Jezelf ontdekken in de dialoog

Sterrelaan '88-'89 | 10 SEPTEMBER '88

Inleiding [download]

[Zoals we hier zitten mediteren we allemaal al een tijdje. En natuurlijk ga je daar na verloop van tijd iets van merken in je leven.]

De vraag is: hoe diepgaand zijn die gevolgen? Heb je zo af en toe het gevoel dat je onttrokken bent aan dat leven wat je zo goed kent, met alles wat dat inhoudt? En ontstaat dat onttrokken zijn op natuurlijk wijze, van binnenuit? Of is het een inspanning, is het opzet?

Oefenen doen we allemaal, maar daar zit duidelijk opzet achter. Wat we ‘meditatie’ noemen is maar een woord. Maar in momenten dat je voelt dat je er helemaal bent, kun je daar zo intens aanwezig zijn dat niets je meer stoort? Niet wat er om je heen gebeurt, maar ook niet een van die vele, vele herinneringen, gedachten of gevoelens die normaal door ons heen spelen? Je bent alleen daar, en alles wat daar gebeurt is van belang. Je bent in dat moment zelfs niet meer met een inhoud, je bent dus leeg. Er is niets dan wat op dat moment gebeurt, wat het ook mag zijn.
Want we komen er natuurlijk niet omheen: volledig aanwezig zijn betekent leeg zijn. Als je niet leeg bent, kun je niet aanwezig zijn. Dan ben je opgedeeld, opgenomen in al datgene wat in je leven al gebeurd is. En dat betekent dat er eigenlijk geen plek is voor dat wat zich nu voordoet.

Wat wij, ieder voor ons, in deze bijeenkomsten willen proberen is op het spoor te komen van dit basale feit, hoe dat werkt. Wat nodig is om volledig leeg aanwezig te zijn – ik kan dat ‘leeg’ eigenlijk weglaten, want dat is een voorwaarde – en wat dat aanwezig zijn in de weg staat.
En dat is heel acuut, dat is nu. We hebben allemaal al van alles gedaan vanochtend. Sommigen zijn van heel ver gekomen. Is dat nog aanwezig? We hebben elkaar weergezien na een hele tijd. Dat heeft allerlei gewekt. Is dat nog aanwezig? Of is dat heel vanzelf, heel natuurlijk, zonder opzet verdwenen, en zijn we nu in dit moment, waarvan nog niets bekend is, wat nog alle kanten uit kan.

Betekent dit nu dat we dus niets in ons gesprek te berde brengen van wat ons zo normaal beweegt? Nee, natuurlijk niet. Je kunt niet anders dan vanuit jezelf zoals je bent met elkaar in dialoog komen. Als je niet leeg bent, ben je niet leeg. Maar die dialoog dwingt je om jezelf te leren kennen. Of je nu spreekt of luistert, het dwingt je om je rekenschap te geven van wat er aldoor in je omgaat. Zodat we, hoop ik, met z’n allen op het spoor komen van onze eigen werkelijkheid.
Daar gelden natuurlijk helemaal geen vergelijkingen in, dat zou dwaas zijn, jouw werkelijkheid is jouw werkelijkheid. Hoe dieper je op je eigen werkelijkheid ingaat – en dat kan pas als je het hebt leren kennen – hoe meer kans er is dat die macht van de gewoonte, van alles wat je bent, doorbroken wordt. Dat is het enige wat kan gebeuren.
Want je bent natuurlijk één groot stuk gewoonte: de manier waarop je eet, de manier waarop je drinkt, de manier waarop je kijkt, de manier waarop je je huis ingericht hebt, de manier waarop je in je auto zit of op je fiets zit, waarop je loopt – dat heeft jou gevormd. Buiten al die honderdduizenden problemen die er ook nog zijn. In hoeverre kun je daar bewust contact mee krijgen, zodat je steeds dichter komt op die mens die je bent.

Dat kan onder andere in de dialoog.
Ik hoop dus dat het een dialoog is, dat het niet zo gaat worden zoals het normaal is in de groepen, dat er vragen komen en dat ik daar probeer antwoord op te geven. Maar dat we ons aan onszelf onthullen doordat we met elkaar overleggen. Dat is één kant.
En de andere kant is dat we met elkaar ‘zitten’. Dat is ook een dialoog, maar een veel kosmischer, minder menselijk dus. Als we zitten en de grote krachten gaan door ons heen, dan stimuleert dat in de ander hetzelfde. Dat is ook een dialoog, dat is ook een uitwisseling. Maar die is haast onpersoonlijk.
Je hebt ze beide nodig. Het is een fictie om te denken dat je het alleen maar met zitten of alleen maar met op elkaar ingaan kunt. Je hebt beide nodig, wil je althans in een mensenleven tot leegte raken.

Wat ik hier zeg is dus een heel stoutmoedige constatering. Want ik heb hiermee echt een brug geslagen tussen verschillende kampen: tussen de voorstanders van alleen maar ‘zitten’, en mensen die zeggen: ja maar je moet ook bewust worden, het kan niet alleen van de kosmos komen.
Die kampen zijn heel, heel oud. Er zijn maar heel enkelen geweest in de loop van die lange, lange geschiedenis van de meditatie die gezien hebben dat ze allebei nodig zijn. Eén van die mensen is Bankei geweest. Hij heeft heel duidelijk verband gezien tussen die twee dingen: je hebt het in je leven nodig om het te ervaren, maar ook om er uiting aan te geven. Want in de uiting wordt pas bevestigd wat werkelijk in je is.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Het uiting geven aan wat je zo ervaart, dat hoeft toch niet in een gesprek? Er is ook al een dialoog als mensen onbewust met elkaar aanwezig zijn, je hoeft niet eens wat te zeggen.

– Maarten: Ja, dat is ook al een dialoog. Maar dat is geen uiting, dat gebeurt.

– A.: Maar wat ik me afvraag is of je in een dialoog niet teveel de neiging krijgt om van de ervaring af te raken. Ik had het idee dat je zuiverder kunt zijn in die dingen die je zonder woorden doet: de manier waarop je loopt, zit, net wat je noemde. En bij denken – bij dialoog moet je natuurlijk denken – komt er zoveel los, stokpaardjes, dingen die je gelezen hebt, die je er ook in wilt brengen…

– B.: Jij zegt: als je gaat praten dan kom je met je stokpaardjes. Maar jouw stokpaardje is om er niet over te praten.

[gelach]

– A.: Ik heb ook intensieve gesprekken gehad, waarvan ik achteraf het gevoel dat het binnen dat kleine ik-wereldje bleef. Punten scoren in discussies, enzovoorts.

– C.: Maar er zijn ook andere gesprekken.

– A.: Ja, dat weet ik wel. Toch heeft het mijn wantrouwen gevoed.

– B.: Maar in een dialoog gaat het er ook niet om wie gelijk heeft. En dat heb ik met jou vaak, het één is waar en het ander is niet waar. En jij hebt gelijk. Terwijl het uitwisselen van wat je zelf ervaren hebt, wat je bezig houdt, dat is helemaal geen kwestie van gelijk hebben…

– Maarten: Wat nou interessant is, is dat we in wat er nu gebeurt al bezig zijn om te ontdekken, ieder voor zich. We ontdekken dat er een heleboel maniertjes in ons zitten. Voor de één ligt het op dit terrein en voor de ander ligt het op dat terrein. Kijk maar eens naar een theeceremonie waar niet iedereen verlicht is, dan zie je dat er een heleboel opzettelijks zit, iets wat niet spontaan, van binnenuit gebeurt. Dat is eigenlijk precies hetzelfde. En zoals we zijn, zitten we er boordevol mee.
Dus hoe kunnen we dat ontdekken op een manier – en nu komen we bij dat kleine stukje dialoog tussen jou en B. – zonder ons aangevallen te voelen en in onze waarde aangetast. Je zult merken dat dat heel belangrijk is, dat je iets hoort van iemand en daar niet het gevoel van hebt: ja maar, nou word ik minder… Maar gewoon hoort wat er gezegd wordt.
Dat is een kanjer van een obstakel, hoor! En hoe langer je met elkaar leeft, hoe groter dat obstakel kan worden. Het kan natuurlijk ook opgelost worden. Maar dan moet je goed beseffen dat wat gezegd wordt niet tegen je gericht is. Want dat is hoe we dat altijd voelen, het allereerste wat je je afvraagt is: voldoe ik wel?

– A.: Ook als je praat probeer je jezelf door te zetten.

– Maarten: Te bevestigen, ja. Meestal wel. En dat betekent – het is fantastisch dat we daar op de eerste bijeenkomst al op stuiten – dat er niks kan gebeuren. Niet echt. Want als jij jezelf bevestigt en ik bevestig mezelf, dan raakt het niet.

– D.: Als iets onplezierig voelt, en je het hardop zegt, dan klinkt dat mee.

– Maarten: Ja, dat is de kant waar ik op doelde, A., dat je door het te uiten ook geconfronteerd wordt met hoe jij er op dat moment in staat. Als je tenminste jezelf kunt horen, en niet zo opgaat in wat je zeggen wilt dat je eigenlijk alleen maar dat zegt en verder afwezig bent, ook al klinkt dat een beetje absurd.

– E.: Als je praat, luistert en je tegelijkertijd bewust bent hoe je die dingen doet, dan ben je aan het oefenen. Dan ben je namelijk twee dingen tegelijk aan het doen: praten en jezelf observeren hoe je dat doet. Maar ik denk dat als je niet meer hoeft te oefenen, je alleen maar praat of luistert zoals je bent.
Ik vind de moeilijkheid dat je door die verwarrende fase heen moet, dat je dingen moet doen en tegelijkertijd moet oefenen.

– Maarten: Het conflict bestaat eruit dat je iets wilt gaan doen en dat je tegelijkertijd iets anders doet, en niet allebei volledig kunt doen. En nou zitten we nog aldoor op het punt: hoe komt dat?

– E.: Ik betwijfel of dat zo is. Je kunt namelijk maar één ding gelijk doen. Je kunt niks ‘tegelijk doen’. Als je ergens in een straat loopt, dan zou het dus niet mogelijk zijn dat je een vogel hoort…

– Maarten: Precies, ja.

– E.: Ik denk dat als je daar geen voorkeur aan geeft en het ook niet veroordeelt,  er niks aan de hand is.
Als ik die momenten heb dat ik mezelf niet als een continu iets ervaar, maar als een proces, dan heb ik geen enkele sores meer wat gisteren was en wat morgen… En dus hoeft er niks te veranderen, want er was niks. Maar dat hoeft niet te lukken, dat overkomt je soms.

– Maarten: Ja.

– E.: Ik heb ook geen voorstelling van hoe het moet worden, want daar hebben ze me lang genoeg mee opgezadeld. En ikzelf incluis. Want ik dacht, ja, ik zie wel. Maar de crux is voor mij als ik mezelf als iets continus ervaar. Wat dan weliswaar kan veranderen, maar als dat er niet meer is dan overkomt je voortdurend wat.

– Maarten: Je hebt een ontzettende grote stap genomen, hoor, op dit moment. We moeten daar wel een beetje bij blijven staan.

– E.: Als je zegt van ‘ik moet veranderen’, dan zit het probleem in ‘ik’.

– Maarten: Ja natuurlijk. Dat is het, ja. En jij gebruikt het woord ‘continu’, hè. Wat jij nu aanduidt heeft heel direct te maken met kunnen sterven.
[stilte]
Wat jij nu aanduidt heeft te maken met de doodstrijd die er voor de meeste mensen is. Los van de vraag of het einde pijnlijk is. Pijn is natuurlijk een heel slechte metgezel. Maar als het dat niet is, kun je het laten gaan?

– E.: Ik vind het heel vreemd, veel dingen laat je allemaal gebeuren en andere dingen niet; dat gaat lekker, daar denk je niet bij na, daar zit je niet met je hoofd in. En andere dingen wel.

– Maarten: Ja. Ik denk dat we alle negen keer dat we samen komen, telkens op deze punten moeten terugkomen. Want dat is waar het eigenlijk om draait. Dat je merkt dat je het gevoel hebt – E. duidt het aan als je zin voor continuïteit – dat een bepaald bestand in jezelf telkens weer doorgezet moet worden. Om wat voor reden ook: omdat je het goed vindt, omdat je het edel vindt, omdat je het nodig vindt, noem maar op. Maar op het moment dat je iets door wilt zetten, wat dan ook, kun je niet meer waarnemen. Ik heb dat boek van me niet voor niets ‘De weg van niet-dwang’ genoemd.[1]
En wat echt opmerkelijk is, is dat wij ook geleerd hebben dat er van concentratie sprake is als je een punt, of een zaak, of een beeld, zo dwingend in je aandacht houden, dat daarbuiten niets bestaat. Dat is de oudste omschrijving van concentratie, die al kunt vinden in de Yoga Sutra’s van Patanjali. En dat is het net niet.


[1] Maarten Houtman: Tao-Zen, de weg van niet-dwang, Ankh Hermes, 1988.
Het boek is integraal te lezen als e-Book

naar boven