Wie we zijn

Sterrelaan '94-'95 | 11 JUNI '95

Inleiding [download]

Ik heb het de vorige keer gehad over het gerucht, het gerucht dat ons de idee geeft wie we zijn. Ik vraag me af of het mogelijk is dat je je ervan bewust wordt. Dat alles wat je omtrent jezelf weet, zelfs vermoedt, waar je het soms spaans benauwd van hebt, en andere keren weer heel tevreden over bent, betrekking heeft tot je zijn hier, in dit leven, maar dat het niet je hele verhaal is; dat je verhaal veel ouder is – en dan spreek ik nog altijd in termen van tijd, maar dat is waarschijnlijk het duidelijkste – dat je oneindig veel ouder bent dan waarvan je je bewust bent.

Mijn eigen ervaring is dat je je dat het gemakkelijkste bewust wordt doordat je let op de wijze waarop je ademt, beweegt, zit, ligt. Vooral de adem is een bijzonder gevoelig, duidelijk, autonoom iets, wat je heel veel vertelt omtrent je wijze van zijn in de wereld. Als je uitademt keer je terug naar de oorsprong; als je inademt bevestig je jezelf in dit vergankelijke leven. Je kunt aan je adem opmerken of je haast hebt bij het inademen, dat vertelt een heleboel. En of je het een beetje moeilijk vindt om helemaal uit te ademen: helemaal uitademen is terugkeren tot de oorsprong.
Je bent op aarde, dus het is ook nodig dat je jezelf bevestigt in het zijn hier op aarde. Maar dat hoeft niet haastig. Haastig betekent dat je bang bent dat je niet voldoende op aarde bent, terwijl het op aarde zijn – het echte hier zijn, zonder voorstellingen, zonder eisen, zonder vooronderstellingen – juist alleen maar mogelijk is als je je de oorsprong helemaal bewust wordt, waar je vandaan komt en waar je toe terugkeert.

Dat valt buiten jouw beeld, dat valt buiten jouw kunnen, dat valt buiten jouw verlangen, dat valt buiten jouw voornemen: je komt, en je gaat. En daartussen is dat leven wat je bij geruchte kent, en waar wij ons normaal ongelofelijk druk voor maken, waar we eigenlijk alles aan ophangen, waar we elkaar zelfs voor naar het leven staan. Terwijl we dat leven niet zelf kunnen maken: we hebben het gekregen. Toch menen we dat het af en toe nodig is om een ander datgene wat hij om niet gekregen heeft te ontnemen, en dat op een heel akelige manier. Want als we leven, verníetigen we ook voortdurend leven, maar dat is een noodzaak wil dat levensverschijnsel wat we zelf zijn zich kunnen voortzetten: daar is geen haat bij, daar is geen vernietigingsdrang bij, dat is een noodzaak.

Ik weet niet of je het verschil kunt voelen tussen die twee wijzen van zijn. Uit het besef dat je komt vanuit het ongewetene, gaat naar het ongewetene, en dat het ongewetene voortdurend in alles is, al kun je het daar meestal niet in ervaren. En al heb je moeite om de indelingen die je gemaakt hebt, die mensheid gemaakt heeft, en wij in deze maatschappij in het verlengde daarvan op onze eigen wijze ook – om alle indelingen die je gemaakt hebt, van belangrijk en onbelangrijk, om die vrijwillig te vergeten, en te beseffen dat dat een manier is waarop wij er mee omgaan, een manier waarop wij contact hebben met het ongewetene.

Ook de grote religies, en alle religieuze systemen die er zijn – sommige heel ingewikkeld, heel fijnzinnig, andere eenvoudiger en simpeler – vertegenwoordigen op een andere manier hetzelfde: ze zijn een vertaling, ze zijn een manier om het ons dichterbij te brengen, maar ze zijn het natuurlijk nooit, ze zijn een vertaling. Wij houden er ons ook mee bezig op de manier van een vertaling, en dat is denk ik heel goed en heel terecht. Als we maar altijd beseffen dat het een vertaling is, dat het niet het ongewetene zelf is, zodat we er op een eerbiedige wijze mee omgaan, zodat we elkaar niet in de haren vliegen over een vertaling, en elkaar de mogelijkheden laten om het te beseffen zonder vertaling, en daarvoor in ons leven plek in te ruimen om er zo mee bezig te zijn.

Zodra je je daartoe zet, merk je hoe moeilijk dat is, omdat je, zonder dat je het weet en zonder dat je je daar bewust van bent, altijd het gevoel hebt dat het eerst in die vertaling duidelijk moet zijn, eerst moet die vertaling doorzichtig zijn. Natuurlijk is het ook heel belangrijk dat die vertaling doorzichtig wordt, want zolang die niet doorzichtig is kun je je zinnen niet vormen, kun je je woorden niet vinden, is het iets wat je aandacht vraagt omdat het niet gereed is, omdat het niet rond is, niet afgemaakt. Dat is natuurlijk zo, maar het is jammer als dat het enige is waarmee je bezig bent, als je niet beseft dat het eigenlijk om een duidelijker benadering gaat van het ongewetene. Terwijl je tegelijkertijd beseft dat het ongewetene nooit geweten kan worden. Dat is het hoogste geschenk dat je denken-voelen je kan geven: dat het nooit geweten kan worden, terwijl het de oorzaak is van alles, niet alleen de oorzaak van jouw ontstaan en vergaan, maak ook de oorzaak van de hele schepping, en misschien van nog veel meer.

Om dat plek te geven in je leven, zal je niet al te zeer in beslag genomen moeten zijn door alles wat zich onophoudelijk voltrekt. Terwijl niemand op de hele wereld weet waarom het zich voltrekt. We hebben daar ideeën over, die wisselen in de loop van de eeuwen, maar we weten het niet. Het voltrekt zich onophoudelijk, net zo goed als onze adem onophoudelijk, zolang we leven, gaat en komt. Het gaat erom hoe die adem gaat en komt, hoe je je nog identificeert met deze vertaling, die jouw leven is, die je ik is, in hoeverre je het kunt voelen als een mogelijkheid om dat ongewetene van dienst te zijn, terwijl je het niet weet: dat maakt het zo moeilijk.

Wij denken altijd dat we eigenlijk alleen maar van dienst kunnen zijn als we weten waarom. Ik denk dat dat niet zo is, ik denk dat je eigenlijk van dienst bent als je beseft hoe het ongewetene en het gemanifesteerde, het geopenbaarde onlosmakelijk één is, en alleen in het besef van beide zich voltrekken kan, hoe het anders ergens blijft steken. Daarom is waarschijnlijk die eindeloze herhaling nodig om elke keer opnieuw hier thuis te raken in deze wereld, met alles wat dat inhoudt: het leren kennen van de materie, het leren kennen van de ander, het leren kennen van de man en de vrouw – en dan daarin nergens blijven steken. En aan de andere kant ook weer niet zo onder de indruk zijn van dat hele gebeuren, van dat thuisraken in die eindige wereld, dat je het andere vergeet.
Dat is toch wat altijd gebeurt: in het thuisraken in die eindige wereld vergeet je waar je vandaan komt. Ik denk dat je juist in de heel eenvoudige dingen – voor mij is het meest eenvoudige dat gaan beseffen van de adem, en in het verlengde daarvan de energie – dat heen-en-weer gaat beseffen, dat heen en weer van de adem – wat een korte cyclus is; het geboren worden en sterven is een lange cyclus – wat eindeloos doorgaat. En dat de zin daarvan is dat je gaat beseffen dat ze bijeenhoren; en dat dat zich ook voltrekken zal met of zonder jouw medewerking, maar dat het natuurlijk zinniger is als je daarin meewerkt, wat vanzelf de voorlopigheid van je zijn bevestigt, daar hoef je geen moeite voor te doen.
Al die woorden die we hebben uitgevonden omtrent nederigheid en belangeloosheid, die zijn er omdat we het juist niet zijn, omdat we eigenlijk altijd die voorlopige mens, die we iedere keer zijn, zó verdedigen dat we het andere vergeten.

Het gaat dus inderdaad uitsluitend om dat besef: dat je dit beseft. Dan begint de lange, lange weg – oefening, hoe je het noemen wilt – om daar uitdrukking aan te geven. Natuurlijk, het één is niet zonder het ander. Maar je bent dan tenminste niet meer in de verdediging, je bent dan niet meer in de positie dat je jezelf door probeert te zetten vóór alles om je heen: vóór de ander, vóór het belang van de ander, vóór het leven van de ander.
De mensheid als geheel is daar een spiegel van, die doet precies hetzelfde wat wijzelf allemaal doen: we putten onze natuurlijke hulpbronnen uit; we produceren zoveel afval dat we er misschien ooit in omkomen, tenzij we voor die tijd gaan beseffen dat het anders moet; we vermenigvuldigen ons zonder besef, op een manier die onszelf verstikken zal.

Dus we komen als mensheid natuurlijk voor precies hetzelfde probleem te staan als de enkele mens. Daarom is meditatie in deze zin het wereldprobleem, het is het inzien dat we alleen in voeling met hetgeen nog niet geopenbaard is, het geopenbaarde kunnen dienen; dat we het nooit alleen maar van de ene kant [kunnen benaderen], terwijl het natuurlijk ook niet de bedoeling is, denk ik, – wat we ook kunnen zien in de religieuze geschiedenis van de mensheid – dat we alleen maar dat ongewetene zijn: natuurlijk zijn we drager en uiting daarvan, maar altijd in dialoog. Ik denk dat dat de zin is van meditatie, en dat daardoor je leven een rijkdom krijgt en een vanzelfsprekendheid die er niet is als je je vastklampt aan je voorlopige zijn.
Ik weet heel best wat de moeilijkheid is als je in die vergankelijkheid vast zit. Als er niet gebeurt wat je graag zou willen, als je niet de verhouding hebt die je graag zou willen, dan is het heel moeilijk om daar tijd voor vrij te maken. Dat betekent in zo’n situatie even te vergeten wat je aldoor bezighoudt, even te gaan slapen, even daar niet mee bezig te zijn, en dat vrijwillig – niet omdat je denkt dat je iets kunt bereiken, niet omdat je denkt dat je heilig zult worden, verlicht, of ik weet niet wat voor onzin, maar omdat je de situatie ziet, omdat je ziet waar je voor staat.
Ik weet het niet, misschien kun je dat als je in zo’n knoop zit waarschijnlijk niet vergeten. Dat zal wel zo zijn, ik wou dat ik het niet geloofde. In mijn eigen leven is het zo ook niet geweest: juist in de momenten van een geweldige knoop, was het opeens weg. Natuurlijk vergat ik het weer, natuurlijk, dat is het leven van een mens, tenminste van zo’n gebrekkig mens als ik ben. Maar het is altijd mogelijk om je opnieuw te binnen te brengen hoe het is, en te oefenen aan heel simpele dingen. Ik kan het niet vaak genoeg zeggen, het kan niet simpel genoeg zijn, omdat het daar zo haarscherp tot uiting komt, zoals ik daarnet van adem vertelde.

Het is natuurlijk eindeloos in je leven zo dat je merkt: „ah, ik heb me weer ergens in vastgebeten”, en dat je het met een glimlach los kunt laten, dat je ziet: „ah ja, natuurlijk”. En dat je het jezelf vooral niet kwalijk neemt dat je je daarin vastgebeten hebt, want dat is de evolutie, dat is de mens.
Waarom is de mens op aarde, waarom heeft die verzelfstandiging plaats gehad, waarvoor heeft hij z’n denken en z’n voelen. Niemand weet waarom dat gekomen is, we kunnen alleen constateren dat het er is. Dat je ziet dat je een product bent van die hele lange, lange ontwikkeling, dat je jezelf dat niet kwalijk neemt: als je je iets kwalijk wilt nemen dan is het dat je niet wakker wordt! Ook dat is maar zeer betrekkelijk, want je moet eerst het vermoeden hebben, in ieder geval beseffen dat het misschien anders is dan je altijd verteld is. Dat is natuurlijk een heel mysterieus punt, dat weet ik heel best.

Het is niet anders dan het is. Daarom is het zo heerlijk dat wij eens in de maand bij elkaar komen om dat met elkaar te overwegen. Het helpt, ook al is het maar heel gebrekkig, om er aandacht voor te hebben. Intussen word je gestoord door allerlei dingen die gebeurd zijn en die nog gebeuren moeten, dat is niet erg. Elke keer weer. Zoals de adem, elke keer weer, die weggeeft en terugkomt, en weggeeft en terugkomt.


naar boven

<< Terug | Einde