Het rijgen van de laars

Maarssen december 2004 | Zondagmiddag 
Inleiding [download]

Ik moet aan wat ik vanochtend gezegd heb nog iets toevoegen. En dat is iets zuiver boeddhistisch, namelijk dat je een vraag die je onmogelijk kunt beantwoorden, echt moet laten rusten.
Dat is al een hele kunst. Als je iets hebt waar je echt aldoor tegenaan loopt en het gevoel hebt: hoe kan dat nou, zoveel ellende in de wereld en ik zit prachtig hier, ik kan overwegen mee te doen of niet mee te doen… Eén van de grootste vragen waar we voor staan. Bij het grote leed vallen al mijn problemen in het niet. Toch kan ik er niet bij, ik ben nog niet klaar om daar naartoe te gaan bijvoorbeeld en te proberen het leed een beetje te lenigen.

Als die vraag echt heel groot is in je, dan moet je nog leren hem te laten rusten. Dat is eigenlijk hetzelfde als met voedsel: de portie die voor je staat is zo groot dat je eerst je maag in staat moet stellen om dat te kunnen verteren. Want, dat is ook mijn eigen ervaring: als je het kúnt laten rusten en er niet meer over te denken, er niet meer aan te puzzelen, gewoon te zeggen: hij is er – dan doet zich op een of ander merkwaardig moment iets voor waardoor je opeens ziet: oh, dat kan ik doen, heel direct, onmiddellijk, ik hoef niet meer langer te wachten…

Dat lijkt allemaal een beetje hocus pocus, maar dat is het niet. Het is geen hocus pocus, het is een wetmatigheid dat je jezelf in staat moet stellen om direct iets te kunnen doen. Want wat betekent dat eigenlijk? Dat betekent dat, omdat je in staat bent om het te laten rusten, je bewustzijn de tijd krijgt om te veranderen. Dat betekent het eigenlijk. En de gelegenheid die je dan krijgt is volkomen onverwacht, dat heb je niet kunnen bedenken.

Wat betekent dat allemaal. Dat betekent dat er eigenlijk een netwerk is van ons allemaal, maar dat wij, doordat we gewoonlijk instinctief aan de gang gaan, ook al gebruiken we heel verfijnde therapieën, niet aangesloten zijn. Dat we er nog net buiten vallen. En dat in die tijd dat we het laten rusten – dat kan heel lang zijn, dat kan heel kort zijn, dat weet je niet – aangesloten raakt. Wat we in wezen natuurlijk altijd allemaal zijn, alleen ons ontvangstapparaat is onvoldoende. Daar komt het eigenlijk op neer.

Maar je kunt natuurlijk er wel wat aan doen om, terwijl je wacht, die tussentijd te verkorten. Dat is aandacht te geven aan zoveel mogelijk in je leven, wat het ook mag zijn. En daarbij de categorieën die je gemaakt hebt – en dat hebben we allemaal – met een korreltje zout te nemen. En misschien iets wat je eigenlijk heel onbelangrijk vindt, heel aandachtig te doen. Want het is in de eenvoudige situaties dat het aandacht geven het sterkste werkt.
Dat is ook alweer zoiets vreemds eigenlijk, om dat te moeten constateren…

Er valt me een heel mooie legende binnen van de Baal Shem Tov, die Martin Buber in zijn boeken heeft verteld.
Baal Shem Tov was een heel beroemde chassidische meester, hij had heel veel leerlingen. Er was een leerling uit een heel ver dorp, die naar de meester was gekomen om zijn leerling te worden en toegelaten te worden tot de sjoel. En die student in spe komt bij de meester en vroeg: “Meester, mag ik bij u in de sjoel komen.”
De meester was op dat moment zijn laarzen aan het rijgen. En hij luisterde naar die student, maar ging heel rustig door met zijn laarzen aan te trekken.
Toen dacht die student: hij heeft me vast niet gehoord, het is al een oude man. Dus hij herhaalde zijn vraag: “Meester, mag ik bij u in de sjoel komen.”
Toen keek de meester op en zei: “Ik geloof dat je er nog niet gereed voor bent, want de eerste les was het rijgen van mijn laarzen, en daar ben je aan voorbij gegaan. Dus ga maar naar huis toe en kom over een jaar maar terug.”

Dat klinkt heel wreed, maar het is de werkelijkheid, dat álles belangrijk is en dat je alleen kunt leren door alles belangrijk te vinden.
Als je dat doet, dan merk je dat je dat niet kunt, dat je alleen maar bepaalde dingen aandacht geeft. Maar dat is iets wat je dan echt zelf leert, daar heb je niet Baal Shem Tov voor nodig, dat leer je wel zelf. Dat de dingen die je belangrijk vindt, heel belangrijk zijn, maar ze zijn niet de enige. Meestal vind je belangrijk wat ingewikkeld is, zoals ‘hoe red ik de wereld’. Maar veel dichter bij huis zijn een aantal dingen die je nog niet gezien hebt. En als je daar begint, en een heel grote vraag over het leed van de wereld en wat je daar aan kunt doen kunt laten rusten, ga je merken dat je van die eenvoudige dingen zóveel leert dat langzamerhand die vraag opgelost gaan worden. Dat gebeurt doordat je, zoals ik al zei, plotseling de gelegenheid krijgt om iets te doen wat voor jouw gevoel een onmiddellijk – want daar gaat het om – antwoord is op het grote leed.
Wat blijft is natuurlijk een buitengewoon gekke toestand, dat wij hier in Nederland kunnen kiezen om mee te doen of niet. Terwijl anderen maar één ding kunnen doen, namelijk zorgen dat ze in leven blijven. En heel vaak worden daarbij de instincten aangesproken, zoiets van of jij of ik.

Maar dat is ook een van die vragen die je nooit opgelost krijgt. Het is eigenlijk – en nu spreek ik voor mezelf – heel gek dat ik rustig kan leven hier, met jullie van gedachten kan wisselen, en dat er zo ontzettend veel gruwelijk leed is. Dat dat mogelijk is!

Dus je merkt van dag tot dag hoe beperkt je bent. En het is nódig dat je merkt hoe beperkt je bent. Dat maakt je minder ongeduldig. Dat maakt dat je trouw kunt blijven aan het verlangen om iets direct te doen aan wat je terecht opmerkt als leed. Heel vaak is dat honger, zoals op het ogenblik in Afrika, de aids waaraan duizenden mensen sterven, net die groep die de productiviteit kan hebben om de zaak te verbeteren.
Dat maakt dan dat een heleboel mensen denken: Onze-Lieve-Heer bestaat niet, het is een heel domme, wrede instantie. Maar ik denk dat het niet zo is, dat is ons beeld van alles. Dat moet je, in je hele leven wat je hebt, nog van aangezicht tot aangezicht leren kennen. En dan heb je wel in de hand, door die grote vraag niet los te laten, en tegelijkertijd te ontdekken dat in je onmiddellijke omgeving een heleboel te doen valt.

Meer heb ik niet te zeggen voor ditmaal.


naar boven