Elkaars eenzaamheid respecteren…

Sterrelaan '88-'89 | 26 NOVEMBER '88

Inleiding [download]

Nota bene: Maarten Houtman spreekt over ‘expliciete orde’, terwijl David Bohm het in zijn boek heeft over ‘impliciete orde’.[1] Maar ze bedoelen beiden hetzelfde, namelijk dat ieder ding dat er op de wereld is het totaal bevat.

Ik heb de vorige keer drie voorbeelden gegeven van verschijnselen die in de totaliteit van het leven steeds doorgaan te gebeuren.
We hebben toen een soortement van dialoog gehad. En ik zond jullie een brief over een ontwikkeling die in dit verband van de Sterrelaan niet gewenst is.[2]

Er is nog een vierde ding wat in die afgelopen tijd – we waren vijf weken niet bij elkaar – tot me kwam: David Bohm’s prachtige boek over de expliciete orde, eigenlijk een heel oude gedachte: het verschijnsel dat ieder ding dat er op de wereld is het totaal bevat. Daar komt het op neer. Ook al zijn de details ervan in een heel klein partikel minder dan in een groter, het geheel is aanwezig in ieder levend verschijnsel, ook in het mineraal, wat niet dood is, maar levend.

Als je daar bij stilstaat, houdt dat in dat alles met alles te maken heeft, alles! Dat als jij woedend bent, als jij haat, als jij veroordeelt en ook als je liefhebt, dat het totaal beïnvloedt – en het totaal jou. Dat je geen seconde los bent van het geheel. Deze wetmatigheid van de ‘expliciete orde’ betekent een voortdurend nieuw ontluiken, dat is de schepping…
En het houdt in dat wat gefixeerd is moet sterven – wat toch een totaal ander zicht op ons leven geeft, want wij zijn daarvan…

Hersenspecialisten hebben ontdekt, vertelt Bohm, dat iedere commotie de hersens beschadigt, elke beweging die meer is dan het bewustzijn aankan, dat blijkbaar niet gebouwd is op woede, afgunst en vooroordeel… Als je dat koppelt aan het feit dat als jij jezelf beschadigt, je het geheel beschadigt, dan kijk je toch iets anders aan tegen ons leven.
Dat is de ene kant.

De andere kant – jullie welbekend, tenminste dat hoop ik – is dat we, als product van zelfhandhaving, voortplanting en sex, eigenlijk nog altijd leven volgens het oude patroon, dat oude patroon waarin is alles te rechtvaardigen is: woede, vooroordeel, liefdeloosheid, onderdrukking, geweld… dat is allemaal begrijpelijk te maken. Maar het is het oude … de oude onmeedogende wet van de zelfhandhaving, waar niets menselijks in is. Want ons bewustzijn is in staat – dat blijkt – om te beseffen wat gebeurt.
Daarvoor hebben wij een zelfbewustzijn…

De vorige keer hoorde ik van verschillende kanten: ja maar, dat is toch onze dagelijkse werkelijkheid… we zíjn toch boos op elkaar, we vínden toch dat dit zus moet, dat zo moet, en zo gaan we ook met onze kinderen om. Dat is toch concreet, dat is toch werkelijk… Natuurlijk, natuurlijk is dat is werkelijk, zijn we wanhopig en boos en ook wel eens gelukkig, natuurlijk is dat zo…
Maar moeten we het daarom altijd maar doorzetten? Of zouden we het niet mogen uiten, zouden we niet mogen erkennen dat het zo is…
Natuurlijk, zo zijn we!
Maar … we hebben dit al duizenden jaren gedaan, misschien zelfs veel langer, op allerlei manieren…

Ik denk dat we toch niet beseffen wat we doen in die herhaling – want het is een herhaling: de ene keer zus en de andere zo, de ene keer ben je man, de andere keer vrouw, je leeft hier, leeft daar, reist en gaat heen en weer, je ontmoet elkaar en gaat uiteen, je krijgt kinderen en je sterft, en die kinderen voeden weer kinderen op…

En gaan we zo door? Of zijn we bereid stil te staan … proberen we het verband te leggen tussen de zang van de sterrenvelden en ons leven – of zeggen we: oh nee, dat is zo ver weg, zo mooi… die zonsondergang is zó mooi… eigenlijk hoort dat niet bij mijn leven. Mijn leven is zelfverdediging.

‘t Was nog te begrijpen als wij een leven hadden – zoals inderdaad miljarden in de wereld hebben – waarin we van de vroege ochtend tot de late avond moesten krabben om het blote lijf te redden, dan kan ik me dat voorstellen… Maar zo is het met ons toch niet, hè…
Dus we hebben de tijd en de mogelijkheid om in te gaan op deze werkelijkheid – die een werkelijkheid is, het is geen sprookje, een kerngeleerde kan het zich niet permitteren sprookjes te vertellen – om daarop in te gaan, om dit tot ons door te laten dringen.

Dan heb je écht geen moeite stil te worden, dan hoef je niet op je bankje te gaan zitten – als je je indenkt wat je in je leven gedaan hebt met je eigen hersens, met je eigen lichaam… Dat is het begin. Want beschadigde hersens zijn beschadigde hersens…
Een heleboel is je als kind aangedaan.
Maar jij kunt dat genezen door het te beseffen – niet door jezelf aan de oren te trekken, maar door te beseffen wat je gedaan hebt. En dan natuurlijk niet vluchten in berouw – beseffen wat je gedaan hebt, en nog steeds doet.

Als je dat verband, dat je heel, heel soms voelt, een kans geeft, dan denk ik je genezen kunt, dat je kunt voelen dat bedoeld is dat je heel wordt, dat je niet langer een fragment bent. En dat als jij heel wordt, het geheel méér heel is, daar hoef je dus niet de straat voor op. Dat het erom gaat dat je heel wordt – en dat gebeurt heel vaak over het sterven heen. Het is ook goed dat dat zo is, sterven is niet alleen dat je lichaam ophoudt te ademen, maar ook dat je van dag tot dag het gefixeerde loslaat, wat het ook mag zijn.
En dat je dat in liefde doet – niet omdat er die ontroerende gedachte van expliciete orde is, maar omdat je voelt, ervaart, dat dat zo is … al datgene wat je gedaan hebt in onwetendheid, in onbewustheid, weer héél kan worden, dat het weer thuis kan komen – want heel worden is thuiskomen.
En als jij thuiskomt, komt de wereld thuis. Zo innig is alles met elkaar verbonden…

Is dat nu een verantwoordelijkheid? Dat is het op het moment dat jij hem aanneemt – natuurlijk niet als je het niet aanneemt, er is niet een abstracte verantwoordelijkheid. Er is een verantwoordelijkheid op het moment dat jij het aanneemt, dat je er heel diep van doordrongen bent dat je niets kunt maken, niets kunt regelen; dat alles een geschenk is, jij incluis, door het feit dat je geboren bent.

Als je dan kijkt naar wat er gebeurt in de wereld, onophoudelijk, dan is er nog veel te doen. Maar je kunt niet anders beginnen dan bij jezelf, al het andere is buitenom.
En bij jezelf beginnen is bij de wereld beginnen, waarom zou je het niet doen? Vaak is dat omdat er die machtige instincten zijn, duizenden jaren oud, tot op dit moment, die zich uitsluitend bezig houden met het ontstaan en vergaan in de materie, in het stof, in de vorm, dáár zijn wij onderworpen. Maar we zijn iets meer dan slaaf van die instincten. En daar gaat het aldoor om, daar leven wij voor.

Daarom zijn we ook hier bij elkaar en proberen, doordat we met elkaar bezig zijn, elkaars eenzaamheid te respecteren – ieder van ons is in diepste zin eenzaam vanuit het menselijke relatienet gezien, maar tegelijkertijd in absolute zin verbonden. Maar de weg is dat je eerst de voorlopigheid van het menselijke relatienet moet leren voelen, doorgronden, begrijpen, niet meer probeert op dát vlak verbonden te zijn en in díe zin respect voor elkaar moet hebben. Zodat ieder is wat hij is en we daar niet iets aan proberen te veranderen. Noch kunnen we iets aan onszelf veranderen – vooraf veranderen, omdat ik denk dat dat beter is… In de stilte van ons eigen hart onszelf leren kennen, dat is de dienst die wij elkaar kunnen bewijzen als we bij elkaar zijn. Dat is natuurlijk niet makkelijk,
maar daarvoor zijn we ook niet bij elkaar.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Ik heb met B. een paar dagen geoefend in Kijkduin. Je wordt dan geconfronteerd met heel andere mensen, die met van alles bezig zijn. We misten de rust van hier echt. Terwijl om ons heen hele vreemde, wilde dingen gebeurden, merk je hoe dat op je inwerkt en je er ook in meegezogen kan worden…
In dit geval waren het reacties van huilen, van spontane bewegingen… Eigenlijk was het verschrikkelijk, ‘t was net of de hele ruimte verstoort raakte met die veertig mensen. Dan voel je hoe moeilijk het is om bij jezelf te blijven, dat lukt niet.

– B.: Ja, er kwamen nogal wat dingen boven die normaal onder de drempel zitten. Bij mij lokte dat iets uit waar ik nogal van schrok.

– A.: Er is dat beschermde gevoel als je jaren lang mediteert in een groep. Nu kom je ineens in een andere wereld terecht en ziet heel interessante dingen ….

– D.: [interrumpeert] A., bestaat er een binnen en buiten, is het hier dan anders als buiten?

– A.: Nou, ik vond het daar heel anders, ja, ik vond het daar wild en onrustig.

– D.: Want ik kan hier rustig zitten, maar dan is het knap wild…

– A.: Ja.

– D.: In hoeverre is dat buiten buiten jou?

– E.: En nog iets. In een bepaalde situatie kun je je open stellen voor anderen. Maar er zijn ook situaties waarbij je je helemaal niet open hoeft te stellen, dat je je uit zelfbescherming moet afsluiten voor iets. Je hoeft toch niet alles op je toe te laten.

– A.: Nee, maar je kunt het ook langs je heen laten gaan. Afsluiten wil zeggen dat je geen enkele toegang meer hebt.

– Maarten: We zijn, denk ik, onvoldoende ingegaan op wat D. zei.
Waarom hebben we er zo’n last van? Dat is toch omdat wij zelf daarvan zijn, hè. Als je er niet meer van bent, dan voel jij het voor jouzelf niet als een bedreiging. Daar zit het in. Dus ik zeg niet dat die mensen niet wild waren, maar je hebt er moeite mee omdat we inderdaad producten zijn van de zelfhandhaving, van dat hele patroon. Daar zitten we natuurlijk met z’n allen in, dat hebben we ontwikkeld.
Dus eigenlijk is die kwestie van afsluiten vs. niet-afsluiten niet aan de orde. Dat is de manier waarop we het altijd gedaan hebben. E. zegt terecht dat het uit lijfsbehoud soms gewoon nodig is. Net zoals wanneer je vreselijke pijn hebt, dan is er een moment dat je voelt dat je tegen de grens aan zit en iets moet hebben dat het er even niet is. Dat is heel concreet, en zo kan ik me dat in jullie geval ook voorstellen. Maar dan spreek je vanuit de status quo, van zoals je nu bent, en van daaruit zoek je je oplossing. Daar is helemaal niets tegen.
Ik heb in de krijgsgevangenschap teveel situaties meegemaakt, dat ik zeg, kijk, er is aan alles een grens, hè. Maar je kunt tegelijkertijd zien dat het niet datgene is wat het ooit weg zou kunnen nemen, wat ooit een einde zou kunnen betekenen van – om jullie woorden te gebruiken – die ‘wilde toestand’. Daarvoor moet je het aanhechtingspunt in jezelf vinden, waar die ‘wilde troep’ toegang toe heeft.
Dat komt dus – om met D. te spreken – eigenlijk niet van buiten. Er wordt van buiten geactiveerd wat in jezelf is. Je ervaart – dat is nou juist het leuke – dat het aan die plek gebonden is: daar waren een stel wilde mensen. Ik maak het nu maar even heel zwart-wit om het aan te duiden, zo ervaar je het. Maar je vergeet dat je jezelf meegenomen hebt. En als wij hier rustig zitten met elkaar, dan is die wilde troep in jezelf gewoon niet aan bod. Die is er wel.

– B.: Maar dat zou een nadeel kunnen zijn.

– Maarten: Ja, dat zou een nadeel kunnen zijn, natuurlijk. Daarom zeg ik het nu zo.

– F.: Maar wat bedoel je nou met ‘dat zou dan een nadeel kunnen zijn’?

– Maarten: Een nadeel zou kunnen zijn om altijd maar rustig hier in de groep te zitten.

– A.: Dat er misschien toch een beetje dwang in zit.

– Maarten: Nou, niet dwang, maar voor-de-gek-houderij. Je houdt jezelf voor de gek. En niet bewust.
Mensen, misschien  begrijpen jullie nou toch eindelijk eens waarom ik dikwijls zo wanhopig ben. Want jullie zijn allemaal zo lief! Dat meen ik.

– F.: Dat is nou precies wat er vorige keer in feite gebeurde. Toen was er een situatie waarin dat harde eigenlijk wél naar voren kwam en toen voelden we dat allemaal in onszelf. En dan sta je voor de  vraag: hoe moet ik ermee omgaan? En ik kan dan alle kanten op. Want soms ben je daardoor geshockeerd, zoals jullie overkomen is. Ik ervaar dan bij mezelf dat ik op dat moment gewoon niet kan accepteren dat wat daar gebeurt in feite ook iets met mij te maken heeft.
Aan de andere kant gebeurt het soms dat je naar dat soort situaties heel liefdevol kunt kijken, dat je er als het ware door groeit. Dan is die drang naar zelfhandhaving even weg of zo.

– Maarten: Ja precies.

– F.: Maar vervolgens zegt iemand weer tegen je: denk je er wel om, je moet wel knokken voor jezelf, hoor, want anders verlies je het nu…

– Maarten: Ja, dat is de maatschappij, inderdaad.

– A.: Ja, maar wat mij in die situatie opviel is dat mensen zich konden uiten. Je kon schreeuwen, je kon huilen, je kon slaan, je kon alles…
Maar ik vraag me af, was dat nu bewegende meditatie, of …

– Maarten: Is dat nou belangrijk? Je hebt dat beleefd!!

– A.: Maar dat zich kunnen uiten, dat is niet alleen in de taal, dat zit in alles.

– Maarten: Ja. En wat jij daar waarschijnlijk in beleefd hebt is een geweldige opluchting dat het eens een keer komt.

– A.: Ja.

– Maarten: Precies. Nou dat is toch heerlijk. Al is het geen meditatie geweest, so what!

– G.: Misschien juist wel, ‘dynamische meditatie’ heet zoiets.

– Maarten: Nou ja, goh, als je iets beleefd heb je toch geen behoefte om er een etiket op te plakken.

– B.: Maar ik neem aan dat A. met ‘meditatie’ dan bedoelt dat het bij jezelf kunt houden.

– Maarten: Ja en lieve B., dat lukt niet!

– A.: Je wordt meegesleept.

– Maarten: Doe het!! En je hebt wat gedaan! En dat is dat.


– Maarten: Weet je, dat is zo leuk hè, ik vind het zo enig dat B. en A. daar nu mee komen, want dat doen wij natuurlijk allemaal aldoor, ons afvragen: is het nou meditatie? En dat is zo afschuwelijk eigenlijk, want we kaderen onszelf aldoor maar in. Maar als je erin gaat, ga je erin, hè. Want het is natuurlijk ook zo dat je nooit een haarbreedte verder kunt gaan dan je bent. Als jij, terwijl die dierlijke geluiden over je heen opklinken, het gevoel hebt: nou moet ik bij mezelf blijven… Ja, dan maak je het jezelf onmogelijk.

– A.: Dan snij je het de pas af.

– Maarten: Kijk, het is eigenlijk heel eenvoudig. Als je je helemaal geeft, je hebt geen gedachten meer, je doet, nou, dan ben ik er diep van overtuigd dat er een moment komt – je kunt er misschien vele levens over doen – dat je merkt: waar ben ik mee bezig…
Dat is een reëel moment. Maar dat is niet dat jij denkt van: waar ben ik nou… Maar dan is het van binnenuit, dat je opeens denkt: ja, dat hoeft niet meer.

[1] David Bohm - Heelheid en de impliciete orde, Lemniscaat, 1985
[2] In zijn brief 'Aan de Sterrelaangroep nav de sessie van 15.10.88' schreef Maarten Houtman ondermeer het volgende:
"Er was een opmerking dat we, zeker hier in het Westen, met een conditioneringsbestand zitten dat ons verhindert te zeggen wat we voelen, en dat we dat eerst heel duidelijk bewust moeten hebben.
Dat is natuurlijk zo. Maar je wordt je daar niet van bewust door er breeduit in te gaan zitten - als je het opmerkt en je blijft er rustig bij, zonder actie in dat gebied, kan het opeens – of telkens weer opnieuw, als die eerste keer niet intens genoeg was – helder worden. Dan is dat bestand er weliswaar nog, en het zal telkens actie ondernemen, maar jij valt er niet helemaal mee samen, en dat ontledigt je ervan.
Dit laatste proces kan ingezet worden op de Sterrelaan, niet volledig doorgewerkt. Dat moet je thuis doen in je hele verdere leven. Als je denkt dat dat in een stukje Sterrelaan kan gebeuren, ben je slachtoffer van hoopvolle verwachtingen, dwz illusie."

naar boven