zijn uitingen kan leren kennen.
Het gaat om de positie die je inneemt waarin je alles wat er gebeurt, wat je doet, wat je overkomt, hoe je er op reageert, ziet als een voorlopig stadium van je zijn. Dat hangt samen met het gevoel dat je voorlopig bent, dat je voorbijgaat. Zodat het leven niet zo loodzwaar wordt, zodat je ziet dat je leven een mogelijkheid is, en dat het voor jou de enige mogelijkheid is, omdat jij nu eenmaal bent zoals je bent. Daarmee vervalt ook alle voorbeeldfunctie: jij bent de enige mogelijkheid om te ontdekken wie je bent, en jouw leven is de enige mogelijkheid. Het is natuurlijk fantastisch dat dat miljardvoudig altijd maar plaatsheeft.

Wij hebben het in de loop van de evolutie, van duizenden jaren, een zin gegeven. En we leven volgens die zingeving. We hebben niet in de gaten dat het een wordingsproces is wat nooit eindigt – het is onmogelijk dat een wordingsproces eindigt, het gaat altijd maar door. Hoe kunnen we in dat wordingsproces blijven? We weten allemaal dat als je iets met grote intensiteit en aandacht doet, alle gevoel van resultaat verdwijnt. Dan ben je levend, dan ben in je het moment waarin je bent. Als je dan even terugkijkt ben je eruit, ben je weer in de wereld van het ergens naar toe gaan, van het bereiken.
Maar ben je helemaal in het moment waarin je leeft, waarin je doet, zodat alles intact is?
Daar is nergens ook maar een zweem van iets wat je bereiken wilt. Pas dan kunnen jouw mogelijkheden een kans krijgen. Vóór die tijd zijn ze altijd beperkt.

Maar het meest duidelijke en het meest simpele wat ervan gezegd kan worden is dat je telkens weer beseft dat je voorlopig bent, dat dit leven je geschonken is, een kans is om dieper door te dringen in wie je eigenlijk bent. Dat betekent ook dat je de plaats die je inneemt beter gaat beseffen, dat je dus niet gemist kan worden in dat geheel. Dat hangt allemaal samen met dat gevoel van voorlopig zijn. Dan verdwijnt natuurlijk helemaal het idee dat je iets moet bereiken; op het moment dat je iets wilt bereiken heb je het vastgezet, wat het ook mag zijn. Dat geldt voor de hele simpele dingen van het leven, en het geldt voor de heel subtiele dingen.
Misschien kunnen we daar met z’n allen even bij stil kunnen staan, als een beginpunt van steeds dieper gaan beseffen wat we zijn.


naar boven