Het grote wachten

Weekend oktober 2004 | Zondagmiddag 
Inleiding [download]

We hebben vanochtend lang bij het begrip ‘discipline’ stilgestaan, misschien zelfs een beetje te lang. Maar door de opmerking van N., en naderhand van J., zijn we verder gaan kijken.
We zijn waarschijnlijk tot het voorzichtige vermoeden gekomen dat het er uiteindelijk om gaat dat we in volkomen vertrouwen onszelf geven aan het grote leven, dat nooit ophoudt te bestaan. Dat ons draagt, ook al beseffen we het niet. En dat ons elke keer als we op aarde komen herinnert aan het grote moment dat we bewust opgenomen zijn in het geheel. Een geheel wat ondenkbaar ver gaat, complex is, en dat ons wonderlijk genoeg – daar vertelt de bijbel van – eerst uitgestuurd heeft in de wereld van de tijd om ons bewust te maken wat de tijd is, om daarna ons opnieuw te ontvangen.

Dat is in een notendop wat in een mensenleven kan gebeuren. En waar de mens zichzelf terugvindt als een eeuwig wezen dat door de tijd gaat, daar zijn avonturen heeft, soms heel, héél lang in een avontuur blijft steken, maar uiteindelijk terugkeert. En soms is je leven zo dat alle dingen die je tot nu toe hebt kunnen onderzoeken, een halt toe wordt geroepen, omdat je lichaam zijn eindtijd bereikt heeft. En dan blijft dus uitsluitend die laatste overgave over.
Dan is het goed om in de tijd dat het nog niet nodig was, dat je nog alle kanten uit kon, je je hierin verdiept hebt, soms geholpen door de wetenschap, soms geholpen door een geloof, soms geholpen door een meditatiesysteem.

Maar altijd weer komt de uitdaging van het leven, die komt niet via een meester of een leraar, maar via het leven zelf. En ik denk dat veel van ons eigenlijk dat niet beseffen, niet beseffen dat je niets kunt doen zonder dat het leven je oproept. En als het lijkt alsof het leven je niet oproept, dan is dat de luwte waarin je de tijd krijgt om in te gaan op de totale toestand van de mens.

Dat brengt allemaal mee dat het leven aan de ene kant ongelooflijk ernstig is, niet met zich laat spotten, en aan de andere kant een zonovergoten dag is waarin je het gevoel hebt dat er niets mis kan gaan. En dat laatste is heel belangrijk, dat er niets mis kan gaan. Alleen, het neemt tijd om dat te beseffen. En dat maakt dat we allemaal geneigd zijn, zonder uitzondering, om toch op eigen gezag iets te doen. En dat is ook goed, dat is prima, dat geeft je de gelegenheid om te ontdekken dat dat niet kan.
Heel in het groot zien we dat, in Afghanistan, in Irak, en op zoveel andere plaatsen waar dat vergeten is. Het gaat onder allerlei namen, er zijn allerlei theorieën over, maar het is allemaal mensenwerk. Dat wil zeggen, het is de mens die even los is – ik benadruk ‘even’, ook al kan dat een mensenleven zijn – van zijn eigenlijke thuis.

Het is, denk ik, simpel om daar bij stil te staan. ‘Bij stilstaan’ betekent: er niet over denken – zoals ik aan het eind van de ochtend zei, dat je de moed moet hebben om alles wat je geraakt heeft, wat je pijn doet, en soms wat je gelukkig maakt, te laten samensmelten in het grote wachten.
Ook dat vind je terug in alle mystieke geschriften. Zowel de christelijke, als de islamitische, als de hindoeïstische, ieder met zijn eigen uitleg: dat het grote wachten niet omzeilt kan worden. Wachten zonder erover te denken is een van de grootste opgaven in het leven. Het mooie ervan is, dat als je daarvan een vermoeden hebt (ik ben heel voorzichtig), alleen al dat vermoeden dat in jezelf is opgekomen – ook al vind je de sporen daarvan overal terug, maar het is in jezelf opgekomen – jezelf bevrijdt. Het bevrijdt je van de jacht. Want bijna alles in het leven, zoals het zich op het ogenblik aan ons ontrolt, is een jacht.

Dat je gaat beseffen dat die jacht een jagen is in een veel te beperkt gebied, dat geen eerbied heeft voor het geheel. En natuurlijk, zonder uitzondering, behoren we tot dat geheel, we zijn ervan. Alleen, we moeten het voor onszelf nog ontwarren. En daarbij kunnen we elkaar helpen, dat is iets heel moois, door telkens even te laten weten aan elkaar dat het daarom gaat. Want ook hier: dat is geen oefening, dit gaat veel dieper, dit is een telkens herhaalde oproep in jezelf versterken. Het is niet een oproep voor je buurman, het is een oproep voor jou.

En naarmate je je eigen wereldse waarde leert zien in verhouding, wordt die oproep sterker. Daar kun je eigenlijk niet met elkaar over praten, dat is iets wat zich in je voltrekt. En in dat voltrekken word je weer die je eigenlijk altijd bent geweest, een onlosmakelijk deeltje – het woord ‘deeltje’ is niet goed: behoor je tot dat geheel, waarvan je een vermoeden hebt, waarvoor je leeft en waar je jezelf in terugvindt.

Dat we nu deze sessie hier uit zijn gekomen, is een groot iets. Ongetwijfeld heeft het invloed op ons allemaal, doordat we onze aandacht er aan gegeven hebben. Daar ben ik jullie allemaal heel dankbaar voor. Dat is iets wat heel direct uit het innerlijke hart is gekomen en dat is altijd iets heel erg groots.

Dat is wat ik deze keer te zeggen heb.


naar boven

<< Terug | Einde