Spelenderwijs de balans bewaren

Sterrelaan '88-'89 | 11 FEBRUARI '89

Inleiding [download]

De vorige keer heeft Epi een opmerking gemaakt, die voor velen waarschijnlijk heel verhelderend was, dat je als je iets ervaart, je het niet alleen ervaart op het vlak waar je je het bewust bent, maar ook op andere manieren – er zijn vele niveaus van ervaring.
Maar zoals wij leven, brengen wij ons leven eigenlijk door in dat vlak van het ‘ik’, met zijn zeer vele betrekkingen, die ook weer verschillende niveaus kennen.
We moeten ons op dat punt geen verhaaltjes vertellen. Zo is de verhouding van de moeder tot het kind, als die goed is, een heel natuurlijke verhouding, dat is een dieper niveau dan normaal tussen mensen bestaat. Maar het is wel degelijk een ik-niveau. En zo zijn er dus talloze dingen in het leven waarvan wij normaliter uitsluitend de ik-aspecten kennen.

In de meditatie is dat natuurlijk net zo. Bij alle honderdduizenden vragen en antwoorden die overgeleverd zijn in de Zen-geschiedenis, draait het om één ding: kun je alleen zijn, ongehecht. En tegelijkertijd – dat wordt dan altijd vergeten – totaal verbonden met alles en iedereen.
Dat is een paradox. Er is veel nadruk gelegd op het alleen kunnen zijn in het leven, wat inhoudt het onthecht zijn. Maar als je niet tegelijkertijd het gevoel hebt dat je met alles verbonden bent, is het iets gemaakts, iets theoretisch. En dat komt heel veel voor. Ook met al datgene wat je afwijst ben je verbonden, alles waar je een hekel aan hebt, wat je veroordeelt.

Ik heb hier in de Sterrelaan-sessies steeds opnieuw geprobeerd het aspect van de nieuwe fysica een klein beetje ingang te doen vinden. Dat is bedoeld om je een kans te geven eens een hele nieuwe ingang te vinden tot je leven. Want het relatienetwerk van het ‘ik’ is zo ontzettend groot – zeker in de maatschappij als de onze, waar alles kan.

We moeten goed beseffen dat we het absoluut niet in die richting moeten zoeken. En dat betrek ik ook op de hele psychologie. Niet dat dat niet waar is, die is op dat vlak zeer werkzaam. Maar het heeft niet te maken met die volstrekte alleenheid waarin je op een totaal andere manier verbonden bent met alles.
Want daar gaan we altijd de mist in: we denken dat ons gevoel van relatie tot een ander, zich op een bepaald moment omzet in een heel ideale, verheven vorm. Maar dat absoluut niet het geval, dat is vanuit het ‘ik’ gedacht.
Het is iets totaal anders, het is iets onpersoonlijks. Het is iets wat zich niets, helemaal niets aantrekt van wat wij voelen. Wat wij voelen is allemaal in de ik-sfeer. En we moeten goed beseffen dat het niet in die sfeer ligt.

Daardoor zijn we ook gekomen tot die merkwaardige misvatting dat mensen één zouden kunnen worden. Dat is echt een misvatting, dat gaat niet, je bent alleen en je blijft alleen.
Wat mogelijk is, is dat twee mensen kunnen merken – dat staat buiten de ik- verhouding die er is, want natuurlijk is dat een ik-verhouding waarbinnen de hele sex zich afspeelt – dat ze zich in dezelfde richting begeven. Zolang dat zo is, kun ze zeggen: ja, nu zijn we één. Maar dat is niet zo, dat is onhygiënisch. Het kan zelfs een week lang duren dat je je in dezelfde richting begeeft. Maar je blijft alleen – en begeeft je met die mens in dezelfde richting

Dat geeft ook een totaal ander zicht op de idee van reïncarnatie, en al het gewauwel daar omheen. In de zin zoals ik het nu zeg heeft het daar mee te maken. Maar het is onvoorspelbaar of die twee levenseenheden, die zich een tijdlang in die zelfde richting begeven, in die zelfde richting zullen blijven gáán.
Dat is ook niet zo belangrijk. Belangrijk is dat, zolang ze in dezelfde richting gaan, ze elkaar kunnen ondersteunen, elkaar kunnen helpen om die doorgaande verbinding met de totaliteit van het leven, met grotere intensiteit te kunnen vervolgen.

Dat is dus niet in de tijd, dat is van de tijdloze evolutie, dat is dat wat zich voltrekken wil – evolutie is de voltrekking, de verwerkelijking – maar dat wat zich voltrekken wil.
Dat is echt een mysterie. Want dat betekent dat het zich beweegt naar iets toe,  waarvan het zelf geen idee heeft. Je kunt er alleen van zeggen: het beweegt zich. Maar heeft geen idee waar het zich naartoe beweegt. Ware dat wel zo, dan was het niet echt, dan was het gevormd in de tijdelijke constructie die we het ‘ik’ noemen.

Als je dit voor jezelf helder hebt – het is eigenlijk heel eenvoudig – zul je je leven zó kunnen inrichten dat er tijd voor is om dat te beseffen. Je kunt er dus niet naartoe werken, je kunt alleen in je leven de situatie scheppen dat dit aan jou voltrokken wordt.
Dat is al een hele opgaaf, zoals de geschiedenis van de meditatie bewijst. Die vormt één lang verhaal over de miskleunen; over de meesters die tóch wat bereiken willen, en die tóch, langs een hele lange, hele subtiele omweg, aan het ‘ik’ werken – of liever gezegd: vanuit het ‘ik’ werken.

Dat moeten we echt heel goed zien voor onszelf. Dan zullen we mild zijn ten aanzien van alles wat er gebeurt. En begrijpen dat echt leven betekent: dat nooit eendere, labiele, subtiele evenwicht tussen het leven in je ‘ik’ en het leven vanuit de totaliteit.
Dat is de grote balans. Je kunt nooit zeggen: nu moet je dit of dát. Dat is onzin, je weet het niet. Je kunt alleen proberen die balans te bereiken tussen het leven van het ‘ik’ en het leven van de totaliteit, die in jou samenkomen – altijd. Maar het moet geleidelijk aan bewust worden, dat iedere relatie aan de ene kant er een is van het ‘ik’ wat je nu bent, en aan de andere kant een relatie in de totaliteit.
In de mechanistische opvatting van de oude fysica was eigenlijk alleen de ik-relatie aanwezig. De nieuwe fysica laat zien dat tegelijkertijd die andere totaliteit een feit is, waarin we allemaal zijn.

Het vraagt heel veel vrijwillige discipline om tijd in te ruimen voor datgene wat zich nauwelijks in je leven manifesteert. En om niet altijd weer kopje onder te gaan in de stormen van het ‘ik’ – dat er gewoon is, dat gevormd is vanuit de twee grote basiskrachten in de schepping: de zelfhandhaving en de voortplanting.
Je moet heel goed zien dat het geen kwestie van gevecht is. Het is een inzicht, en als dat inzicht in je doorbreekt, voltrekt het zich in je. Dus al die onthechting en ascese, al die eindeloze gevechten – dat werkt net de andere kant uit.

Als je het ziet, zul je doen. Vanuit het doen, zul je ervaren. Vanuit het ervaren, zul je in de totaliteit komen. Zo is het.
Maar voor ons is de grote moeilijkheid om die voortdurende, onvoorspelbare balans tussen je ik-leven en je zijn in de totaliteit, spelenderwijs te bewaren. Niet met een ernstig gezicht, maar omdat het een werkelijkheid is.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Ja had het een vorige keer over een prachtig boek van David Bohm over het verschijnsel van expliciete orde.

– Maarten: Ja, impliciet of expliciet.

– A.: Ja, dat was het juist. Want die expliciete orde wil zeggen dat ieder ding dat er op de wereld is, het totaal bevat. Toen dacht ik: hoe kan je dat nou zien als de expliciete orde, want ik zie dat veel meer als de impliciete orde.

– Maarten: Hij zegt eigenlijk dat het zich ontvouwt volgens het totaliteitsprincipe. Je kunt ook zeggen: dat zit er ingevouwen in. Dat is hetzelfde. Alleen wat ingevouwen erin zit, vouwt zich open.

– A.: Maar ik begrijp het expliciete toch nog niet.

– Maarten: Het expliciete is dat het zich openbaart.

– A.: Want het geheel is toch het impliciete?

– Maarten: Het impliciete zie je dagelijks om je heen. Er ontstaan dingen en vergaan dingen. en waar wij direct contact mee hebben is dus dat ontstaan en dat vergaan. En daar zijn een heleboel fasen in. En op een bepaald moment dan zeggen we nou, nu is er dus dood. Dus dan is er verdwijnen, dan weer ontstaan.
Als je nou planten neemt, dat is het meest eenvoudige, bij de mens wordt het al ingewikkeld, omdat we dat zelf zijn. Maar bij een plant is dat eigenlijk heel eenvoudig, je ziet dat het ontstaat en dat het opgroeit, dat het een hoogtepunt bereikt, dat het teruggaat en daarna zie je dat het sterft. Het wordt opgenomen. Maar er ontstaat weer een nieuwe plant uit. Dat is wat wij waar kunnen nemen. En wat nu eigenlijk gezegd wordt is: ook als je iets niet ziet , is de plant al aanwezig. Dat is dus het impliciete.
Maar het verwerkelijkt zich voortdurend. Het maakt zich zichtbaar, laat ik het maar zo zeggen. Dat is het expliciete, dat is een beweging.
En het wonderlijke is dat het een beweging is, waarin ontstaan en vergaan is, en tegelijkertijd is het geen beweging.

– A.: Tegelijk is het impliciet …

– Maarten: … is het geen beweging, is het eigenlijk datgene wat al altijd is.
Daar kun je natuurlijk boeken over vol schrijven, maar we kunnen alleen maar constateren dat dat wat altijd is, zich voortdurend openbaart. En daar heb je een heleboel vormen in, openbaringsvormen, die eigenlijk altijd eender zijn volgens een vast patroon. En je hebt openbaringsvormen waar een ontwikkeling in zit, waarin in het zich openbaren, in het zich verwerkelijken, een ontwikkeling is.
En dat is bij de mens aanwijsbaar, zijn bewustzijn ontwikkelt zich nog steeds. Zijn lichaam zal niet zo vreselijk veel veranderen, maar zijn bewustzijn ontwikkelt zich nog steeds.
Dus het openbaart zich steeds op een andere manier. Al is dat voor ons niet zo direct waarneembaar. Maar je kunt inderdaad zien dat een kind van tweehonderd jaar geleden op een andere manier groot werd, in een andere omgeving, met andere mogelijkheden, dan een kind van nu. Dus daar is nog steeds een ontwikkeling.

– B.: Is het eigenlijk dat uit een soort ‘niets’ zich voortdurend weer nieuwe werkelijkheden ontvouwen, die hun orde ontlenen aan de bron waar ze uit komen?

– Maarten: Ja, kijk, het woord ‘niets’ is gebruikt vanuit ons standpunt. Voor ons is het, als het niet gemanifesteerd is, niet bestaand. Daarom zeg je: ‘uit het niets ontstaan, uit de leegte ontstaan.’ Maar dat is dus vanuit ons standpunt van het gemanifesteerde.
Maar de nieuwe fysica zegt – dat maakt het ook zo moeilijk – die mensen zeggen, of het nou Bohm is of Niels Bohr is, allemaal: ‘Je kunt het je niet voorstellen… wij kunnen het wel uitrekenen wiskundig en het klopt perfect, maar we kunnen het ons niet voorstellen… dat komt omdat wij ons alleen maar een voorstelling kunnen maken vanuit het gemanifesteerde.’
En daarom is het zo – dat is ook in Zen het geval – dat wij het over de ‘leegte’ en over het ‘niets’ hebben. Maar dat zijn allemaal termen van hieruit, van het ‘ik’ uit. En je moet eigenlijk bereid zijn de sprong te maken om te zien dat daar een beginsel is – laat ik het dan maar zo zeggen – wat zich voortdurend manifesteert, zich openbaart. En daar heb je verschillende stromingen in, één van die stromingen is die van het zich door generaties heen voortgaand ontwikkelende bewustzijn .
En, B., daar moet je gewoon niet over gaan denken, dat lukt je niet. Je kunt je het ook nauwelijks voorstellen, het is iets wat zich… – ik wil er dit mee zeggen: als jij het gevoel hebt van, nou ja, dat kan niet…, blijf daar dan maar bij. Ga er niet over denken. Want denken, dat is snijden in een stuk staal, dat gaat niet.
Kijk, je kunt je nog een andere vraag stellen, en die heeft Boeddha zich gesteld, dat is die vraag waarom er überhaupt dat verlangen vanuit dat beginsel is om zich te manifesteren. Dat is echt een Boeddhistische vraag.

– C.: Ik herinner me dat Eckhart dat beschrijft als: vreugde van God om zichzelf gemanifesteerd te zien.

– D.: En hoe heeft Boeddha daar een antwoord op geformuleerd?

– Maarten: Boeddha heeft gezegd eigenlijk – dat vertaal ik nou een beetje heel eenvoudig: zorg dat je niet iets tussen jouw wil tot manifestatie komt en dat wat zich manifesteert. Als je dat nou Christelijk zegt: ‘niet mijn wil, maar uw wil geschiede’. Dus breng in dat wat zich voltrekken moet niet nog een eigen motivatie.

– D.: Een eigen motivatie zou zijn, zelfs over de vraag nadenken waarom …

– Maarten: ja.

– C.: En dat is dus ook het alleen zijn, het is zonder de extra’s die het ik toevoegt aan de manifestatie.

– Maarten: Ja. En ook, C., natuurlijk die – want daar wordt voor ons het alleen zijn zo ontzettend pregnant – dat je dan dus ook niet meer de geborgenheid en de steun hebt van de relaties.

– C.: Die denk je meestal nodig te hebben.

– Maarten: Nou ja, je denkt het niet alleen, vaak heb je ze nodig. Maar dat komt omdat we zo zijn, hè.

– C.: De laatste tijd ervaar ik dat ik meer alleen ben als ik opgesloten ben in harde contouren, als het ware, dan wanneer ik daar minder last van heb, dan ben ik minder alleen.

– Maarten: Dat is inderdaad die merkwaardigheid, als je in die cocon zit, dan ben je ook alleen. Maar dan ben je niet slechts alleen, maar dan ben je ook afgesneden.

– C.: Ja precies, dat is het dus. Er zijn dus twee soorten ‘alleen’.

– E.: Wat u nu vertelt, is dus het begrijpen van, zeg maar, het totale en impliciete en expliciete orde. In feite gaat het om het gevoel.

– Maarten: Natuurlijk!

– E.: Probeert u nu via een zijdeur dat gevoel binnen te dragen, of zeg je…
Dat is mijn vraag. Want ik vrees dan dat we op een voor ons misschien heilloze weg bezig zijn, omdat we toch weer met hetzelfde gereedschap, waar we ons hele leven allemaal mee bezig zijn, dat proberen te bereiken.

– Maarten: Wat ik probeer is de weg van het ‘neti neti’, dat is oeroud, het ‘noch dit, noch dat’. Dat probeer ik, ik probeer alleen aan te geven: jong, dat niet … en dat niet … en dat niet … en dat niet… En wat wel is …

– E.: … dat weet je niet.

– Maarten: Maar dat is een hulp.

– E.: Ik heb dat boek ook gelezen, en dat is prachtig, maar je voelt er geen flikker van. Of je voelt het wel, maar… Ja, waarom voel je op een bepaald moment iets, dat weet je …

– Maarten: dat is ook die uitspraak van Dogen: sommige monniken worden verlicht en anderen niet. En dat is een keiharde uitspraak.

– E.: Ja, dan is het goed. Maar dan zit het gevaar ook in weer, omdat het toch van hetzelfde is…

– Maarten: Ja, maar dat blijft, dat blijft. Als wij van elkaar houden, zit dat gevaar er al in. Je kunt er niet omheen.
Dat is heel gek, Jacques, maar je kunt het de hele geschiedenis door zien, al die mensen die werkelijk doorgedrongen waren, die wisten heus wel dat je het kunt pakken. En ze hebben er aldoor over gepraat, jongen. Een hele Bijbel, een hele boeddhistische leer. Ook een hele Zen leer. En dat zijn dus wat boeken hoor… Die dus vanuit de ervaring geschreven zijn.
En als je dan zo iemand als Bankei neemt, die inderdaad zegt: ‘jongen, wat ben je aan het doen, aan het zitten? Onzin!’ Maar hij is toch zijn hele leven ermee bezig geweest, hij heeft honderden mensen er op zijn manier toe gebracht, al sprekende.
Dus die weg van het ‘neti neti’ is blijkbaar de enige mogelijkheid. Want wat doe je eigenlijk, je geeft aan van: ‘pas op…’, dat doe je eigenlijk. Dit is bewust.

– E.: Of je stuurt iemand ergens naartoe waar hij dan zelf ontdekt dat het dat ook niet is. Terwijl jij dat al weet.

– Maarten: Ja, tuurlijk. En trouwens, E., laten we nou even wel zijn, ik bedoel, je kunt dingen zeggen tot je een ons weegt. Maar eigenlijk zie ik voor mijn ogen, ik zie altijd weer gebeuren dat je toch lekker doet. En ik geloof inderdaad dat iedereen op een of andere manier, echt iedereen, zijn hoofd moet stoten. Het enige verschil is, sommige mensen hebben er honderdduizend keer voor nodig en anderen hebben het tien keer nodig. Dat is het enige verschil. Maar je moet gewoon kapot. Dat is duidelijk.
En nou zijn de methoden waarop, verschillend. Wat jij zegt, dat is van: laat maar gaan. Er zijn er zelfs die zeggen van: nog een beetje stimuleren…
‘k Zal altijd nog onthouden, dat was in Saanen een keer, dat er een echtpaar was dat hopeloos in de knoei zat, en dat Krishnamurti zei: “Zet hem op, sla elkaar het hoofd in!” – om zo te zeggen, hè…


naar boven