De oosterse en de westerse mens

Sterrelaan '93-'94 | 1 JANUARI '94

Inleiding [download]

Ik wil proberen om over een verschijnsel te spreken waar ik al enige jaren mee bezig ben en wat langzamerhand, nu mijn boek vordert[i], een beetje duidelijker wordt.

Toen ik als vijftienjarige jongen in Nederland kwam, had ik het gevoel alsof er lood zat in de verhouding tussen mensen. Alles was zwaar, alles miste de lichtheid van het moment en de uitwisseling tussen mensen was ook traag. Traag in de zin dat langs een hele lange omweg men elkaar af en toe bereikte.
Ik heb dat in die jaren afgeleerd om dat gemis te voelen. Toen ik voor de tweede keer in Nederland kwam in 1947, na het  krijgsgevangenkamp, overviel me hetzelfde. Ook toen had ik daar geen inzicht in wat dat eigenlijk was. Hetzelfde gevoel dat de werkelijke verbondenheid, de werkelijke ontmoeting, eigenlijk uitgesteld was, uitgesteld in de zin van moeizaam bereikt – als het bereikt was,  was het contact vaak al verbroken. Ook toen heb ik weer geleerd om ermee te leven en te vergeten dat ik een andere toestand gekend had.

Maar in de laatste jaren, door het schrijven aan mijn boek, kwam ik er een beetje dichterbij en ik begin het zo langzamerhand te begrijpen.

Er zijn eigenlijk twee types mensen. Voor het gemak noem ik dat het oosterse type en het westerse type. Het oosterse type is veel onbewuster dan het westerse type, maar heeft – al is het dan onbewust – het gevoel dat je met de ander en met de anderen verbonden bent, al handel je in afgescheidenheid. En hier is het zo dat je opnieuw verbinding maakt in afgescheidenheid. Dus het ene afgescheiden bewustzijn maakt contact met het andere, maken een nieuwe verbintenis. Maar daar ontbreekt de dimensie aan van wat ik dan maar het kosmische noem, een verbondenheid die er is voordat je geboren wordt en nadat je sterft.

Beide typen zullen tot besef moeten komen. Het oosterse type zal tot besef moeten komen dat, ondanks het feit dat hij die verbondenheid in zich weet, hij toch in zijn gewone leven handelt als afgescheidene. En dat het er dus niet om gaat om, zoals heel veel in het Oosten gebeurt, op te gaan in de eenheid, maar dat het er om gaat die eenheid uit te drukken in je leven, in de tijd. En wij hier zullen moeten gaan beseffen dat we, ondanks het feit dat we zo duidelijk afgescheiden zijn, zo duidelijk zelfstandige eenheden – we hebben niet voor niets de psychologie ontdekt – dat we in de grond van de zaak verbonden zijn, ook met degenen die we antipathiek vinden, degenen die we haten zelfs.

Die balans is niet een balans voor eeuwig en altijd. Je kunt best een poos lang in de ene kant zitten en een poos lang in de andere kant. Als je je maar altijd bewust bent waar je bent, dan is er niets aan de hand. Het leven is nooit aldoor het een of het ander. Maar ook is het niet aldoor in balans.
Dat zijn allemaal van die merkwaardige leemtes, die je gaat ontdekken als je in twee culturen verkeert. Dan ga je dus ook ontdekken dat liefde liefde is. Liefde is niet hoofse liefde en aardse liefde, liefde is liefde. Als je dat gaat verdelen houd je jezelf voor de gek.
Dat wordt in de hand gewerkt door de geschiedenis die je doorlopen hebt. Als je nu in het Westen bent, dan heb je behoefte aan allerlei constructies om iets te verklaren wat helemaal niet geconstrueerd hoeft te worden, wat er is zoals het is. En je bevindt je af en toe hier en je bevindt je af en toe daar. En daar is niets aan te doen, er zijn in al die honderduizenden situaties die er zijn, altijd onmogelijkheden. En het is heel tragisch dat we altijd proberen die onmogelijkheden te omzeilen, of te niet te doen, of te dwingen of te veranderen. Maar als je echt beseft waar het om gaat, dan kun je de belemmeringen die er zijn – en vaak zijn het onmogelijkheden – accepteren. Van die duizenden mensen die in gevangenkampen gezeten hebben, zijn er maar heel weinigen die het geaccepteerd hebben dat het is zoals het is. Die eigenlijk aldoor bezig waren het kamp uit te komen, ook al was het maar in de geest. Je moet op een bepaald moment kunnen zien dat iets is zoals het is.
Ik zei daarnet met het lopen, dat als je probeert je voet zacht neer te zetten, je  veel van jezelf leert. Dat is op dat gebied precies hetzelfde. Als je daar heel attent op bent, merk je dat je vaak een te grote stap neemt en hem dan terug neemt. En dat je, als je voet neerzet, hem dan niet eerst laat landen, maar al op het moment dat je voetzool de grond raakt je gewicht erin zet. Je slaat dus iets over. En ook bij dat inbrengen van je gewicht in die voet zijn nog zoveel nuances.
Dit is nu maar een heel klein, simpel voorbeeld. Maar je leert daar heel veel van.

En dat geldt natuurlijk ook voor het liefdesspel, voor al die dingen waar het erop aan komt wat er gebeurt, zodat je niet overspoelt wordt. We willen altijd zo vreselijk graag alles in de hand hebben. En dan op dat moment, in de liefde, worden we overspoelt, en dat vinden we heel gewoon. Maar dat is natuurlijk onzin. Waarom zou je daar niet bij zijn. Waarom zou je daarvan zeggen: nou ja, dat is liefde, dan ben ik er niet.
Zo is ons hele leven vol van dingen die we graag willen, omdat we niet in staat zijn om de situatie waarin we zijn – ik bedoel de innerlijke situatie en de uiterlijke situatie, beide – tot ons te laten komen, te accepteren. Niet altijd te denken dat we moeten kiezen. Als je moet kiezen, ben ik haast geneigd te zeggen, dan is er iets loos. Het wijst zich vanzelf. En je kunt ook nooit meer achteraf zeggen: ja, wat ik toen gedaan heb is fout, Here, Here… Doe dat niet, dat is onzin.

Je doet iets vanuit de toestand van je bewustzijn van dat moment. Of dat nou een volledige toestand is of een onvolledige, maar je doet het. En dat is dat. En een volgend moment zul je het anders doen, dat is dat. Alleen door totale acceptatie kun je leren, kun je ontdekken, heb je dus geen boeken nodig, geen voorbeelden nodig. Je kunt hoogstens buiten je eigen ervaring om leren door dat wat je ervaart in de uiting van een ander, rijker te kunnen gaan beleven. En dat is alles. Maar je kunt nooit naar een voorbeeld leven.

Ik herinner me zo heel goed dat in Indonesië de Europeanen, die daar niet geboren waren, altijd het gevoel hadden – je vindt het in Couperus een beetje terug – dat ze door honderd ogen en oren gezien en gehoord werden. En, daar voegden ze voor zichzelf toe: geoordeeld. En dat was nou net niet het geval.
Dat zit in hetzelfde: het gevoel dat je eigenlijk afgesloten moet zijn en dat je een ander toe moet laten, of naar een ander toegaan. Dan krijg je dat gevoel, als je in een andere samenleving komt, dat het anders is. Je krijgt het gevoel dat je bekeken wordt, én geoordeeld. Dat is natuurlijk een akelige situatie.
En dan is daar dat andere aspect aan wat ik zei, dat als je vanuit de afgeslotenheid leeft, je heel traag leeft, dat je eigenlijk pas langs heel veel omwegen de ander bereikt. En, zoals ik al zei, soms bereik je de ander net op het moment dat het contact verbroken wordt. Dan heeft het leven er genoeg van, dat zegt: nou ja, dat is voorbij.

Ja, dat was het.


[i] Zijn autobiografische roman ‘De andere over, een jeugd op Java’, die in 2006 verscheen bij Asoka.

naar boven