Leed is een signaal

De geluidskwaliteit van deze toespraak was helaas onder de maat.

Waar we gisteren zijn blijven steken is die merkwaardigheid dat we, én in ons eigen leven én in het leven van de mensen om ons heen, in allerlei gradaties leed zien. Telkens weer vraag je je af: waarom is dat eigenlijk?

Als je geleidelijk aan gaat vermoeden dat dat leed een bewustwordingsproces is, dan doet zich toch die merkwaardige vraag voor dat leed vaak tot bitterheid en beschuldiging leidt, en niet tot begrip van wat eigenlijk gezegd wil zijn: dat leed inhoudt dat je je bewust wordt van je eigen toestand.

En wat is die toestand? Die toestand is dat je gespannen bent – en het kan een geweldige spanning zijn – tussen de eeuwigheid en de tijdelijkheid, tussen de voorlopigheid van dit leven en dat andere wat steeds aanwezig is, maar wat we niet opmerken doordat we zo verdronken zijn in wat er aldoor gebeurt, met onszelf en met de wereld.

Als je bijvoorbeeld naar Bosnië kijkt, al dat leed wat daar gebeurd is – en waarschijnlijk nog gebeuren gaat – leidt maar bij heel enkele mensen tot het besef dat ze het zelf veroorzaken. Wat meestal gebeurt is dat je gekwetst wordt, dat je soms bijna vernietigd wordt, en dat je dat wil wreken – ik gebruik dat woord ‘wreken’ heel voorzichtig, maar daar komt het tot op neer.

Dat hangt samen – daarom heb ik het erover – met het gevoel dat dit leven, wat voor ons gevoel eindigt bij de dood, het enige is. Als je daarin gekwetst wordt dan moet dat rechtgezet worden, dan moet verhaald worden op een of andere manier. Dat is de grote moeilijkheid.
Als je niet loskomt van dit ene leven wat je leeft, dan komen al die gevoelens van schuld en rechtvaardiging onherroepelijk naar boven toe.

Dus de eigenlijke vraag is: kun je zonder dit leven te veroordelen, zonder te zeggen: ‘dit is maar iets voorlopigs’, midden in het leven staande er los van zijn?
Die vraag kan ieder alleen maar voor zichzelf beantwoorden. Daar kun je niet het antwoord voor geven, zeggen: dat moet zus en zo. Dat is onzin. Je vindt je eigen antwoord. Dat is niet een antwoord op alle dingen die je op kunt sommen, het is een veel dieper iets.
Het is het besef dat je tegelijkertijd deze mens bent, in deze situatie, met dit verleden, met deze mogelijkheden. En tegelijkertijd ben je die hele oude mens, die al duizenden jaren leeft, en die z’n reis voortzet – daar kun je niets aan doen, die reis gaat door.

Eigenlijk is het een wennen aan het besef dat dat zo is, dat je nooit verlaten bent. Dat is voor een heleboel mensen een groot iets: de schok dat je nooit verlaten bent – wél in de mensenwereld, daar kun je ongelofelijk verlaten zijn, daar kun je het gevoel hebben dat niemand ook maar een spat om je geeft. Maar in wezen ben je nooit verlaten.

Je kunt gaan ontdekken dat het begint met te gaan zien, in je eigen ervaring, in je eigen leven, dat er niets is zonder zin: in dat hele leven is niets zonder zin. We hebben daar allerlei woorden voor gevonden, maar het gaat uiteindelijk om je eigen ervaring.
Kun je die eigen ervaring wijder maken, geleidelijk aan uitbreiden over alles wat je tegenkomt. Zodat je er aan de ene kant vriendelijker en losser tegenover staat, en aan de andere kant er heel dicht bij bent. Dan ga je opmerken – dat is misschien wel een van de belangrijkste dingen in je leven – dat objectiviteit niet bestaat, echt niet bestaat, alles is subjectief. Daarom kun je leed ook niet vergelijken, je kunt niet zeggen: dat is leed … dat is geen leed.

Uit mijn eigen ervaring: ik heb in een kamp gezeten met negenduizend man, en ik gemerkt dat al die mensen – op één na – dat als een onrecht hebben ervaren. Terwijl ik heb ervaren dat het een geweldige kans is om dat door te maken.
Dat is een hele verschuiving in je wereldbeeld, als je gaat beseffen dat leed subjectief is. En dat het tot je komt, in de mate waarin jij gegroeid bent, in de mate waarin jij dat hebt kunnen uitweiden, in de mate waarin jij het hebt kunnen laten gebeuren. Daarom zijn mensen die heel veel leed tegen komen, in zichzelf of om zich heen, op weg. Op weg om te gaan beseffen waar ze voor staan.

Wat we meestal zien gebeuren is dat we niet in contact willen zijn met het leven. Het is de herinnering van die eindeloze uiteenzetting – het is geen strijd, het is een uiteenzetting – van je wezen (wat dus niet je ‘ik’ is) met het zijn in de wereld. Het is een hele stap als je dat op je neemt, als je zegt: oh ja, dat is het dus.
Dus dat leed, wat ik als ‘leed’ aanmerk, is dus de boodschapper van wat ik nog niet vernomen heb. Wat we meestal doen is die boodschapper wegsturen.
Dan moet ik aan al die verhalen denken, die ook in de bijbel staan, dat de boodschapper van de slechte tijding gedood werd. Dat is wat we doen. We zijn nog niet eens aan de boodschap toe – en we zenden hem al weg.
En we zien het gepersonifieerd in dat of dat land of volk, in een persoon. Dat is de uitvoerder van de boodschap; en als je die weggestuurd hebt, staat de uitdaging nog net zo voor je. Elke boodschapper die je wegstuurt keert tot je terug. Niet als straf – er is eigenlijk geen straf. Ook niet als gerechtigheid. Maar omdat wij als mensen door die boodschap, die leed heel vaak is, kunnen gaan merken dat we die kwetsbare, tijdelijke, bezige mens zijn aan de ene kant, en tegelijkertijd dat totaal andere zijn.

Nu denken veel mensen, dat als je beseft dat je én die mens bent in tijd en ruimte, met en lot en met een bestemming, én dat je iets totaal anders bent, dat je dan niet meer zult lijden.
Dat is een misvatting, dan juist heb je oog voor het vele, vele leed. Alleen, je gaat er niet onder gebukt. Je beseft dat dat onvermijdelijk is, in jouw leven, maar ook in een groter verband. Al kun je nooit begrijpen waarom het zo is als wij dagelijks om ons heen zien. Daarvoor zijn we te beperkt. Maar het is al een heel ding als je ziet dat leed niet een kwestie is van rechtvaardigheid. Die hele samenleving van de mens is zo ongelofelijk complex, dat je misschien alleen nog maar de belangrijkste structuren daaruit kunt begrijpen. Maar je kunt, zeker van een ander volk, nauwelijks vermoeden hoe dat in elkaar zit.

Het hangt er ook vanaf welke zin we aan het leed geven. We hebben geleerd om het zo en zo te zien, terwijl het misschien heel anders is. Hoe het dan wel is moet we ieder van ons zelf uitvinden. Het moeilijkste is om het geduld daarvoor te hebben, het geduld te hebben met wat zich aldoor voordoet, zowel in onszelf als in andere mensen. Het is moeilijk om te blijven luisteren naar wat aldoor weer gebeurt.
Er zijn in het leven van ieder mens natuurlijk van die momenten dat je het gevoel hebt: het mag. Je kunt heel erg verdriet hebben, en toch kan dan plotseling in je dagen dat het mag. Dan denken vele mensen dat dat een blijvende toestand is. Dat is niet zo, het is een heel kort moment dat je beseft dat het mag, van ganser harte. En dan is het weer weg, dan ben je weer die gewone mens die je van jezelf zo goed kent, met z’n stemmingen, met z’n verdriet, met z’n blijdschap, met z’n veroveringen, met z’n teleurstellingen.

Als je je dan afvraagt hoe dat allemaal komt, vanuit dat moment dat alles mag, dan krijg je te maken met dat taaie bestel in jezelf, dat ook in de loop van duizenden jaren gegroeid is, wat samenhangt met zelfbehoud, zelfhandhaving, rechten, onrecht. Dat kun je niet wegschuiven, dat is er iedere dag. Je kunt er alleen losser van komen te staan door er aandacht aan te geven.
Dat is een heel subtiel, langdurig proces. Hoe meer je losraakt, hoe voorzichtiger je wordt. Je weet nooit of een ander niet net op het punt staat om dat te gaan beseffen, dus dat je hem daar niet in stoort en een zogenaamde ‘waarheid’ geeft. Waarheid is alleen maar in jezelf, die bestaat niet objectief buiten je. Je beseft dan ook wat voor ongelofelijk grote omwenteling het vraagt, om een beetje losser te komen van die mens die je geworden bent. Want bijna alles wat je doet doe je vanuit die mens die je geworden bent, dat doe je niet vanuit je wezen.

Kun je in het leven een klein beetje voorrang geven aan die studie en dat onderzoek? Je kunt er geen cursus voor lopen, want niemand weet precies hoe jij bent, hoe je in elkaar zit, wat je verleden is. Dat weet je alleen zelf, en je kunt het alleen zelf onderzoeken en er zelf bij stilstaan. Al de keren dat je denkt: ‘zo is het,’ tegelijk weten dat dat nog maar het begin is, het begin van een heel groot boek, waar je telkens iets in leest – dat ben je zelf! – zodat het iets helderder wordt, en je losser komt te staan van alles wat je beleeft.
Daardoor ga je veel intenser beleven wat er te beleven valt. Dat je vooral het gevoel hebt – ik denk dat heel veel mensen daar tegenwoordig mee zitten – dat je aldoor weer een kans krijgt. Als je tenminste niet in een te kort perspectief kijkt, als je niet denkt dat die nieuwe kans nog in dit leven moet liggen.
Misschien ligt hij daar niet in, ligt hij in een volgende mogelijkheid. Zodat je bevrijd wordt van dat gevoel dat het nooit meer in orde kan komen: het is opgenomen in zo’n geweldig gebeuren, dat je altijd weer de kans krijgt om je er mee uiteen te zetten. En als je je helemaal uiteengezet hebt met iets wat je leven beheerst heeft, dan doet zich onmiddellijk het volgende voor, een nieuwe uiteenzetting.
Dat is fantastisch, dat je altijd weer verder kunt gaan, dat er nooit een einde is. Het enige wat gebeurt is dat de wereld in jouw besef steeds groter wordt, steeds onbegrijpelijker. En toch, terwijl hij steeds onbegrijpelijker wordt, heb je steeds meer het gevoel dat je er bij hoort, dat je in dat hele geweldige proces bent opgenomen, waarin je je plaats nog nauwelijks kent; en dat je daarin van dienst kunt zijn – juist onopzettelijk. Alleen, je moet heel veel geduld hebben. Want van alles wat je probeert, is onbekend wanneer het z’n beslag krijgt. Dat is voor ons allemaal heel moeilijk. Maar niets gaat verloren. Soms zien we het niet bij ons leven, soms wel – dat is natuurlijk heerlijk. Maar alles wat je wezenlijk in gang zet, gaat door, omdat het van het leven is, en het leven gaat altijd door.
Het is een dubbel gevoel: aan de ene kant het gevoel dat je het helemaal niet begrijpen kunt, aan de andere kant dat je er deel aan hebt. En dat laatste gevoel is geweldig: dat je er deel aan hebt, waar je ook zit, en in welke situatie je ook bent. Als zodanig hoor je bij alles en iedereen. Ik vind het heel moeilijk om dat een beetje te kunnen omschrijven: aan de ene kant het gevoel dat het je volstrekt ontgaat – aan de andere kant, dat je ertoe behoort.


naar boven